Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens

Detail

  • Plaats: Parijs
  • Aangenomen: 13-01-1993
  • Inwerkingtreding: 29-04-1997

In België

  • Ratificatie: 27-01-1997
  • Inwerkingtreding: 29-04-1997
  • Ondertekening: 13-01-1993
  • Publicatie: 06-06-1997
  • Geen voorbehoud of verklaring

 
Het Chemische Wapenverdrag verbiedt de ontwikkeling, de productie, de opslag en het gebruik van chemische wapens en vereist de vernietiging van chemische wapens evenals van hun productiefaciliteiten. Het verdrag versterkt het Gasprotocol van 1925 door chemische wapens onder alle omstandigheden te verbieden. Een belangrijke vooruitgang van het Chemische Wapenverdrag is zijn toezichtsmechanisme.

Het Chemische Wapenverdrag werd onderhandeld in het kader van de ontwapeningsconferenties in Genève van 1972 tot 1992. Het werd voor ondertekening geopend in Parijs op 13 januari 1993.

De verdragstekst

 
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,

Vastbesloten handelend op te treden ten einde daadwerkelijke vorderingen te bereiken in de richting van algemene en volledige ontwapening onder nauwlettend en doeltreffend internationaal toezicht, met inbegrip van het verbieden en uitbannen van alle vormen van massavernietigingswapens,

Geleid door de wens bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties,

In herinnering brengend dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties herhaaldelijk elk optreden dat in strijd is met de beginselen en doelstellingen van het Protocol van Genève van 17 juni 1925 nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogvoering (Protocol van Genève van 1925) heeft veroordeeld,

Erkennend dat dit Verdrag de hernieuwde bevestiging vormt van de beginselen en doelstellingen van en de verplichtingen aangegaan ingevolge het Protocol van Genève van 1925 en het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, ondertekend te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972,

Indachtig de doelstelling neergelegd in artikel IX van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens,

Vastbesloten, in het belang van de gehele mensheid, de mogelijkheid van het gebruik van chemische wapens volledig uit te sluiten door toepassing van de bepalingen van dit Verdrag en aldus de ingevolge het Protocol van Genève van 1925 aangegane verplichtingen aan te vullen,

Erkennend het verbod van het gebruik van herbiciden als een vorm van oorlogvoering, neergelegd in de daarop betrekking hebbende overeenkomsten en de desbetreffende beginselen van het internationale recht,

Erkennend dat op het terrein van de chemie bereikte resultaten uitsluitend ten bate van de mensheid dienen te worden aangewend,

Geleid door de wens de vrije handel in chemische stoffen, alsook de internationale samenwerking en uitwisseling van wetenschappelijke en technische gegevens op het terrein van chemische activiteiten voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden te bevorderen, ten einde de economische en technologische ontwikkeling van alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag te versterken,

Ervan overtuigd dat een volledig en doeltreffend verbod van de ontwikkeling, de productie, de verwerving, de opslag, het in bezit houden, de overdracht en het gebruik van chemische wapens en de vernietiging van deze wapens een noodzakelijke stap vormen met het oog op de verwezenlijking van deze gemeenschappelijke doelstellingen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I - Algemene verplichtingen
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe nimmer en onder geen enkele omstandigheid:

  • chemische wapens te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, een voorraad daarvan aan te leggen of in bezit te houden, dan wel aan wie dan ook direct of indirect over te dragen;
  • chemische wapens te gebruiken;
  • zich bezig te houden met militaire voorbereidingen tot het gebruik van chemische wapens;
  • wie dan ook op enigerlei wijze te helpen, aan te moedigen of aan te zetten tot een ingevolge dit Verdrag aan een Staat die Partij is bij dit Verdrag verboden activiteit.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft of die zich bevinden op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, te vernietigen in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe alle chemische wapens die hij heeft achtergelaten op het grondgebied van een andere Staat die Partij is bij dit Verdrag te vernietigen in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe inrichtingen voor de productie van chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft of die zich bevinden op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, te vernietigen in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe oproerbestrijdingsmiddelen niet als vorm van oorlogvoering te gebruiken.

