Het Verdrag inzake handel in wapens

Detail

  • Plaats: New York
  • Aangenomen: 02-04-2013
  • Inwerkingtreding: 24-12-2014

In België

  • Ratificatie: 03-06-2014
  • Inwerkingtreding: 24-12-2014
  • Ondertekening: 03-06-2013
  • Publicatie: 14-07-2014
  • Geen voorbehoud of verklaring

Preambule

De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,

Geleid door de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties,

Herinnerend aan artikel 26 van het Handvest van de Verenigde Naties waarmee beoogd wordt de totstandkoming en handhaving van de internationale vrede en veiligheid te bevorderen op een wijze waarbij een zo gering mogelijk deel van wat de wereld aan mensen en middelen te bieden heeft, wordt uitgetrokken voor bewapening,

De noodzaak onderstrepend dat illegale handel in conventionele wapens wordt voorkomen en uitgebannen en belet wordt dat zij de illegale markt bereiken of door onbevoegde gebruikers worden ingezet voor ongeoorloofde doeleinden, met inbegrip van het plegen van terroristische daden,

De legitieme belangen van staten erkennend op het gebied van politiek, veiligheid, economie en handel bij de internationale handel in conventionele wapens,

Opnieuw het soevereine recht van elke Staat bevestigend uitsluitend op zijn grondgebied conventionele wapens te reguleren en controleren ingevolge zijn eigen rechtsstelsel of constitutionele systeem,

Erkennend dat vrede en veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten de pijlers vormen van het systeem van de Verenigde Naties en de basis voor de collectieve veiligheid en erkennend dat ontwikkeling, vrede, veiligheid en mensenrechten met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds versterken,

In herinnering roepend de richtlijnen van de ontwapeningscommissie van de Verenigde Naties voor internationale wapenoverdrachten in het kader van resolutie 46/36H van de Algemene Vergadering van 6 december 1991.

Gelet op de bijdrage via het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in kleine en lichte wapens in al zijn aspecten, alsmede het Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie tot aanvulling van Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende misdaad, alsmede het internationale instrument waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale kleine en lichte wapens kunnen identificeren en traceren,

De gevolgen voor de veiligheid erkennend alsmede de sociale, economische en humanitaire consequenties van de illegale en ongereguleerde handel in conventionele wapens,

Indachtig dat burgers, en vrouwen en kinderen in het bijzonder, het overgrote deel uitmaken van degenen die getroffen worden bij gewapende conflicten en geweld,

Voorts de moeilijkheden onderkennend waarmee slachtoffers van gewapende conflicten geconfronteerd worden en hun behoefte aan adequate zorg, revalidatie en sociale en economische deelname,

Benadrukkend dat niets in dit Verdrag staten belet doeltreffende aanvullende maatregelen aan te nemen en te handhaven die bijdragen aan het onderwerp en de doelstelling van dit Verdrag,

Gelet op de legale handel, de rechtmatige eigendom en het gebruik van bepaalde conventionele wapens voor recreatieve, culturele, historische en sportieve activiteiten, voor zover deze handel, de eigendom en het gebruik wettelijk zijn toegestaan of bij wet worden beschermd,

Voorts gelet op de rol die regionale organisaties op verzoek kunnen spelen door Staten die Partij zijn bij te staan bij de implementatie van dit Verdrag,

De actieve rol erkennend die het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van non-gouvernementele organisaties, en het bedrijfsleven kunnen spelen bij het bevorderen van de bekendheid van dit Verdrag en bij het ondersteunen van de implementatie ervan,

Erkennend dat regulering van de internationale handel in conventionele wapens en het voorkomen van de afwending van hun doel of bestemming ervan niet ten koste mogen gaan van de internationale samenwerking en legale handel in materieel, uitrusting en technologie voor vreedzame doeleinden,

De wenselijkheid benadrukkend dat bewerkstelligd wordt dat dit Verdrag universeel wordt nageleefd,

Vastberaden volgens de volgende beginselen te werk te gaan:

De verdragstekst

Beginselen

— Het inherente recht van alle staten op individuele of collectieve zelfverdediging zoals erkend in artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties;

