26 juni - Internationale dag voor steun aan slachtoffers van foltering

Foltering, onmenselijke of onterende behandelingen zijn te allen tijde verboden. Het gaat om een absoluut verbod. Ondanks dit verbod worden nog steeds heel wat mensen het slachtoffer van dergelijke behandelingen. De Verenigde Naties erkent 26 juni als een dag waarop steun wordt betuigd aan de slachtoffers van foltering.

Wie is slachtoffer?

In de eerste plaats zijn de personen die de foltering, onmenselijke of onterende behandeling ondergaan slachtoffers. Niet alleen de lichamelijke wonden, maar ook psychologische littekens hebben een langetermijnimpact op hun leven.

Daarnaast is ook de familie en dichte omgeving indirect slachtoffer. Ook zij lijden onder de langetermijngevolgen op fysisch en psychologisch vlak. Dergelijk lijden kan de sociale cohesie van een familie of gemeenschap verwoesten.

IHR en foltering

Het internationaal humanitair recht verbiedt nadrukkelijk de foltering, onmenselijke of onterende behandelingen van personen. Dit staat expliciet vermeld op verschillende plaatsen in de Verdragen van Genève. Zie onder andere artikel 50 eerste Verdrag van Genève van 1949, artikel 13 derde Verdrag van Genève van 1949 en gemeenschappelijk artikel 3 bij de Verdragen van Genève van 1949.

Daarnaast staan er in de verdragen maatregelen gericht op de preventie van foltering. Staten moeten in internationaal gewapende conflicten bijvoorbeeld het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) altijd toegang verlenen tot detentiefaciliteiten, zodat het ICRC de situatie van beschermde personen kan evalueren. In niet-internationaal gewapende conflicten heeft het ICRC een initiatiefrecht om dergelijke faciliteiten te bezoeken op basis waarvan ze tracht om ook dan toegang te verkrijgen.

De Verdragen van Genève en de Aanvullende Protocollen geven geen definitie voor foltering. De invulling die aan het verbod gegeven wordt is echter ruim. Het verbod beoogt de bescherming van elke persoon tegen elke aanranding van de menselijke waardigheid, zowel in situaties van vrijheidsberoving als waar dit niet het geval is.

Mensenrechten en foltering

De ruime definitie onder het IHR vinden we ook terug in de Mensenrechtenverdragen, dit zowel op universeel als regionaal niveau. Zo bepaalt artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dat niemand onderworpen zal worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Gelijkaardige bepalingen vinden we ook terug in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens, artikel 5 (2) van het Amerikaanse Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 5 van het Afrikaans Handvest voor de Rechten van de Mens en de Volkeren en artikel 8 van het Arabische Handvest voor de Rechten van de Mens

Folterverdrag

Onder het Verdrag tegen marteling en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (het ‘Folterverdrag’) van 1984 geldt er een andere definitie. Het Folterverdrag van is van toepassing als de dader bijvoorbeeld in een officiële capaciteit handelt, of als de handeling van de dader een specifiek doel moet dienen, bijvoorbeeld om informatie los te krijgen, als bestraffing of als intimidatie. Dit in tegenstelling tot het folterverbod onder het IHR en de mensenrechten waar het om een algemeen verbod gaat, ongeacht het doel waarvoor men de techniek gebruikt.

Het Folterverdrag voorziet dat elke staat in zijn nationaal strafrecht regels moet opnemen die dergelijke behandeling strafbaar maakt, rekening houdende met de ernst van de daden. Ook elke daad die een deelname aan foltering impliceert moet strafbaar gesteld worden. 

Het non-refoulement beginsel wordt hierin ook vastgelegd. Dit houdt in dat een persoon niet teruggestuurd kan worden naar landen waar de persoon risico loopt om slachtoffer te worden van foltering, onmenselijke of onterende behandeling.

Het Verdrag is in 1987 in werking getreden. 159 staten hebben dit Verdrag geratificeerd. België heeft dit verdrag in 1985 ondertekend en in 1999 geratificeerd.

Internationaal strafrecht en foltering

Het Statuut van Rome bepaalt dat het martelen of onmenselijk behandelen, het opzettelijk veroorzaken van ernstig lijden of zwaar lichamelijk letsel of ernstige schade aan de gezondheid en het schenden van de menselijke waardigheid kan worden beschouwd als oorlogsmisdaad.

Onder ‘misdaden tegen de mensheid’ kunnen de volgende misdaden vallen: marteling en andere onmenselijke handelingen van vergelijkbare aard waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt. 

ICRC actief in gevangenissen

Ondanks het absoluut verbod onder het internationaal recht en de reeds gedane inspanningen om een einde te maken aan foltering en onmenselijke of onterende behandelingen, kunnen we nog steeds meer doen om dergelijke behandelingen te voorkomen. Het ICRC werkt hieraan door zijn aanwezigheid in gevangenissen en andere plaatsen van detentie.

Staten moeten het ICRC toegang verlenen tot beschermde personen in detentie. Het ICRC kan zo, door middel van private gesprekken met de gevangenen, de gevangenen registreren en hun leefsituatie evalueren. Op basis van deze gesprekken start het ICRC een dialoog met de bevoegde autoriteiten. Hierin benadrukt het ICRC dat personen in detentie humaan behandeld moeten worden en roept ze op tot naleving van de internationale wetgeving, in het bijzonder het internationaal humanitair recht.

Meer artikels van deze expert