Artikel II - Begripsomschrijvingen en criteria
Voor de toepassing van dit Verdrag:

Wordt onder ‘chemische wapens’ verstaan het onderstaande, tezamen of afzonderlijk:giftige stoffen en hun voorlopers, behalve wanneer deze zijn bestemd voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, zolang de soorten en hoeveelheden in overeenstemming met zulke doeleinden zijn;
munitie en andere inzetmiddelen, specifiek ontworpen om de dood of andere schade te veroorzaken door de toxische eigenschappen van de giftige stoffen bedoeld in letter a, die zouden vrijkomen als gevolg van het gebruik van zulke munitie en andere inzetmiddelen; uitrusting specifiek ontworpen voor rechtstreeks met de aanwending van de in letter b bedoelde munitie en andere inzetmiddelen verband houdend gebruik.

Wordt onder ‘giftige stof’ verstaan:
iedere chemische stof die door zijn chemische inwerking op levensprocessen de dood, tijdelijke functie-aantasting of blijvende schade aan mensen of dieren kan veroorzaken. Hiertoe behoren alle zodanige chemische stoffen, ongeacht hun herkomst of hun wijze van productie en ongeacht of zij worden geproduceerd in inrichtingen, in munitie of elders. (Voor de toepassing van dit Verdrag zijn de aan verificatiemaatregelen onderworpen giftige stoffen genoemd in de Lijsten in de Bijlage inzake stoffen.)

Wordt onder ‘voorloper’ verstaan:
ieder chemisch reagens dat is betrokken bij enigerlei stap in de productie van een giftige stof, ongeacht de wijze van productie. Hiertoe behoort mede ieder hoofdbestanddeel van binaire of verscheidene bestanddelen bevattende chemische systemen. (Voor de toepassing van dit Verdrag zijn de aan verificatiemaatregelen onderworpen voorlopers genoemd in de Lijsten in de Bijlage inzake stoffen.)

Wordt onder ‘hoofdbestanddeel van binaire of verscheidene bestanddelen bevattende chemische systemen’ (hierna te noemen ‘hoofdbestanddeel’) verstaan:
de voorloper die de belangrijkste rol speelt bij de bepaling van de toxische eigenschappen van het eindproduct en snel reageert met andere stoffen in het binaire of verscheidene bestanddelen bevattende systeem.

Wordt onder ‘oude chemische wapens’ verstaan:chemische wapens geproduceerd vóór 1925; of
chemische wapens geproduceerd in het tijdvak tussen 1925 en 1946, waarvan de toestand in zodanige mate is verslechterd dat zij niet langer als chemische wapens kunnen worden gebruikt.

Wordt onder ‘achtergelaten chemische wapens’ verstaan:
chemische wapens, met inbegrip van oude chemische wapens, die na 1 januari 1925 door een Staat zijn achtergelaten op het grondgebied van een andere Staat zonder de toestemming van laatstbedoelde Staat.

Wordt onder ‘oproerbestrijdingsmiddelen’ verstaan:
alle niet in een Lijst genoemde chemische stoffen die bij mensen snel tot irritatie van de zintuigen leiden of een handelingen belemmerende werking hebben, welke binnen korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen.