—Het in overeenstemming met artikel 2, derde lid, van het Handvest van de Verenigde Naties op vreedzame wijze dusdanig beslechten van internationale geschillen dat de internationale vrede en veiligheid niet in gevaar worden gebracht;

— Zich in overeenstemming met artikel 2, vierde lid, van het Handvest van de Verenigde Naties in hun internationale betrekkingen onthouden van het dreigen met of gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van staten of op een andere wijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties;

— In overeenstemming met artikel 2, zevende lid, van het Handvest van de Verenigde Naties geen inmenging in aangelegenheden die in wezen tot het interne domein behoren van staten;

— Het internationaal humanitair recht eerbiedigen en waarborgen dat het geëerbiedigd wordt in overeenstemming met onder meer de Conventies van Genève van 1949 en de mensenrechten vervat in onder andere het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de rechten van de mens eerbiedigen en waarborgen dat ze geëerbiedigd worden;

— De verantwoordelijkheid van alle staten in overeenstemming met hun onderscheiden internationale verplichtingen de internationale handel in conventionele wapens daadwerkelijk te reguleren en de afwending van hun doel of bestemming te voorkomen, alsmede de primaire verantwoordelijkheid van alle staten tot het instellen en implementeren van hun onderscheiden nationale controlesystemen;

—Eerbiediging van de legitieme belangen van staten conventionele wapens te verwerven voor de uitoefening van hun recht op zelfverdediging en voor vredesoperaties en conventionele wapens te produceren, uit te voeren, in te voeren en over te dragen;

— Dit Verdrag op consistente, neutrale en niet-discriminerende wijze implementeren.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Onderwerp en doel

Doel van dit Verdrag is:

— De hoogst mogelijke gezamenlijke internationale normen vast te stellen voor de regulering of verbetering van de regulering van de internationale handel in conventionele wapens;

— De illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en de afwending van hun doel of bestemming te beletten;

teneinde:

— bij te dragen aan de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit;

— menselijk lijden te bestrijden;

—samenwerking, transparantie en verantwoord optreden door de Staten die Partij zijn in de internationale handel in conventionele wapens te bevorderen, hetgeen bijdraagt aan het vertrouwen tussen de Staten die Partij zijn.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Dit Verdrag is van toepassing op alle conventionele wapens binnen de volgende categorieën:

a) gevechtstanks;

b) gepantserde gevechtsvoertuigen;

c) groot kaliber artilleriesystemen;

d) gevechtsvliegtuigen;

e) gevechtshelikopters;

f) oorlogsschepen;

g) raketten en raketwerpers; en

h) kleine en lichte wapens.

2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder de activiteiten van de internationale handel verstaan uitvoer, invoer, transit, doorvoer en tussenhandel, hierna te noemen “overdracht”.

3. Dit Verdrag is niet van toepassing op de internationale verplaatsing voor eigen gebruik van conventionele wapens door of namens een Staat die Partij is, mits de conventionele wapens eigendom blijven van die Staat die Partij is.

Artikel 3

Munitie

Elke Staat die Partij is stelt een nationaal controlesysteem in en handhaaft dat, ter regulering van de uitvoer van munitie die wordt afgevuurd, gelanceerd of anderszins gelost met de conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is en past de bepalingen van artikel 6 en artikel 7 toe alvorens een vergunning af te geven voor de export van dergelijke munitie.

Artikel 4

Onderdelen en componenten

Elke Staat die Partij is stelt een nationaal controlesysteem in en handhaaft dat, ter regulering van de uitvoer van onderdelen en componenten indien de uitvoer geschiedt op een wijze die het mogelijk maakt de conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is samen te stellen en past de bepalingen van artikel 6 en artikel 7 toe alvorens een vergunning af te geven voor de uitvoer van dergelijke onderdelen en componenten.

Artikel 5

Algemene implementatie

1. Elke Staat die Partij is implementeert dit Verdrag op consistente, neutrale en niet-discriminerende wijze, indachtig de in dit Verdrag genoemde beginselen.

