Dag tegen ongestraft geweld tegen journalisten

Ieder jaar, op 2 november, wordt stil gestaan bij de positie en bescherming van journalisten tijdens het uitoefenen van hun job zowel in de context van gewapende conflicten als daarbuiten. Ook dit jaar is dit niet anders. Deze dag werd door de Verenigde Naties bovendien niet zomaar gekozen, maar is de dag waarop in 2013 twee Franse journalisten om het leven werden gebracht in Mali.

Internationale dag voor de beëindiging van de straffeloosheid voor misdaden begaan tegen journalisten

Volgens cijfers van het ‘Committee to Protect Journalists’ stierven alleen al in 2018,  49 journalisten door of bij het uitvoeren van hun werk. Ook cijfers van UNESCO tonen aan dat aandacht voor dit probleem nog steeds nodig blijft. Alleen al tussen 2006 – 2017 stierven 1010 journalisten tijdens het uitoefenen van hun job. Dit wil zeggen dat iedere 4 dagen een journalist ergens in de wereld om het leven kwam. Volgens diezelfde cijfers blijven 9 op de 10 van deze sterfgevallen onopgelost en onbestraft.

Journalisten en hun rechten tijdens gewapende conflicten

Het internationaal humanitair recht (IHR) erkent in artikel 79 Aanvullend Protocol I (AP I) bij de Verdragen van Geneve van 1949 uitdrukkelijk dat journalisten in het kader van een gewapend conflict een gevaarlijk beroep hebben en dat journalisten steeds beschouwd moeten worden als burgers. Het werk van journalisten, zijnde verzamelen van informatie en rapporteren aan het publiek, wordt beschouwd als zijnde burgerlijk van aard. Journalisten mogen dus niet rechtstreeks en opzettelijk aangevallen worden door partijen bij het conflict. Daarnaast mogen journalisten enkel gevangen worden genomen en gehouden uit veiligheidsoverwegingen of op basis van criminele feiten. Bovendien moeten zij steeds worden vrijgelaten zodra de reden voor detentie beëindigd is of ophoudt te bestaan. Tijdens een periode van gevangenschap hebben journalisten, net zoals burgers, ook steeds recht op een menswaardige behandeling en toegang tot basis sanitaire voorzieningen en medische zorg.

Binnen het IHR worden freelance journalisten onderscheiden van oorlogscorrespondenten. Deze laatste hebben een autorisatie verkregen om de strijdkrachten van een bepaalde staat te vergezellen bij hun missie. Hieruit volgt het belangrijkste verschil, zijnde dat deze categorie de status en dus ook bescherming verkrijgen van krijgsgevangene wanneer zij gevangen worden genomen.

Status van radio- en televisiestations

In beginsel behoren media zoals radio- en televisiestations steeds tot de categorie burgerlijke objecten. Dit houdt in dat deze nooit doelwit mogen zijn van enige aanval. Echter kunnen deze bouwwerken overeenkomstig artikel 52 AP I hun bescherming verliezen wanneer deze door hun aard, ligging, bestemming of gebruik een bijdrage leveren tot het gewapend conflict en daarnaast de verovering of vernietiging ervan een militair voordeel oplevert op het moment van het uitvoeren van de aanval. Het dient opgemerkt te worden dat het louter verkondigen van propaganda via deze stations niet volstaat als daadwerkelijke bijdrage aan de krijgsverrichtingen. Wel dient hier onderlijnt te worden dat wanneer wordt geoordeeld dat propaganda aanzet tot haat de bescherming wel steeds verloren gaat. Een historisch voorbeeld hiervan zijn de veroordelingen door het Rwandatribunaal van journalisten werkzaam bij ‘Radio Television Libres des Mille Collines’ in Rwanda in de jaren ’90 voor het uitdragen van haat via de media tijdens de Genocide.

ICRC Hotline

De humanitaire problematiek van journalisten die tijdens gewapende conflicten gevangen worden genomen, gewond geraken of vermist, is gelinkt aan het mandaat van het Internationaal Rode Kruiscomité (ICRC). Een ICRC Hotline die 24/7 bereikbaar is, werd in het leven geroepen om journalisten in dergelijke situaties zo snel als mogelijk te kunnen assisteren. De journalist, zijn/haar familie of persagentschap kan contact opnemen met het ICRC die dan op haar beurt de nodige hulp zal bieden. Zo kan het ICRC:

  • wanneer de locatie van de journalist niet gekend is, informatie opvragen bij de partijen bij het gewapende conflict;
  • wanneer de locatie van de journalist gekend is, de uitwisseling van familienieuws tussen de journalist en de familie faciliteren;  
  • er op toezien dat de rechten van de journalist in gevangenschap worden gerespecteerd door hem/haar te bezoeken, al dan niet vergezeld van een dokter;
  • in het geval een journalist overleden is, dit nieuws overbrengen aan de familie en de bevoegde overheden;
    ondersteunen bij repatriatie.
Meer artikels van deze expert