Onder ‘inrichting voor de productie van chemische wapens’ wordt verstaan:apparatuur, alsmede elk gebouw waarin zulke apparatuur is ondergebracht, die op enig tijdstip na 1 januari 1946 is ontworpen gebouwd of gebruikt:als onderdeel van de fase in de productie van chemische stoffen (‘laatste technologische fase’) waarbij de materiaalstromen - wanneer de apparatuur wordt gebruikt - zouden bevatten:stoffen genoemd in Lijst 1 in de Bijlage inzake stoffen; of
andere stoffen die in een hoeveelheid van meer dan 1 ton per jaar op het grondgebied van een Staat die Partij is bij dit Verdrag of op een andere plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van een Staat die Partij is bij dit Verdrag niet van nut zijn voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden maar die kunnen worden gebruikt voor chemische wapens; of
voor het vullen van chemische wapens, met inbegrip van onder meer het laden van stoffen genoemd in Lijst 1 in munitie, andere inzetmiddelen of houders voor opslag in grote hoeveelheden, het laden van stoffen in houders die deel uitmaken van geassembleerde binaire munitie en andere inzetmiddelen of in chemische submunitie die deel uitmaakt van geassembleerde munitie en andere inzetmiddelen met één chemisch bestanddeel en het aanbrengen van de houders en chemische submunitie in de onderscheiden munitie en andere inzetmiddelen;
hieronder wordt niet verstaan:een inrichting met een productiecapaciteit voor het synthetiseren van stoffen bedoeld in letter a onder i die kleiner is dan 1 ton;
een inrichting waarin een in letter a onder i bedoelde stof wordt of werd geproduceerd als onvermijdelijk bijproduct van activiteiten voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, mits de stof niet meer dan 3 procent van het totale product uitmaakt en mits de inrichting moet worden opgegeven en is onderworpen aan inspectie ingevolge de Bijlage inzake uitvoering en verificatie (hierna te noemen de ‘Verificatiebijlage’); of
de afzonderlijke kleinschalige inrichting voor de productie van in Lijst 1 genoemde stoffen voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden zoals bedoeld in Afdeling VI van de Verificatiebijlage.

Wordt onder ‘ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden’ verstaan:onderzoeksdoeleinden, dan wel industriële, agrarische, medische, farmaceutische of andere vreedzame doeleinden;
beschermingsdoeleinden, namelijk doeleinden die rechtstreeks samenhangen met bescherming tegen giftige stoffen en bescherming tegen chemische wapens;
militaire doeleinden die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van de toxische eigenschappen van stoffen als vorm van oorlogvoering;
handhaving van de openbare orde, met inbegrip van de bestrijding van binnenlands oproer.

Wordt onder ‘productiecapaciteit’ verstaan:
De hoeveelheid van een specifieke stof die per jaar zou kunnen worden vervaardigd, gebaseerd op het technologische proces dat feitelijk wordt gebruikt of dat, indien het proces nog niet operationeel is, gebruikt zal worden in de desbetreffende inrichting. Deze wordt geacht gelijk te zijn aan de op het type-plaatje aangegeven capaciteit of, indien de op het type-plaatje aangegeven capaciteit niet bekend is, aan de ontwerpcapaciteit. De op het type-plaatje aangegeven capaciteit is de onder gunstige omstandigheden te bereiken maximale productie van de productie-inrichting, zoals aangetoond door middel van één of verscheidene malen proefdraaien. De ontwerpcapaciteit is de overeenkomstige theoretisch berekende productie.

Wordt onder ‘Organisatie’ verstaan de Organisatie voor het verbod van chemische wapens, ingesteld ingevolge artikel VIII van dit Verdrag.
Voor de toepassing van artikel VI wordt verstaan onder:‘productie’ van een stof, de vorming ervan door middel van een chemische reactie;
‘be-/verwerking’ van een stof, een fysisch proces, zoals de bereiding, extractie en zuivering, waarbij een stof niet wordt omgezet in een andere stof;
‘verbruik’ van een stof, de omzetting ervan in een andere stof door middel van een chemische reactie.