2. Elke Staat die Partij is stelt een nationaal controlesysteem, met inbegrip van een nationale controlelijst, in en handhaaft dat ten behoeve van de implementatie van de bepalingen van dit Verdrag.

3. Elke Staat die Partij is wordt aangemoedigd de bepalingen van dit Verdrag toe te passen op een zo breed mogelijk spectrum van conventionele wapens. Nationale omschrijvingen van de categorieën waarop artikel 2, eerste lid, letters a tot en met g, van toepassing is mogen niet beperkter zijn dan de omschrijvingen in het VN-register van conventionele wapens op het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag. Voor de categorie waarop artikel 2, eerste lid, letter h, van toepassing is mogen de nationale omschrijvingen niet beperkter zijn dan de omschrijvingen gebruikt in het desbetreffende instrument van de Verenigde Naties op het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag.

4. Elke Staat die Partij is doet overeenkomstig zijn nationale recht zijn nationale controlelijst toekomen aan het secretariaat dat deze ter beschikking stelt van de overige Staten die Partij zijn. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd hun controlelijsten openbaar te maken.

5. Elke Staat die Partij is neemt de maatregelen die nodig zijn voor de implementatie van de bepalingen van dit Verdrag en wijst bevoegde nationale autoriteiten aan ten behoeve van een doeltreffend en transparant nationaal controlesysteem voor de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is en voor producten waarop de artikelen 3 en 4 van toepassing zijn.

6. Elke Staat die Partij is wijst een of meer nationale aanspreekpunten aan voor de uitwisseling van informatie over aangelegenheden omtrent de implementatie van dit Verdrag. Elke Staat die Partij is, stelt het ingevolge artikel 18 ingestelde secretariaat in kennis van zijn nationale aanspreekpunt en houdt deze gegevens actueel.

Artikel 6

Verboden

1. Een Staat die Partij is geeft geen vergunning af voor de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is, indien de overdracht in strijd zou zijn met zijn verplichtingen uit hoofde van maatregelen aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die optreedt uit hoofde van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, wapenembargo’s in het bijzonder.

2. Een Staat die Partij is geeft geen vergunning af voor de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is, indien de overdracht in strijd zou zijn met zijn relevante verplichtingen uit hoofde van internationale verdragen waarbij hij partij is, in het bijzonder verplichtingen met betrekking tot de overdracht van of illegale handel in conventionele wapens.

3. De Staat die Partij is geeft geen vergunning af voor de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is, indien hem op het tijdstip van de afgifte van de vergunning bekend is dat de wapens of producten zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de mensheid, grove schendingen van de Conventies van Genève van 1949, aanvallen gericht tegen burgerdoelen of als zodanig beschermde burgers of andere oorlogsmisdaden omschreven in de internationale verdragen waarbij hij partij is.

Artikel 7

Uitvoer en beoordeling vooraf

1. Indien uitvoer niet verboden is uit hoofde van artikel 6, stelt elke uitvoerende Staat die Partij is, alvorens een vergunning af te geven voor de uitvoer van conventionele wapens onder zijn rechtsmacht en nationale controlesysteem waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is, op neutrale en niet-discriminerende wijze, rekening houdend met relevante factoren waaronder informatie verschaft door de invoerende staat in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, vast in hoeverre de conventionele wapens of producten:

a) zouden kunnen bijdragen aan of ten koste kunnen gaan van de vrede en veiligheid;

b) gebruikt zouden kunnen worden voor:

i. het plegen of bevorderen van een ernstige schending van het internationale humanitaire recht;

ii. het plegen of bevorderen van een ernstige schending van het internationale recht inzake de mensenrechten;

iii. het plegen of bevorderen van handelingen die strafbaar zijn ingevolge internationale verdragen of protocollen inzake terrorisme waarbij de uitvoerende staat partij is; of

iv. het plegen of bevorderen van handelingen die strafbaar zijn ingevolge internationale verdragen of protocollen inzake grensoverschrijdende georganiseerde misdaad waarbij de uitvoerende staat partij is.

