150ste verjaardag van de Verklaring van Sint-Petersburg

Vandaag, 11 december 2018, is het 150 jaar geleden dat de Verklaring van Sint-Petersburg (1868) in werking trad. Het was de eerste formele overeenkomst dat een verbod oplegde betreffende het gebruik van bepaalde wapens.

De basis voor het Recht van Den Haag

Het internationaal humanitair recht (IHR) kent in haar oorsprong twee vertakkingen, namelijk het Recht van Genève en het Recht van Den Haag. Het Recht van Genève beschermt de slachtoffers van een gewapend conflict. Bescherming wordt geboden aan personen die niet (bv. burgers) of niet langer (bv. krijgsgevangenen) deelnemen aan de vijandelijkheden. Zo bepaalt het ook dat gewonde en zieke soldaten hors de combat zijn en recht hebben op verzorging.

Het Recht van Den Haag handelt over de middelen en methoden van oorlogsvoering tijdens een gewapend conflict. Met andere woorden, het handelt over welke wapens en welke technieken al dan niet gebruikt mogen worden tijdens een gewapend conflict. Hoewel deze vertakking voornamelijk tot stand gekomen is, zoals de naam vrijgeeft, in Den Haag, werd de grondslag ervan gelegd in Sint-Petersburg in 1868.

Ontploffende kogels

Op 11 december 1868 werd de Verklaring van Sint-Petersburg aangenomen betreffende verzaking aan het gebruik, in oorlogstijd, van ontploffingstuigen van minder dan 400 gram. Deze ontploffingstuigen zijn beter bekend als ontploffende en/of explosieve kogels. De ontploffende kogels werden oorspronkelijk ontwikkeld door de Russische militaire overheid, maar daarna aangepast door het Verenigd Koninkrijk in 1867, zodat de kogels zouden exploderen wanneer ze in contact kwamen met zachte materie.

Door deze ontwikkeling ontploften de aangepaste kogels in het lichaam van zodra er contact gemaakt werd, waarna het vreselijke verwondingen achterliet. De enkele ontploffing van dergelijk kogels veroorzaakt onvermijdelijk ernstige verwondingen aan het menselijk weefsel op zichzelf, maar dit wordt bovendien verergerd door de uitzettende gassen en de verstrooiing van de omhullingsfragmenten.

Het onnodig leed dat deze wapens bij hun slachtoffers aanrichtte, maar ook de wens dat geen ander land er voordeel uit zou halen, zette de Russische regering er toe een conferentie samen te roepen om een verklaring over het verbod van zulke wapens op te stellen. De conferentie kwam bijeen op 11 december 1868 (of 29 november 1868 volgens de Russische kalender) en de verklaring werd aangenomen door 20 staten, waaronder België. De overige staten waren Oostenrijk-Hongarije, Baden, Beieren, Brazilië, Denemarken, Estonia, Frankrijk, Griekenland, Italië, Nederland, Perzië, Portugal, Pruisen en de Noord Germaanse Confederatie, de Russische federatie, Zweden en Noorwegen, Zwitserland, Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en ten slotte, Wurtemberg.

De Verklaring van Sint-Petersburg gaf later aanleiding tot de Verklaring van Den Haag (1899) betreffende het verbod kogels te gebruiken, die in het menselijk lichaam gemakkelijk uitzetten of vervormen. Deze kogels zijn beter bekend als expanderende kogels of dum-dum kogels.

Militaire noodzaak vs. Menselijkheid

Hoewel het document de benaming “verklaring” kreeg, heeft de Verklaring van Sint-Petersburg kracht van wet. Daarnaast bevestigt ze een regel van het internationaal humanitair gewoonterecht die het gebruik verbiedt van wapens, projectielen en materiaal die van nature onnodig leed veroorzaken. Het is echter vooral de preambule van de Verklaring die geschiedenis geschreven heeft. Met de bewoordingen “the necessities of war ought to yield to the requirements of humanity” heeft het namelijk beginselen vastgelegd die, zelfs vandaag de dag nog, fundamenteel zijn voor het IHR. Het gaat om de beginselen van militaire noodzaak en menselijkheid.

Het beginsel van militaire noodzaak staat maatregelen toe die werkelijk noodzakelijk zijn om een ​​legitiem militair doel te bereiken en die niet anderszins verboden zijn door het IHR. Het beginsel van menselijkheid daarentegen verbiedt het veroorzaken van al het leed, letsel of vernietiging die niet noodzakelijk zijn voor het bereiken van het legitiem doel van het conflict. De regels van het IHR zijn als het ware een compromis tussen deze twee beginselen. Daarnaast werden er ook grenzen gesteld aan aanvaardbare niveaus van geweld doordat er in de Verklaring geschreven staat dat het verzwakken van strijdkrachten van de vijand het enige legitieme doel zou moeten zijn.

Het beoogde doel van de Verklaring van Sint-Petersburg was de verzaking aan het gebruik, in oorlogstijd, van ontploffingstuigen van minder dan 400 gram, maar de werkelijke betekenis van de verklaring gaat echter veel verder. Bovengenoemde principes zijn hier het bewijs van, doordat ze herhaald zijn in latere verdragen betreffende oorlogvoering en erkend werden door het Internationaal Rode Kruiscomité (ICRC) als onderdeel van het internationaal humanitair gewoonterecht.

Dit IHR-bericht werd mede geschreven door stagiaire IHR Berfin Altinisik

 

Meer artikels van deze expert