Artikel III - Opgaven
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag dient uiterlijk 30 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden, de volgende opgaven in bij de Organisatie, waarin hij:met betrekking tot chemische wapens:opgeeft of hij chemische wapens in eigendom of bezit heeft, dan wel of zich chemische wapens bevinden op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht;
de exacte plaats, totale hoeveelheid en gedetailleerde inventaris precies opgeeft van de chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft, of die zich bevinden op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, in overeenstemming met Afdeling IV (A), paragrafen 1 tot en met 3, van de Verificatiebijlage, behalve voor de chemische wapens bedoeld onder iii;
Chemische wapens op zijn grondgebied meldt die het eigendom en bezit zijn van een andere Staat en die zich bevinden op een plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van een andere Staat, overeenkomstig Afdeling IV (A), paragraaf 4, van de Verificatiebijlage;
opgeeft of hij sedert 1 januari 1946 al dan niet rechtstreeks chemische wapens heeft overgedragen of ontvangen en de overdracht of ontvangst van deze wapens meldt overeenkomstig Afdeling IV (A), paragraaf 6, van de Verificatiebijlage;
zijn algemene plan verstrekt voor de vernietiging van chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft of die zich bevinden op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, overeenkomstig Afdeling IV (A), paragraaf 6, van de Verificatiebijlage;
met betrekking tot oude chemische wapens en achtergelaten chemische wapens:opgeeft of hij op zijn grondgebied oude chemische wapens heeft en alle beschikbare informatie verstrekt overeenkomstig Afdeling IV (B), paragraaf 3, van de Verificatiebijlage;
opgeeft of er achtergelaten chemische wapens op zijn grondgebied zijn en alle beschikbare informatie verstrekt overeenkomstig Afdeling IV (B), paragraaf 8, van de Verificatiebijlage;
opgeeft of hij chemische wapens heeft achtergelaten op het grondgebied van andere Staten en alle beschikbare informatie verstrekt overeenkomstig Afdeling IV (B), paragraaf 10, van de Verificatiebijlage;
met betrekking tot inrichtingen voor de productie van chemische wapens:opgeeft of hij inrichtingen voor de productie van chemische wapens in eigendom of bezit heeft of had, dan wel of deze zijn of waren gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht op enig tijdstip sedert 1 januari 1946;
inrichtingen voor de productie van chemische wapens precies opgeeft die hij in eigendom of bezit heeft of had, dan wel die zijn of waren gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, op enig tijdstip sedert 1 januari 1946, overeenkomstig Afdeling V, paragraaf 1, van de Verificatiebijlage, behalve de inrichtingen bedoeld onder iii;
inrichtingen voor de productie van chemische wapens op zijn grondgebied meldt die een andere Staat in eigendom en bezit heeft of had en die zijn of waren gelegen op een plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van een andere Staat op enig tijdstip sedert 1 januari 1946, overeenkomstig Afdeling V, paragraaf 2, van de Verificatiebijlage;
opgeeft of hij al dan niet rechtstreeks apparatuur voor de productie van chemische wapens heeft overgedragen of ontvangen sedert 1 januari 1946 en de overdracht of ontvangst van zodanige apparatuur precies opgeeft, overeenkomstig Afdeling V paragrafen 3 tot en met 5, van de Verificatiebijlage;
zijn algemene plan verstrekt voor de vernietiging van inrichtingen voor de productie van chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft of die zijn gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, overeenkomstig Afdeling V, paragraaf 6, van de Verificatiebijlage;
te nemen maatregelen precies aangeeft voor de sluiting van inrichtingen voor de productie van chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft of die zijn gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, overeenkomstig Afdeling V, paragraaf 1, onder i, van de Verificatiebijlage;
zijn algemene plan verstrekt voor de tijdelijke conversie van inrichtingen voor de productie van chemische wapens die hij in eigendom of bezit heeft, of die zijn gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, in een inrichting voor de vernietiging van chemische wapens, overeenkomstig Afdeling V, paragraaf 7, van de Verificatiebijlage;
met betrekking tot andere inrichtingen:
de precieze plaats, aard en algemene reikwijdte van de activiteiten precies aangeeft van inrichtingen of vestigingen in zijn eigendom of bezit, of gelegen op plaatsen onder zijn rechtsmacht of toezicht, die sedert 1 januari 1946 in de eerste plaats zijn ontworpen, gebouwd of gebruikt voor de ontwikkeling van chemische wapens. Deze opgave dient onder meer laboratoria en proef- en evaluatieterreinen te bevatten;
met betrekking tot oproerbestrijdingsmiddelen:
de chemische benaming, de structuurformule en het registratienummer van de Chemical Abstracts Service (CAS), indien toegekend, precies opgeeft voor elke stof die hij in bezit heeft voor de bestrijding van oproer. Deze opgave moet steeds worden bijgewerkt binnen uiterlijk 30 dagen nadat er veranderingen van kracht zijn geworden.
De bepalingen van dit artikel en de desbetreffende bepalingen van Afdeling IV van de Verificatiebijlage zijn niet van toepassing, zulks ter beoordeling van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, op chemische wapens die vóór 1 januari 1977 op zijn grondgebied zijn begraven en begraven blijven of die vóór 1 januari 1985 in zee zijn gestort.

