74% van de Belgen vindt foltering - ook tijdens gewapende conflicten - verkeerd

Dat blijkt uit een bevraging van 2019 waarbij Belgen gevraagd werd naar hun mening over verschillende aspecten van gewapende conflicten. Nochtans mag volgens 19% van de Belgen een gevangengenomen vijandelijke strijder gefolterd worden om militaire informatie te verkrijgen. Een meerderheid hiervan wijzigt trouwens haar standpunt niet wanneer men erop gewezen wordt dat het een illegale praktijk betreft die een oorlogsmisdaad kan uitmaken en blijft vasthouden aan de opinie dat foltering in sommige gevallen acceptabel kan zijn.

Opvallende cijfers die ervoor zorgen dat we vandaag, op de Internationale Dag voor Steun aan Slachtoffers van Foltering, het absoluut verbod op marteling, onmenselijke of onterende behandelingen, inclusief tijdens gewapend conflict, nog eens in de verf zetten.

Een variëteit aan rechtsbronnen

Foltering, onmenselijke of onterende behandeling is absoluut verboden onder het internationaal humanitair recht (IHR) volgens een aantal belangrijke rechtsbronnen, waaronder de Verdragen van Genève van 1949, de Aanvullende Protocollen van 1977 en het internationaal gewoonterecht.

Bovendien is het verbod ook terug te vinden in andere verdragen, waaronder het VN-Folterverdrag van 1984, en in internationale verklaringen en nationale wetten die hun grondslag vinden in andere rechtstakken, zoals mensenrechten en (inter)nationaal strafrecht.

Geen enkele van deze instrumenten voorziet een uitzondering op dit verbod, noch in tijden van gewapend conflict, noch gedurende een noodtoestand en net zomin om redenen van nationale veiligheid.

Preventie en monitoring

Ter preventie van foltering, onmenselijke of onterende behandelingen en ter observatie van de naleving van het verbod zijn er verschillende instanties actief, waaronder het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC). Zo zijn staten bijvoorbeeld verplicht om tijdens internationaal gewapende conflicten aan het ICRC toegang te verlenen tot gevangenissen en detentieplaatsen ter evaluatie van de situatie van krijgsgevangen, die bescherming genieten onder het Derde Verdrag van Genève. Het ICRC gaat een vertrouwelijk bilateraal gesprek aan met deze beschermde personen. Zo kan het ICRC nagaan of hun rechten, waaronder vrijwaring van fysieke en mentale foltering en andere vormen van mishandeling om militaire informatie te verkrijgen, al dan niet gerespecteerd worden.

Een andere belangrijke instantie inzake preventie en monitoring is het VN-Comité tegen Foltering, dat klachten hoort, onderzoeken voert en staten verplicht om rapporten in te dienen over de nationale implementatie van het verbod.

Ik ben gevlucht nadat de soldaten ons dorp binnenvielen en in het wilde weg begonnen te schieten. Ze folterden mijn schoonbroer en sneden zijn hand af. Uiteindelijk stierf hij door de vele martelingen. Ook mijn schoonmoeder liet het leven door folteringen. Toen we dit alles zagen, vluchtten we weg. Maar mijn vier kinderen en mijn man raakte ik onderweg kwijt. Ik weet niet waar ze zijn. Ik weet niet eens of ze nog leven.

Monica Achan

Zuid-Soedan

IHR, menselijkheid en militaire noodzaak

Internationaal humanitair recht, inclusief het verbod op foltering, onmenselijke en onterende behandeling, vormt het geheel van regels die de humanitaire gevolgen van een gewapend conflict tracht te beperken.

Het geheel van IHR is het resultaat van voortdurend afwegen van twee onderliggende principes, namelijk menselijkheid en militaire noodzaak. Menselijkheid verbiedt het toebrengen van leed, letsel of vernietiging dat niet noodzakelijk is om het legitiem militair doel te bereiken. Het doel tijdens een gewapend conflict is het verzwakken van de militaire capaciteit van de tegenstander met een minimale schade aan leven en middelen.

Volgens het principe van militaire noodzakelijkheid daarentegen is alleen die mate en aard van geweld toegelaten die daadwerkelijk nodig is om het legitiem militair doel te bereiken en die bovendien niet verboden is volgens een andere regel van IHR (bv. verbod op gebruik van bepaalde wapens en methoden).

Het is duidelijk dat deze twee kernprincipes elk steeds aan het andere eind van het touw trekken. Wat betreft foltering heeft het beginsel van menselijkheid echter duidelijk de bovenhand: zelfs al zou het toebrengen van leed en letsel om militaire informatie in te winnen in een buitengewoon urgente situatie nodig zijn om de vijand te verzwakken, is en blijft foltering absoluut verboden onder IHR.

IHR biedt namelijk een houvast in een extreme situatie die, bij gebrek aan naleving, spoedig in een ongecontroleerde spiraal van grenzeloos geweld met ernstige humanitaire gevolgen zou resulteren.  Foltering kan dan ook nooit gerechtvaardigd worden door de eis van militaire noodzakelijkheid.

Belang van respect voor IHR

Maar ondanks het expliciete universele verbod en de inspanningen op het gebied van preventie en observatie, zijn nog vele mensen wereldwijd het slachtoffer van foltering, ook tijdens oorlog. Het is een grootschalig globaal probleem waarvan het einde nog niet onmiddellijk in zicht lijkt te zijn.

Staten en andere betrokken conflictpartijen staan nochtans onder de essentiële verplichting om IHR actief na te leven, wat ook nog eens sterk benadrukt werd tijdens de 33e Internationale Rode Kruis en de Rode Halve Maan Conferentie in december 2019.

Het al dan niet sporadisch tolereren of verrichten van foltering om militaire informatie te verkrijgen is daarom geen op zichzelf staande kwestie. Het doet namelijk rechtstreeks afbreuk aan de onderliggende humanitaire waarden van IHR en kan een sluipend verval initiëren van algeheel respect voor IHR. Naleving van de verplichtingen door conflictpartijen, inclusief het verbod op foltering, behoedt conflicten te ontaarden in een Wild West situatie en voorkomt het ontketenen van cycli van geweld. Of anders gezegd: ook een vuil spel heeft regels en wel voor heel goede humanitaire redenen.