Het Antipersoonsmijnenverdrag: aandacht voor de slachtoffers

Het Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan (ook wel het Ottawa Verdrag genoemd) viert dit jaar zijn twintigste verjaardag sinds de inwerkingtreding. In 1995 was België het eerste land met een nationale wetgeving omtrent een verbod op antipersoonsmijnen. Twee jaar later werd het Antipersoonsmijnenverdrag aangenomen.

Tussen 25 en 29 november 2019 vond de vierde Herzieningsconferentie plaats waarbij de richting wordt bepaald voor de verdere implementatie van het Verdrag in de volgende 5 jaar. In het kader hiervan staan we nog eens stil bij de gevolgen die antipersoonsmijnen vandaag de dag nog steeds hebben voor de lokale bevolking.

Het verdrag heeft als doel antwoord te bieden op de humanitaire problemen die voortvloeien uit het gebruik van antipersoonsmijnen. De mijnen zijn ertoe bestemd een of meer personen buiten gevecht te stellen, letsel toe te brengen of te doden. Doordat deze mijnen exploderen door de loutere nabijheid van of het contact met een persoon schenden deze wapens het verbod op willekeurige aanvallen en het verbod op het veroorzaken van onnodig leed. Dit zijn twee fundamentele beginselen van het internationaal humanitair recht (IHR). Cijfers tonen aan dat het verdrag een redelijk succes is: het aantal nieuwe slachtoffers van antipersoonsmijnen is aanzienlijk gedaald en daarnaast werden meer dan 50 miljoen mijnen vernietigd. Ondertussen is ook meer dan 80% van de staten lid van het verdrag. Toch blijven er, ondanks deze indrukwekkende cijfers, nog enkele uitdagingen.

Gevolgen op lange termijn

Burgers zijn de voornaamste slachtoffers van antipersoonsmijnen. In de eerste plaats maken antipersoonsmijnen slachtoffers nog lang na het einde van een conflict. De “ideale soldaten”, zoals ze genoemd worden, blijven liggen en wachten. Ze wachten op een kudde schapen die langskomt, een kind dat in het veld speelt of op weg is naar school, iemand die zijn veld wil bewerken of die terug naar huis loopt. Hun leven verandert op het moment dat ze op een antipersoonsmijn stappen en deze gebeurtenis heeft nadien levenslange gevolgen voor de slachtoffers en hun familie.

Daarnaast vormen antipersoonsmijnen niet enkel een gevaar voor de fysieke integriteit van de burgers, ze verhinderen ook vaak de socio-economische ontwikkeling van samenlevingen doordat ze de toegang tot grasland, akkerland en watervoorzieningen blokkeren. Hierdoor worden burgers belemmerd in het bewerken van hun land, waardoor ze geen inkomsten kunnen verwerven voor zichzelf en hun gezin. De met mijnen bezaaide gebieden verhinderen op die manier de industriële ontwikkeling en de implementatie van sociale ontwikkelingsprojecten.

Mijnruiming

Onder het Ottawa-verdrag zijn partijen verplicht om mijngebieden op hun grondgebied te ontruimen. Hiervoor kregen ze tot 10 jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag, met een mogelijkheid tot 10 jaar-verlenging. Op dit moment kampen nog 32 staten met het vervullen van deze verplichting[1].  

Zo worstelt onder meer Jemen met het vrijmaken van mijngebieden. Een van de redenen hiervoor is dat Jemen al jaren af te rekenen heeft met conflicten waardoor het aantal antipersoonsmijnen op het grondgebied toeneemt in plaats van afneemt.

Andere factoren kunnen de vooruitgang van het vrijmaken van mijnenvelden verhinderen. Landen die om verlenging van de ontruimingstermijn vragen halen hiervoor verschillende redenen aan, zoals financiering, technologie, soevereiniteitsdisputen, het ontdekken van nieuwe mijnenvelden en humanitaire prioriteiten. Dit zorgt ervoor dat de staten hun oorspronkelijke deadline niet kunnen halen.

Artikel 6 van het verdrag verplicht alle lidstaten samen te werken en elkaar bij te staan zodat alle verplichtingen voortvloeiend uit het verdrag worden nageleefd. Zo moeten staten uitrustingen en informatie uitwisselen en, indien ze daartoe in staat zijn, bijstand leveren ten behoeve van de slachtoffers.

Bijstand aan slachtoffers

Die bijstand omvat onder andere de medische verzorging van de slachtoffers van de mijnen, hun rehabilitatie en hun sociale en economische re-integratie. Staten moeten meewerken aan sensibiliseringscampagnes om de bevolking te waarschuwen voor het gevaar van de mijnen. Niet alleen staten, maar ook lokale en internationale organisaties kunnen deze bijstand verlenen.

Het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) werkt ook samen met UEFA (Union of European Football Associations) in Afghanistan om mensen met een beperking toegang te geven tot sociale integratieactiviteiten zoals sporten en rehabilitatiemogelijkheden.

Blijvende inspanningen nodig

We mogen vooral niet vergeten dat de problematiek van antipersoonsmijnen nog niet achter ons ligt. Niet alleen zijn er nog mijnenvelden in 32 landen, sommige bevolkingsgroepen worden in actuele conflicten zelfs geconfronteerd met nieuwe soorten mijnen, zoals de IED’s (improvised explosive devices). Een rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties toont aan dat een groot aantal burgerslachtoffers het gevolg is van het gebruik van deze explosieven, onder andere in Afghanistan, Syrië, en Irak. Sommige van de wapens waarnaar verwezen wordt met de term IED kunnen eveneens onder het Ottawa-verdrag vallen indien ze voldoen aan de definitie in artikel 2. Dit geeft aan hoe relevant dit instrument vandaag de dag is en blijft. Zolang er nog slachtoffers vallen, is het belangrijk om verder te werken aan de implementatie van het verdrag.

 

Dit blogbericht werd mede-geschreven door vrijwilliger Justine Van Edom

Meer artikels van deze expert