Artikel IV - Chemische wapens

De bepalingen van dit artikel en de gedetailleerde procedures voor uitvoering daarvan zijn van toepassing op alle chemische wapens in eigendom of bezit van een Staat die Partij is bij dit Verdrag of gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, met uitzondering van oude chemische wapens en achtergelaten chemische wapens waarop Afdeling IV (B) van de Verificatiebijlage van toepassing is.

De gedetailleerde procedures voor de toepassing van dit artikel zijn vervat in de Verificatiebijlage.
Alle plaatsen waar chemische wapens als bedoeld in het eerste lid zijn opgeslagen of worden vernietigd, zijn onderworpen aan systematische verificatie door middel van inspectie en controle ter plaatse met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten overeenkomstig Afdeling IV (A) van de Verificatiebijlage.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag biedt, onmiddellijk nadat de opgave ingevolge artikel III, eerste lid, letter a, is ingediend, toegang tot de in het eerste lid bedoelde chemische wapens met het oog op systematische verificatie van de opgave door middel van inspectie ter plaatse. Daarna mag een Staat die Partij is bij dit Verdrag deze chemische wapens niet verwijderen, behalve naar een inrichting voor de vernietiging van chemische wapens. Hij biedt toegang tot deze chemische wapens met het oog op systematische verificatie ter plaatse.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag biedt toegang tot inrichtingen voor de vernietiging van chemische wapens en de opslagterreinen daarbij, die hij in eigendom of bezit heeft of die zijn gelegen op een plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, met het oog op de systematische verificatie ter plaatse door middel van inspectie en controle met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag vernietigt alle in het eerste lid bedoelde chemische wapens ingevolge de Verificatiebijlage en overeenkomstig het overeengekomen tempo en de overeengekomen volgorde van vernietiging (hierna te noemen de ‘volgorde van vernietiging’). Deze vernietiging begint uiterlijk twee jaar nadat dit Verdrag voor een Staat in werking is getreden en eindigt uiterlijk 10 jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag. Niets belet een Staat die Partij is bij dit Verdrag deze chemische wapens in een sneller tempo te vernietigen.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag:dient gedetailleerde plannen in voor de vernietiging van de in het eerste lid bedoelde chemische wapens, zulks uiterlijk 60 dagen voor het begin van elke jaarlijkse vernietigingsperiode, overeenkomstig Afdeling IV (A), paragraaf 29, van de Verificatiebijlage; het gedetailleerde plan omvat alle voorraden die tijdens de komende jaarlijkse vernietigingsperiode zullen worden vernietigd; dient jaarlijks opgaven in betreffende de uitvoering van zijn plannen voor de vernietiging van de in het eerste lid bedoelde chemische wapens, zulks uiterlijk 60 dagen na het einde van elke jaarlijkse vernietigingsperiode, en bevestigt, uiterlijk 30 dagen nadat het vernietigingsproces is voltooid, dat alle in het eerste lid bedoelde chemische wapens zijn vernietigd.
Indien een Staat dit Verdrag bekrachtigt of daartoe toetreedt na de in het zesde lid bedoelde vernietigingsperiode van tien jaar, dient die Staat de in het eerste lid bedoelde chemische wapens zo spoedig mogelijk te vernietigen. De volgorde van vernietiging en de procedures voor de nauwgezette verificatie voor een zodanige Staat die Partij is bij dit Verdrag worden bepaald door de Uitvoerende Raad.

Chemische wapens die door een Staat die Partij is bij dit Verdrag worden ontdekt na de eerste opgave van chemische wapens dienen te worden gemeld, in veiligheid gebracht en vernietigd overeenkomstig Afdeling IV (A) van de Verificatiebijlage.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag kent tijdens het vervoer, de bemonstering, de opslag en de vernietiging van chemische wapens de hoogste prioriteit toe aan het waarborgen van de veiligheid van mensen en het beschermen van het milieu. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag vervoert, bemonstert, bewaart en vernietigt chemische wapens overeenkomstig zijn nationale veiligheids- en emissienormen.

