Aanval op hulpkonvooi in Syrië = aanval op de mensheid
Op 19 september werden een opslagplaats van de Syrische Rode Halve Maan (SARC) en een hulpkonvooi in Aleppo, gebombardeerd. De Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging veroordeelt deze aanval fel.
Hulp voor 78.000 personen
Maandagavond werden een hulpkonvooi gebombardeerd en een opslagplaats van de Syrische Rode Halve Maan beschadigd. Het hulpkonvooi, bestaande uit 31 vrachtwagens, was onderweg naar Aleppo om daar 78.000 mensen te voorzien van noodhulp. Minstens 18 vrachtwagens werden door de aanval geraakt. Bij de aanval kwamen een medewerker van de Syrische Rode Halve Maan en een 20-tal burgers om het leven terwijl ze de noodhulp aan het uitladen waren.
“Het is totaal onaanvaardbaar dat onze medewerkers en vrijwilligers deze hoge prijs blijven betalen vanwege de aanhoudende vijandelijkheden,” zegt de voorzitter van de SARC. Sinds de start van het conflict kwamen al meer dan 54 vrijwilligers om het leven ten gevolge van het geweld.
Schending van het internationaal humanitair recht
Er is sprake van een schending van het internationaal humanitair recht. Humanitaire hulpverleners en goederen voor humanitaire hulpacties moeten namelijk gerespecteerd en beschermd worden onder het internationaal humanitair recht. Deze verplichting geldt voor alle partijen bij het conflict, staten en gewapende groepen.
Het hulpkonvooi was voorzien van de rode halve maan. Dit embleem is de visualisering van de bescherming die de hulpverleners genoten en betekent zoveel als ‘niet schieten, neutrale en onpartijdige hulpverlening is onderweg’.
Wie de aanval heeft uitgevoerd is nog niet duidelijk en wordt nog onderzocht. Het konvooi had echter de nodige autorisaties gekregen om zich te verplaatsen en alle strijdende partijen waren op de hoogte.
Wanneer uit onderzoek zou blijken dat deze aanval opzettelijk was gericht op het konvooi dan kan deze aanslag bovendien als een oorlogsmisdaad gekwalificeerd worden.
Wie is verantwoordelijk voor het geven van humanitaire hulp?
De verantwoordelijkheid tot het leveren van de levensnoodzakelijke goederen ligt in de eerste plaats bij de partij(en) in het gewapend conflict onder wiens controle de burgers zijn. Indien deze partijen niet (meer) in staat zijn om deze verantwoordelijkheid na te komen, dan moeten ze snel en een ongehinderde toegang van humanitaire hulpverlening, die onpartijdig is en zonder onderscheid wordt toegekend, toestaan en faciliteren.
De partijen bij een gewapend conflict moeten de vrijheid van beweging garanderen van humanitaire hulpverleners. Deze bewegingsvrijheid is noodzakelijk voor de uitoefening van hun taken. Enkel in geval van onvermijdelijke militaire noodzaak mag hun bewegingsvrijheid tijdelijk ingeperkt worden.
Het Rode Kruis dringt er bij alle partijen in het conflict op aan om het internationaal humanitair recht te eerbiedigen en te stoppen met aanvallen op burgers en hulpverleners.
Meer artikels van deze expert