Internationaal strafhof: de eerste zaken waarin…
Internationaal Strafhof
Op 17 juli 1998 is het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Hof) ondertekend. Nadat 60 landen dit Statuut geratificeerd hadden, is het Hof in 2002 opgericht.
Rechtsmacht
De rechtsmacht van het Hof is beperkt tot:
- de misdaad van genocide;
- misdaden tegen de mensheid;
- oorlogsmisdaden; en
- de misdaad van agressie.
Complementariteit
Volgens het internationaal humanitair recht (IHR) zijn staten verantwoordelijk voor de bestraffing van ernstige inbreuken op het IHR. Staten moeten personen die beschuldigd worden van oorlogsmisdaden voor hun eigen nationale rechtbanken vervolgen of deze personen uitleveren voor berechting in een ander land. Enkel wanneer staten niet bereid of niet in staat zijn om vermoedelijke oorlogsmisdadigers te vervolgen, dan kan het Internationaal Strafhof volgens het principe van complementariteit zijn bevoegdheid opnemen.
Een zaak kan voor het Hof gebracht worden:
- op vraag van een staat die partij is bij het Statuut;
- op doorverwijzing van de VN-Veiligheidsraad;
- op initiatief van de openbare aanklager.
Recente zaken voor het Hof
Bemba – Centraal Afrikaanse Republiek (CAR)
De Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) ratificeerde het Statuut van Rome op 3 oktober 2001. Op 21 december 2004 heeft de overheid van de CAR de misdaden gepleegd op zijn grondgebied na 1 juli 2002 doorverwezen naar het Internationaal Strafhof. Na een grondige analyse van de beschikbare informatie oordeelde de openbare aanklager van het Hof dat er voldoende gronden voor vervolging waren.
Op basis hiervan heeft de aanklager een onderzoek geopend tegen Jean Pierre Bemba Gombo op verdenking van oorlogsmisdaden (moord, verkrachting en plunderingen) en misdaden tegen de mensheid (moord en verkrachting). Bemba is een Congolees politicus, leider van de rebellenbeweging Mouvement de Liberation du Congo (MLC), die steun gaf aan het overheidsleger van de CAR onder leiding van Ange-Félix Patassé.
Nadat een aanhoudingsbevel werd uitgereikt, werd Bemba op 24 mei 2008 in België gearresteerd en overgedragen aan het Internationaal Strafhof. De rechtszaak tegen Bemba ging van start in 2010, waarbij hij onschuldig pleitte.
Veroordeling – 21 maart 2016
Het Hof oordeelde op basis van de feiten dat er tussen 26 oktober 2002 en 15 maart 2003 een niet-internationaal gewapend conflict plaatsvond in de CAR. Tijdens deze periode werd het overheidsleger van Ange-Félix Patassé, gesteund door de MLC onder leiding van Jean Pierre Bemba Gombo, geconfronteerd met een rebellengroepering onder leiding van François Bozizé.
Bemba werd door het Hof unaniem schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, gepleegd door zijn rebellen tussen 2001 en 2002 in de Centraal Afrikaanse Republiek. Het Hof besluit dat de burgerbevolking tijdens deze periode het voorwerp was van rechtstreekse aanvallen. De burgers werden in grote getallen vermoord, verkracht en hun bezittingen werden geplunderd.
Volgens het Hof had Bemba effectieve controle over de leden van de MLC. Hij stond gedurende de hele periode in contact met zijn groepering en gaf hen operationele bevelen. Het Hof oordeelde dat Bemba op de hoogte was van de misdaden gepleegd door het MLC, en dat hij, ondanks zijn machtspositie, niet alle noodzakelijke en redelijke maatregelen genomen heeft om hun misdaden te voorkomen.
Bemba kreeg 18 jaar celstraf opgelegd. De tijd in voorhechtenis, sinds 2008, wordt in rekening gebracht.
De eerste zaak waarin….
De zaak tegen Bemba was de eerste zaak waarin het Hof verkrachting onderzocht als oorlogswapen.
Het is ook de eerste zaak waarbij er een veroordeling volgde voor misdrijven die zijn gepleegd door anderen die onder zijn bevel stonden, op basis van artikel 28 van het Statuut van Rome. Dit artikel luidt dat een militair bevelhebber of persoon die daadwerkelijk als militair bevelhebber optreedt strafrechtelijk aansprakelijk is, voor de misdaden waarover het Hof rechtsmacht bezit, wanneer die zijn gepleegd door strijdkrachten onder de daadwerkelijk bevel en leiding of, naar gelang van het geval, onder zijn daadwerkelijke gezag en leiding, als gevolg van zijn nalaten behoorlijk leiding te geven aan de strijdkrachten, indien:
(a) hij, hetzij kennis ervan had dat de strijdkrachten deze misdaden pleegden of op het punt stonden deze te plegen, hetzij wegens de omstandigheden op dat moment kennis daarvan had moeten hebben, en
(b) hij naliet alle noodzakelijke en redelijke maatregelen te treffen die binnen zijn macht lagen om het plegen daarvan te voorkomen of te beteugelen of de zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteiten voor onderzoek en vervolging.’
Mali: de vernietiging van culturele goederen
Mali ratificeerde het Statuut van Rome op 16 augustus 2000 en verwees de situatie sinds januari 2012 door naar het Hof. De aanklager oordeelde dat er voldoende grond is om een onderzoek te voeren naar oorlogsmisdaden in Mali, waaronder moord, foltering en onmenselijke behandeling, verkrachting, plunderingen en het vernietigen van religieuze en culturele goederen. Op 18 september 2015 werd er een aanhoudingsbevel uitgevaardigd voor Ahmad Al Mahdi Al Faqi. Op 26 september 2015 werd hij overgedragen aan het Hof.
Dit is de eerste zaak voor het Strafhof waarin de vernietiging van culturele goederen centraal staat.
Lees hier meer over de bescherming van culturele goederen onder het IHR.
Meer artikels van deze expert