2. De uitvoerende Staat die Partij is overweegt voorts of er maatregelen zouden kunnen worden genomen ter beperking van de gevaren omschreven in het eerste lid, onder a of b, zoals vertrouwenscheppende maatregelen of door de uitvoerende en invoerende staten gezamenlijk uitgewerkte en overeengekomen programma’s.

3. Indien de uitvoerende Staat die Partij is na het verrichten van deze beoordeling en het overwegen van beperkende maatregelen vaststelt dat de kans op een van de negatieve gevolgen genoemd in het eerste lid onevenredig groot is, geeft de uitvoerende Staat die Partij is geen vergunning af voor de uitvoer.

4. De uitvoerende Staat die Partij is neemt bij deze beoordeling het risico in aanmerking dat de conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of de producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is zullen worden gebruikt voor het plegen of bevorderen van ernstige daden van genderspecifiek geweld of ernstige geweldsmisdrijven tegen vrouwen en kinderen.

5. Elke uitvoerende Staat die Partij is neemt maatregelen om te waarborgen dat alle vergunningen voor de uitvoer van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is gedetailleerd vastgelegd worden en voorafgaand aan de uitvoer worden afgegeven.

6. Elke uitvoerende Staat die Partij is stelt op verzoek en met inachtneming van zijn nationale recht, praktijken of beleid relevante informatie over de desbetreffende vergunning ter beschikking aan de invoerende Staat die Partij is en aan de staten van transit of doorvoer die partij zijn.

7. Indien een uitvoerende Staat die Partij is nadat een vergunning is afgegeven op de hoogte raakt van nieuwe relevante informatie, wordt hij aangemoedigd, indien van toepassing na overleg met de invoerende staat, de vergunning opnieuw te beoordelen.

Artikel 8

Invoer

1. Elke invoerende Staat die Partij is neemt maatregelen om te waarborgen dat op verzoek uit hoofde van zijn nationale recht passende en relevante informatie wordt verschaft aan de uitvoerende Staat die Partij is teneinde de uitvoerende Staat die Partij is bij te staan bij de uitvoering van zijn nationale beoordeling van de uitvoer ingevolge artikel 7. Dergelijke maatregelen kunnen documentatie voor eindgebruik of de eindgebruikers betreffen.

2. Elke invoerende Staat die Partij is neemt maatregelen die hem waar nodig in staat stellen de invoer onder zijn rechtsmacht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te reguleren. Deze maatregelen kunnen mede invoersystemen omvatten.

3. Elke invoerende Staat die Partij is kan verzoeken om informatie van de uitvoerende Staat die Partij is betreffende aanhangige of feitelijke uitvoervergunningen indien de invoerende Staat die Partij is het uiteindelijke land van bestemming is.

 Artikel 9

Transit of doorvoer

Elke Staat die Partij is neemt passende maatregelen om waar nodig en uitvoerbaar de transit of doorvoer via zijn grondgebied van conventionele wapens onder zijn rechtsmacht waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te reguleren in overeenstemming met het desbetreffende internationale recht.

Artikel 10

Tussenhandel

Elke Staat die Partij is neemt maatregelen om in overeenstemming met zijn nationale recht de tussenhandel onder zijn rechtsmacht in conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te reguleren. Bij dergelijke maatregelen kunnen tussenhandelaars verplicht worden zich in te registreren of voorafgaand aan hun werkzaamheden een schriftelijke machtiging aan te vragen.

Artikel 11

Afwending van doel of bestemming

1. Elke Staat die Partij is en betrokken is bij de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is neemt maatregelen om de afwending van hun doel of bestemming te voorkomen.

2. Elke uitvoerende Staat die Partij is tracht afwending van doel of bestemming bij de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is via zijn nationale controlesysteem, ingesteld in overeenstemming met artikel 5, tweede lid, te voorkomen door de kans op afwending bij de uitvoer vast te stellen en het instellen van mitigerende maatregelen, zoals vertrouwenscheppende maatregelen of tussen de uitvoerende en invoerende staten gezamenlijk uitgewerkte en overeengekomen programma’s, te overwegen. Andere preventieve maatregelen kunnen bestaan uit onderzoek naar partijen betrokken bij de uitvoer, het vereisen van aanvullende documentatie, certificaten, waarborgen, weigeren van de exportvergunning of andere passende maatregelen, al naar gelang wat van toepassing is.