Een Staat die Partij is bij dit Verdrag die op zijn grondgebied chemische wapens heeft die het eigendom of bezit zijn van een andere Staat of die zich bevinden op een plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van een andere Staat, dient alles in het werk te stellen om te waarborgen dat deze chemische wapens van zijn grondgebied zijn verwijderd uiterlijk een jaar nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden. Indien zij niet binnen een jaar zijn verwijderd, kan de Staat die Partij is bij dit Verdrag de Organisatie en andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag verzoeken om hulp bij de vernietiging van deze chemische wapens.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich tot samenwerking met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die op bilaterale basis of via het Technisch Secretariaat verzoeken om informatie of hulp aangaande methoden en technologieën voor de veilige en efficiënte vernietiging van chemische wapens.

Bij het verrichten van de verificatie-activiteiten ingevolge dit artikel en Afdeling IV (A) van de Verificatiebijlage bestudeert de Organisatie maatregelen ter vermijding van onnodige overlapping van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag inzake verificatie van de opslag en vernietiging van chemische wapens.

Hiertoe besluit de Uitvoerende Raad de verificatie te beperken tot maatregelen die een aanvulling vormen op die welke worden genomen ingevolge een zodanige bilaterale of multilaterale overeenkomst indien hij van oordeel is dat:de verificatiebepalingen van een zodanige overeenkomst in overeenstemming zijn met de verificatiebepalingen van dit artikel en van Afdeling IV (A) van de Verificatiebijlage; de toepassing van een zodanige overeenkomst voldoende zekerheid biedt voor naleving van de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag; en de partijen bij de bilaterale of multilaterale overeenkomst de Organisatie volledig op de hoogte houden van hun verificatieactiviteiten.

Indien de Uitvoerende Raad een besluit ingevolge het dertiende lid neemt, heeft de Organisatie het recht toe te zien op de toepassing van de bilaterale of multilaterale overeenkomst.
Het dertiende en veertiende lid laten de verplichting van een Staat die Partij is bij dit Verdrag opgaven te verstrekken ingevolge artikel III, dit artikel en Afdeling IV (A) van de Verificatiebijlage, onverlet.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag draagt de kosten van de vernietiging van chemische wapens die hij verplicht is te vernietigen. Hij draagt ook de kosten van de verificatie van de opslag en vernietiging van deze chemische wapens, tenzij de Uitvoerende Raad anders besluit. Indien de Uitvoerende Raad besluit de verificatiemaatregelen van de Organisatie te beperken ingevolge het dertiende lid, worden de kosten van de door de Organisatie verrichte aanvullende verificatie en van haar toezicht betaald in overeenstemming met de verdeelsleutel van de Verenigde Naties als aangegeven in artikel VIII, zevende lid.

De bepalingen van dit artikel en de desbetreffende bepalingen van Afdeling IV van de Verificatiebijlage zijn niet van toepassing, zulks ter beoordeling van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, op chemische wapens die vóór 1 januari 1977 op zijn grondgebied zijn begraven en begraven blijven of die vóór 1 januari 1985 in zee zijn gestort.

Artikel V - Inrichtingen voor de productie van chemische wapens
De bepalingen van dit artikel en de gedetailleerde procedures voor de uitvoering daarvan zijn van toepassing op alle inrichtingen voor de productie van chemische wapens in eigendom of bezit van een Staat die Partij is bij dit Verdrag of gelegen op plaatsen onder zijn rechtsmacht of toezicht.
De gedetailleerde procedures voor de toepassing van dit artikel zijn vervat in de Verificatiebijlage.
Alle in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens zijn onderworpen aan systematische verificatie door middel van inspectie en controle ter plaatse met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten overeenkomstig Afdeling V van de Verificatiebijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag beëindigt onmiddellijk alle activiteiten in de in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens, met uitzondering van de voor sluiting vereiste activiteiten.

