Kindsoldaten, slachtoffer of agressor?
‘Ieder kind heeft het recht op normale en veilige kinderjaren’ klinkt als de evidentie zelf, maar toch krijgen velen deze kans niet. Kinderen, wonend in oorlogsgebied, worden nog te vaak blootgesteld aan geweld, waaronder de vernietiging van gebouwen en infrastructuur waar ze zich eigenlijk veilig moeten voelen zoals huizen, scholen of de plaatselijke speeltuin. Ze verliezen contact met hun familieleden doordat ze moeten vluchten of ze worden tijdens de vlucht gescheiden van elkaar. In dergelijke omstandigheden gebeurt het dat kinderen juist worden aangetrokken tot het geweld en worden opgenomen in gewapende groepen. Ze worden dan ingezet als kindsoldaten, een wijdverspreid fenomeen dat geen continentale grenzen kent. Zelfs in deze 21ste eeuw is deze problematiek nog steeds actueel. Om deze reden wijden wij naar aanleiding van de ‘Internationale dag tegen het gebruik van kindsoldaten’ een artikel aan dit onderwerp.
Kindsoldaten: wie wel en wie niet?
Het Verdrag voor de Rechten van het Kind bepaalt dat elke persoon jonger dan achttien jaar een kind is, tenzij onder het nationale recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt.
Artikel 38 van het Verdrag legt de link met de bescherming van kinderen in gewapende conflicten. Staten hebben de verplichting om eerbied te hebben voor en de eerbiediging te waarborgen van tijdens gewapende conflicten op kinderen van toepassing zijnde regels van internationaal humanitair recht.
Zo bepaalt artikel 38 verder dat de partijen bij het conflict alle praktisch uitvoerbare maatregelen dienen te nemen opdat kinderen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt, niet in dienst worden geroepen bij de strijdkrachten of gewapende groepen, noch worden toegestaan dat ze deelnemen aan de vijandelijkheden. Deze verplichtingen vinden we ook in de Aanvullende Protocollen van 1977 bij de Verdragen van Genève van 1949.
Het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Rechten van het kind trekt de leeftijd van rekruteren verder op tot 18 jaar. Deze leeftijd wordt in de Aanvullende Protocollen van 1977 ook gehanteerd voor het verbod op de doodstraf.
Slachtoffer of agressor?
Een interessante vraag is of kinderen die als kindsoldaat actief zijn geweest, als slachtoffer of als dader moeten worden gepercipieerd? De zaak ‘prosecutor vs. Dominic Ongwen die momenteel voor het Internationaal Strafhof in Den Haag loopt, is hier interessant. De heer Ongwen wordt beschuldigd van het plegen van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid in de periode 2002 tot 2004. In deze periode had Ongwen de functie van commandant bij het Lord’s Resistance Army (LRA), een actieve gewapende groepering in Oeganda. Wat deze zaak echter speciaal maakt is het feit dat de heer Ongwen als kind door het LRA ontvoerd is om daarna onvrijwillig gerekruteerd te worden als kindsoldaat en uiteindelijk is opgeklommen tot de positie van commandant.
De vraag die hier dan gesteld moet worden is of hij verantwoordelijk kan worden gesteld voor de hem ten laste gelegde misdaden indien wordt aangenomen dat hij nog steeds minderjarig was op het moment van het bevelen en uitvoeren van deze vergrijpen? Volgens zijn verdediging speelde dwang hierbij een cruciale rol en moet worden aangenomen dat dwang van het begin van zijn ontvoering tot en met de overgave door het LRA relevant is bij het inschatten van deze zaak.
Momenteel heeft het Internationaal Strafhof beslist dat deze discussie niet in een pre-trial stadium gevoerd dient te worden, maar dat het wordt onderzocht bij de effectieve behandeling van de zaak. Het is alvast uitkijken naar de uitspraak van het Hof.
Het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) is van mening dat kinderen in eerste instantie moeten worden gepercipieerd als slachtoffers van misdaden tegen het internationaal recht en dus niet (enkel) als daders. Deze opvatting wordt verder ondersteunt door de aanname dat wanneer er toch wordt overgegaan tot berechting een focus moet worden gelegd op ‘restorative justice’ of herstelrecht en rehabilitatie. Waar mogelijk, moet er binnen deze procedures dus steeds geopteerd worden voor alternatieve (juridische) procedures.
Het Rode Kruis
Het Rode Kruis werkt actief op het onderwerp van kindsoldaten en dit op verschillende niveaus. Vooreerst werkt het preventief door middel van educatieve en socio-economische projecten. Zo bijvoorbeeld zet het ICRC in op activiteiten die voorkomen dat kinderen gescheiden raken van hun familie. Daarnaast ondersteunt het Rode Kruis overheden bij de omzetting van internationale verplichtingen inzake de bescherming van kinderen in gewapende conflicten naar nationaal recht.
Daarnaast tracht het ICRC de impact van oorlog op kinderen te beperken door onder andere de partijen bij gewapende conflicten te wijzen op hun verantwoordelijkheid om het internationaal humanitair recht en in het bijzonder de regels over bescherming van kinderen, na te leven. In het kader van detentie van kindsoldaten zal het ICRC er op toe zien dat enkele specifieke voorwaarden vervuld zijn. Deze bestaan onder meer in het voorzien van onderwijs, regelmatig contact met hun families en zorgen dat de kinderen steeds gescheiden zijn van de volwassen gedetineerden.
Ten slotte zet het ICRC sterk in op rehabilitatie, re-integratie en hereniging van vrijgelaten kindsoldaten. Hierbij is het zeer belangrijk om samen te werken met nationale overheden en de lokale gemeenschap waar de kinderen terug naartoe keren. Zij hebben de juiste kennis van de context van de samenleving voor en na het conflict. Deze methodologie werd reeds succesvol toegepast onder meer in Liberia, Sierra Leone en Oeganda.
Dit IHR-bericht werd mede geschreven door stagiaire IHR Clara Lambrey.
Meer artikels van deze expert