3. Staten die Partij zijn die betrokken zijn bij de invoer, transit, doorvoer en uitvoer werken samen en wisselen waar passend en uitvoerbaar overeenkomstig hun nationale recht informatie uit teneinde de kans op afwending bij de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te beperken.

4. Indien een Staat die Partij is ontdekt dat er sprake is van afwending in overgedragen conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is, neemt de Staat die Partij is in overeenstemming met zijn nationale recht en het internationale recht passende maatregelen om die aan te pakken. Dergelijke maatregelen kunnen bestaan uit het waarschuwen van mogelijk getroffen Staten die Partij zijn, onderzoeken van via de afwending verdwenen zendingen van dergelijke conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is en het nemen van followupmaatregelen door middel van onderzoek en handhaving.

5. Teneinde beter inzicht te krijgen in de afwending in overgedragen conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is en deze te voorkomen worden de Staten die Partij zijn aangemoedigd relevante informatie over effectieve maatregelen voor de aanpak van de afwending met elkaar te delen. Dergelijke informatie kan informatie omvatten over illegale activiteiten, corruptie, internationale smokkelroutes, illegale makelaars, illegale leveranciers, verbergingsmethoden [en] door bij de afwending betrokken georganiseerde groepen vaak gebruikte plaatsen voor verzending of bestemmingen.

6. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd via het secretariaat aan de andere Staten die Partij zijn verslag uit te brengen over maatregelen die zij hebben getroffen om de afwending in overgedragen conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is aan te pakken.

Artikel 12

Bijhouden van gegevens

1. Elke Staat die Partij is houdt in overeenstemming met zijn nationale wet- en regelgeving nationale registers bij van afgegeven uitvoervergunningen voor of van de feitelijke uitvoer van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is.

2. Elke Staat die Partij is wordt aangemoedigd registers bij te houden van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is die worden overgedragen naar zijn grondgebied als eindbestemming of waarvoor een vergunning is afgegeven voor transit of doorvoer op grondgebied onder zijn rechtsmacht.

3. Elke Staat die Partij is wordt aangemoedigd de hoeveelheid, de waarde, het model/type, internationale overdrachten van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is waarvoor een vergunning is afgegeven, feitelijk overgedragen conventionele wapens en gegevens van uitvoerende staat (staten), invoerende staat (staten), staat (staten) van transit en doorvoer en eindgebruikers, al naar gelang van toepassing is op te nemen in deze registers.

4. De registers worden gedurende ten minste tien jaar bewaard.

Artikel 13

Rapportering

1. Elke Staat die Partij is brengt binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag voor die Staat die Partij is in overeenstemming met artikel 22 een eerste rapport uit aan het secretariaat van de maatregelen die zijn getroffen teneinde dit Verdrag te implementeren, met inbegrip van zijn nationale wetgeving, nationale controlelijsten en andere voorschriften en administratieve maatregelen. Elke Staat die Partij is brengt indien van toepassing verslag uit aan het secretariaat van nieuwe maatregelen getroffen voor de implementatie van dit Verdrag. De rapporten zullen beschikbaar gemaakt worden, en aan de Staten die Partij zijn verdeeld worden door het secretariaat.

2. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd via het secretariaat verslag uit te brengen aan de andere Staten die Partij zijn van maatregelen die effectief gebleken zijn bij de aanpak van de afwending in overgedragen conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is.

3. Elke Staat die Partij is dient bij het secretariaat ieder jaar vóór 31 mei een rapport in over het voorafgaande kalenderjaar over vergunningen afgegeven voor of feitelijk uitgevoerde en ingevoerde conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is. Het secretariaat stelt de rapporten beschikbaar aan en verspreidt ze onder de Staten die Partij zijn. Het rapport dat bij het secretariaat is ingediend kan dezelfde informatie bevatten die een Staat die Partij is bij de desbetreffende kaders van de Verenigde Naties heeft ingediend, met inbegrip van het VN-register van conventionele wapens. Gevoelige handelsinformatie of informatie over de nationale veiligheid mogen worden uitgesloten in de rapporten.