Geen enkele Staat die Partij is bij dit Verdrag bouwt nieuwe inrichtingen voor de productie van chemische wapens of wijzigt bestaande inrichtingen met het oog op de productie van chemische wapens of andere ingevolge dit Verdrag verboden activiteiten.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag biedt, onmiddellijk nadat de opgave ingevolge artikel III, eerste lid, letter c, is ingediend, toegang tot de in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens met het oog op systematische verificatie van de opgave door middel van inspectie ter plaatse.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag:sluit uiterlijk 90 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden alle in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens overeenkomstig Afdeling V van de Verificatiebijlage en geeft daarvan kennis; en
biedt na de sluiting toegang tot de in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens, met het oog op systematische verificatie door middel van inspectie ter plaatse en controle met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten, ten einde te waarborgen dat de inrichting gesloten blijft en vervolgens wordt vernietigd.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag vernietigt alle in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens en bijbehorende inrichtingen en apparatuur ingevolge de Verificatiebijlage en overeenkomstig een overeengekomen tempo en volgorde van vernietiging (hierna te noemen de ‘volgorde van vernietiging’). Deze vernietiging begint uiterlijk een jaar nadat dit Verdrag voor een Staat in werking is getreden en eindigt uiterlijk 10 jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag. Niets belet een Staat die Partij is bij dit Verdrag deze inrichtingen in een sneller tempo te vernietigen.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag:dient gedetailleerde plannen in voor de vernietiging van de in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens, zulks uiterlijk 180 dagen vóór de vernietiging van elke inrichting begint;
dient jaarlijks opgaven in betreffende de uitvoering van zijn plannen voor de vernietiging van alle in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens, zulks uiterlijk 90 dagen na het einde van elke jaarlijkse vernietigingsperiode; en
bevestigt, uiterlijk 30 dagen nadat het vernietigingsproces is voltooid, dat alle in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens zijn vernietigd.
Indien een Staat dit Verdrag bekrachtigt of daartoe toetreedt na de in het achtste lid bedoelde vernietigingsperiode van tien jaar, dient hij de in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens zo spoedig mogelijk te vernietigen. De volgorde van vernietiging en de procedures voor nauwgezette verificatie van een zodanige Staat die Partij is bij dit Verdrag worden bepaald door de Uitvoerende Raad.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag kent tijdens de vernietiging van inrichtingen voor de productie van chemische wapens de hoogste prioriteit toe aan het waarborgen van de veiligheid van mensen en aan het beschermen van het milieu. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag vernietigt inrichtingen voor de productie van chemische wapens overeenkomstig zijn nationale veiligheids- en emissienormen.
De in het eerste lid bedoelde inrichtingen voor de productie van chemische wapens kunnen tijdelijk worden geconverteerd ten behoeve van de vernietiging van chemische wapens overeenkomstig Afdeling V, paragrafen 18 tot en met 25, van de Verificatiebijlage. Een zodanige geconverteerde inrichting moet worden vernietigd zodra zij niet langer in gebruik is voor de vernietiging van chemische wapens, maar in elk geval uiterlijk 10 jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag.
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag kan, wanneer zulks in uitzonderlijke gevallen dringend noodzakelijk is, verzoeken om toestemming om een in het eerste lid bedoelde inrichting voor de productie van chemische wapens te gebruiken voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden. Op aanbeveling van de Uitvoerende Raad besluit de Conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag dit verzoek al dan niet goed te keuren en stelt zij de voorwaarden waarvan de goedkeuring afhankelijk is overeenkomstig Afdeling V, Titel D, van de Verificatiebijlage.
De inrichting voor de productie van chemische wapens wordt op zodanige wijze geconverteerd, dat de geconverteerde inrichting net zo min kan worden gereconverteerd in een inrichting voor de productie van chemische wapens als een andere inrichting gebruikt voor onderzoeksdoeleinden, dan wel industriële, agrarische, medische, farmaceutische of andere vreedzame doeleinden waarbij de in Lijst 1 genoemde stoffen niet zijn betrokken.

