Slavernij en gedwongen arbeid
Onder het internationaal humanitair recht (IHR) van toepassing in internationaal gewapende conflicten bestaat er geen expliciet verbod op slavernij. Niettemin bestaat er een algemeen verbod op en enkele specifieke regels tegen vernederende en onterende behandelingen die ook tot doel hebben om slavernij en gedwongen arbeid te voorkomen. Zo mogen krijgsgevangenen in handen van de vijand niet ondergebracht worden bij de personen of militaire eenheden die hen gegrepen hebben: krijgsgevangenen zijn immers geen eigendom van diegene die hen gegrepen heeft.
Toegestane arbeid
De Verdragen van Genève geven aan welke arbeid er van krijgsgevangenen of andere beschermde personen gevraagd mag worden en wat de termijn en de voorwaarden hiervan zijn:
- Burgers in bezet gebied kunnen gedwongen worden om te werken, maar enkel in dezelfde mate van wat er geëist wordt van personen van de nationaliteit van de bezetter. Krijgsgevangenen mogen nooit gedwongen worden om lid te worden van de gewapende macht van de tegenpartij.
- Burgers in bezette gebieden mogen niet gedwongen worden te werken voor de bezetter, behalve als ze ouder zijn dan 18 jaar, en dan alleen ten voordele van de burgerbevolking van het bezette grondgebied of indien absoluut noodzakelijk voor de noden van het bezettingsleger. Het Vierde Verdrag van Genève bevat regels voor de werkomstandigheden, arbeidsrechten, lonen en andere arbeidsvoorwaarden. Burgers in bezette gebieden mogen bijvoorbeeld niet gedwongen worden om voor de strijdmacht te vechten of op een andere manier deel te nemen aan militaire operaties.
- Geïnterneerden hebben het recht om werk te weigeren, maar van hen kan er uitzonderlijk wel gevraagd worden dat ze hun beroepskennis inzetten om andere geïnterneerden te verzorgen. Dit kan bijvoorbeeld van medisch personeel gevraagd worden.
Niet-internationale conflicten
Slavernij en slavenhandel zijn expliciet verboden in niet-internationale gewapende conflicten. Het verbod in Aanvullend Protocol II werd ontleend aan het Slavernijverdrag (1926), wat het eerste universele instrument was dat deze materie aankaartte.
Relevante bepalingen
ICC Statuut art.8(2)(a)(v) en art.8(2)(b)(xxi); AP I art. 75(2)(b) en art.85(4)(c); CIHIL studie regel 90 en 91; GC III art. 12 en 49-57; GC IV art. 40,51,52 en 95; AP II, art. 4