Artikel 14

Handhaving

Elke Staat die Partij is neemt passende maatregelen tot handhaving van de nationale wet- en regelgeving ter implementatie van de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 15

Internationale samenwerking

1. De Staten die Partij zijn werken overeenkomstig hun onderscheiden veiligheidsbelangen en nationale recht met elkaar samen bij de daadwerkelijke implementatie van dit Verdrag.

2. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd de internationale samenwerking te vergemakkelijken, met inbegrip van het uitwisselen van informatie over aangelegenheden van wederzijds belang ter zake van de implementatie en toepassing van dit Verdrag overeenkomstig hun onderscheiden veiligheidsbelangen en nationale recht.

3. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd te overleggen over aangelegenheden van wederzijds belang en indien van toepassing informatie te delen ter ondersteuning van de implementatie dit Verdrag.

4. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd overeenkomstig hun nationale recht samen te werken ter ondersteuning van de nationale implementatie van de bepalingen van dit Verdrag, onder meer door het delen van informatie over wederrechtelijke activiteiten en actoren en teneinde de afwending in conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te voorkomen en uit te bannen.

5. Indien gezamenlijk overeengekomen en verenigbaar met hun nationale recht, verlenen de Staten die Partij zijn elkaar de ruimst mogelijke mate van bijstand bij onderzoek, vervolging en gerechtelijke procedures ter zake van schendingen van nationale maatregelen die zijn vastgesteld uit hoofde van dit Verdrag.

6. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd nationale maatregelen te nemen en met elkaar samen te werken om te voorkomen dat de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is doelwit wordt van corrupte praktijken.

7. De Staten die Partij zijn worden aangemoedigd ervaringen en informatie uit te wisselen over hetgeen geleerd is met betrekking tot enig aspect van dit Verdrag.

Artikel 16

Internationale bijstand

1. Bij de implementatie van dit Verdrag kan elke Staat die Partij is verzoeken om bijstand, met inbegrip van juridische bijstand en bijstand bij wetgeving, institutionele capaciteitsopbouw en technische, materiële of financiële bijstand. Deze bijstand kan voorraadbeheer, ontwapening, demobilisatie en reïntegratieprogramma’s, modelwetgeving en doeltreffende uitvoeringspraktijken omvatten. Elke Staat die Partij is die daartoe in staat is verleent dergelijke bijstand op verzoek.

2. Elke Staat die Partij is kan bijstand aanvragen, aanbieden of ontvangen via onder meer de Verenigde Naties, internationale, regionale, subregionale of nationale organisaties, non-gouvernementele organisaties of op bilateraal niveau.

3. De Staten die Partij zijn richten een vrijwillig trustfonds op ter ondersteuning van Staten die Partij zijn die verzoeken om internationale bijstand bij de implementatie van dit Verdrag. Elke Staat die Partij is wordt aangemoedigd middelen bij te dragen aan het fonds.

Artikel 17

Conferentie van de Staten die Partij zijn

1. Het voorlopige secretariaat, ingesteld ingevolge artikel 18, roept uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag een conferentie van de Staten die Partij zijn bijeen en vervolgens op door de conferentie van de Staten die Partij zijn te bepalen andere tijdstippen.

2. De conferentie van de Staten die Partij zijn neemt tijdens haar eerste zitting bij consensus haar reglement van orde aan.

3. De conferentie van de Staten die Partij zijn neemt bij consensus financiële regels voor haarzelf aan alsmede voor de financiering van hulporganen die zij kan instellen, alsook financiële bepalingen voor het functioneren van het secretariaat. Tijdens elke reguliere zitting neemt de conferentie van de Staten die Partij zijn een begroting aan voor het financiële tijdvak tot de volgende reguliere zitting.

4. De conferentie van de Staten die Partij zijn:

a) toetst de implementatie van dit Verdrag, alsmede ontwikkelingen op het gebied van conventionele wapens;

b) bestudeert aanbevelingen betreffende de implementatie en het functioneren van dit Verdrag, in het bijzonder wat betreft het bevorderen van het universele karakter ervan, en neemt aanbevelingen aan;

c) bestudeert amendementen van dit Verdrag in overeenstemming met artikel 20;

d) bestudeert kwesties die voortvloeien uit de uitlegging van dit Verdrag;

e) bestudeert de taken en de begroting van het secretariaat en neemt daarover besluiten;

f) bestudeert de instelling van hulporganen die nodig kunnen zijn om het functioneren van dit Verdrag te verbeteren; en

g) vervult alle overige taken die verenigbaar zijn met dit Verdrag.

5. Buitengewone vergaderingen van de conferentie van de Staten die Partij zijn kunnen op ieder ander tijdstip worden gehouden indien de conferentie zulks noodzakelijk acht of op schriftelijk verzoek van een Staat die Partij is, op voorwaarde dat dit verzoek door ten minste twee derden van de Staten die Partij zijn wordt gesteund.

Artikel 18

Secretariaat

1. Bij dit Verdrag wordt een secretariaat ingesteld dat de Staten die Partij zijn bijstaat bij de daadwerkelijke implementatie van dit Verdrag. In afwachting van de eerste vergadering van de conferentie van de Staten die Partij zijn is een voorlopig secretariaat verantwoordelijk voor de administratieve taken die vallen onder dit Verdrag.

2. Het secretariaat wordt voorzien van voldoende personeel. Het personeel beschikt over de nodige deskundigheid om te waarborgen dat het secretariaat de in het derde lid omschreven taken daadwerkelijk kan vervullen.

3. Het secretariaat is verantwoording verschuldigd aan de Staten die Partij zijn. Binnen een beperkt kader aanvaardt het secretariaat de volgende verantwoordelijkheden:

a) ontvangen, beschikbaar stellen en verspreiden van de rapporten zoals bepaald in dit Verdrag;

b) bijhouden en aan de Staten die Partij zijn beschikbaar stellen van de lijst met nationale aanspreekpunten;

c) vergemakkelijken van het afstemmen van verzoeken om en aanbiedingen van bijstand bij de implementatie van dit Verdrag en desgevraagd bevorderen van internationale samenwerking;

d) vergemakkelijken van de werkzaamheden van de conferentie van de Staten die Partij zijn, met inbegrip van het treffen van regelingen voor en het verlenen van de nodige diensten voor vergaderingen uit hoofde van dit Verdrag; en

e) uitvoeren van andere taken zoals besloten door de conferentie van de Staten die Partij zijn.

Artikel 19

Geschillenbeslechting

1. De Staten die Partij zijn plegen overleg en werken met wederzijdse instemming samen ten behoeve van het beslechten van elk geschil dat tussen hen mocht rijzen over de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, onder meer door middel van onderhandelingen, bemiddeling, verzoening, gerechtelijke schikking of andere vreedzame middelen.

2. De Staten die Partij zijn kunnen met wederzijdse instemming streven naar arbitrage voor het beslechten van geschillen tussen hen over kwesties omtrent de uitlegging of toepassing van dit Verdrag.

Artikel 20

Amendementen

1. Zes jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan elke Staat die Partij is amendementen van dit Verdrag voorstellen. Daarna kunnen voorgestelde amendementen slechts om de drie jaar worden behandeld door de conferentie van de Staten die Partij zijn.

2. Voorstellen tot wijziging van dit Verdrag worden uiterlijk 180 dagen voor de volgende vergadering van de conferentie van de Staten die Partij zijn tijdens welke overeenkomstig het eerste lid amendementen kunnen worden behandeld schriftelijk ingediend bij het secretariaat dat de voorstellen doet toekomen aan alle Staten die Partij zijn. Amendementen worden behandeld tijdens de volgende conferentie van de Staten die Partij zijn tijdens welke overeenkomstig het eerste lid amendementen kunnen worden behandeld, indien uiterlijk 120 dagen na de toezending door het secretariaat een meerderheid van de Staten die Partij zijn het secretariaat ervan in kennis heeft gesteld behandeling van de voorstellen te ondersteunen.

3. De Staten die Partij zijn stellen alles in het werk om consensus te bereiken over iedere wijziging. Indien alle pogingen om consensus te bereiken zijn uitgeput en er geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de wijziging in laatste instantie aangenomen met een tweederdemeerderheid van de Staten die Partij zijn die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen tijdens de vergadering van de conferentie van de Staten die Partij zijn. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder aanwezige Staten die Partij zijn die hun stem uitbrengen verstaan Staten die Partij zijn die aanwezig zijn en een voor- of tegenstem uitbrengen. De depositaris doet aangenomen amendementen toekomen aan alle Staten die Partij zijn.

4. Amendementen die in overeenstemming met het derde lid zijn aangenomen treden voor elke Staat die Partij is die zijn akte van aanvaarding voor die wijziging heeft nedergelegd in werking negentig dagen na de datum van nederlegging bij de depositaris van de akten van aanvaarding door een meerderheid van het aantal Staten die Partij zijn op het tijdstip van de aanvaarding van een wijziging. Vervolgens treedt zij ten aanzien van elke andere Staat die Partij is in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van zijn akte van aanvaarding van die wijziging.

Artikel 21

Ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding

1. Dit Verdrag staat tot de inwerkingtreding ervan vanaf 3 juni 2013 op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties te New York open voor ondertekening door alle staten.

2. Dit Verdrag dient door alle ondertekenende staten te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

3. Na de inwerkingtreding staat dit Verdrag open voor toetreding door elke staat die het niet heeft ondertekend.

4. De akten van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden nedergelegd bij de depositaris.

Artikel 22

Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking negentig dagen na de datum van nederlegging bij de depositaris van de vijftigste akte van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring.

2. Voor elke staat die zijn akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt na de inwerkingtreding van dit Verdrag, treedt dit Verdrag voor die staat in werking negentig dagen na de datum van de nederlegging van zijn akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

Artikel 23

Voorlopige toepassing

Elke staat kan ten tijde van de ondertekening of de nederlegging van zijn akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat hij, hangende de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van die staat, de artikelen 6 en 7 van dit Verdrag voorlopig toepast.

Artikel 24

Duur en opzegging

1. Dit Verdrag wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2. Elke Staat die Partij is heeft bij de uitoefening van zijn nationale soevereiniteit het recht dit Verdrag op te zeggen. Hij stelt de depositaris in kennis van de opzegging, die alle andere Staten die Partij zijn in kennis stelt. De kennisgeving van opzegging kan een uiteenzetting van de gronden voor de opzegging omvatten. De kennisgeving van opzegging wordt van kracht negentig dagen na de ontvangst van de kennisgeving van opzegging door de depositaris, tenzij de kennisgeving van opzegging in een latere datum voorziet.

3. Opzegging ontslaat staten niet van hun verplichtingen die voortvloeiden uit dit Verdrag toen zij partij waren bij dit Verdrag, met inbegrip van financiële verplichtingen die kunnen zijn ontstaan.

Artikel 25

Voorbehouden

1. Op het tijdstip van ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan elke staat voorbehouden formuleren, tenzij de voorbehouden onverenigbaar zijn met het onderwerp en doel van dit Verdrag.

2. Staten die Partij zijn kunnen hun voorbehoud te allen tijde intrekken door middel van een daartoe strekkende kennisgeving gericht aan de depositaris.

Artikel 26

Relatie met andere internationale overeenkomsten

1. De implementatie van dit Verdrag laat verplichtingen die Staten die Partij zijn zijn aangegaan in het kader van bestaande of toekomstige internationale verdragen waarbij zij partij zijn onverlet, indien die verplichtingen verenigbaar zijn met dit Verdrag.

2. Dit Verdrag wordt niet aangehaald als grond voor nietigverklaring van verdragen inzake defensiesamenwerking gesloten tussen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.

Artikel 27

Depositaris

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is depositaris van dit Verdrag.

Artikel 28

Authentieke teksten

Het oorspronkelijke exemplaar van dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Gedaan te New York op 28 maart 2013.