Alle geconverteerde inrichtingen zijn onderworpen aan systematische verificatie door middel van inspectie ter plaatse en controle met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten overeenkomstig Afdeling V, Titel D, van de Verificatiebijlage.
Bij het verrichten van de verificatie-activiteiten ingevolge dit artikel en Afdeling V van de Verificatiebijlage bestudeert de Organisatie maatregelen ter vermijding van onnodige overlapping van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag inzake de verificatie van inrichtingen voor de productie van chemische wapens en de vernietiging daarvan.

Hiertoe besluit de Uitvoerende Raad de verificatie te beperken tot maatregelen die een aanvulling vormen op die welke worden genomen ingevolge een zodanige bilaterale of multilaterale overeenkomst indien hij van oordeel is dat:de verificatiebepalingen van een zodanige overeenkomst in overeenstemming zijn met de verificatiebepalingen van dit artikel en van Afdeling V van de Verificatiebijlage; de toepassing van de overeenkomst voldoende zekerheid biedt voor de naleving van de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag; en de partijen bij de bilaterale of multilaterale overeenkomst de Organisatie volledig op de hoogte houden van hun verificatiewerkzaamheden.
Indien de Uitvoerende Raad een besluit ingevolge het zestiende lid neemt, heeft de Organisatie het recht toe te zien op de toepassing van de bilaterale of multilaterale overeenkomst.
Het zestiende en zeventiende lid laten de verplichting van een Staat die Partij is bij dit Verdrag opgaven te verstrekken ingevolge artikel III, dit artikel en Afdeling V van de Verificatiebijlage, onverlet.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag draagt de kosten van de vernietiging van de inrichtingen voor de productie van chemische wapens die hij verplicht is te vernietigen. Hij draagt ook de kosten van de verificatie ingevolge dit artikel, tenzij de Uitvoerende Raad anders besluit. Indien de Uitvoerende Raad besluit de verificatiemaatregelen van de Organisatie te beperken ingevolge het zestiende lid, worden de kosten van de door de Organisatie verrichte aanvullende verificatie en van haar toezicht betaald in overeenstemming met de verdeelsleutel van de Verenigde Naties als aangegeven in artikel VIII, zevende lid.

Artikel VI - Ingevolge dit Verdrag niet verboden activiteiten
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht, behoudens de bepalingen van dit Verdrag, giftige stoffen en hun voorlopers te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, in bezit te houden, over te dragen en te gebruiken voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat giftige stoffen en hun voorlopers op zijn grondgebied of op een andere plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht slechts worden ontwikkeld, geproduceerd, anderszins verworven, in bezit gehouden, overgedragen of gebruikt voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden. Hiertoe, en ten einde te verifiëren dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de verplichtingen ingevolge dit Verdrag, onderwerpt elke Staat die Partij is bij dit Verdrag giftige stoffen en hun voorlopers genoemd in de Lijsten 1, 2 en 3 van de Bijlage inzake stoffen, met die stoffen verband houdende inrichtingen en andere inrichtingen als bedoeld in de Verificatiebijlage, die zijn gelegen op zijn grondgebied of op een andere plaats onder zijn rechtsmacht of toezicht, aan verificatiemaatregelen als bedoeld in de Verificatiebijlage.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag onderwerpt de ‘stoffen genoemd in Lijst 1’ (hierna te noemen de ‘stoffen van Lijst 1’) aan de verbodsbepalingen inzake productie, verwerving, bezit, overdracht en gebruik bedoeld in Afdeling VI van de Verificatiebijlage. Hij onderwerpt de stoffen van Lijst 1 en de inrichtingen genoemd in Afdeling VI van de Verificatiebijlage aan systematische verificatie door middel van inspectie ter plaatse en controle met behulp van ter plaatse opgestelde instrumenten, overeenkomstig die Afdeling van de Verificatiebijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag onderwerpt de stoffen genoemd in Lijst 2 (hierna te noemen de ‘stoffen van Lijst 2’) en de inrichtingen genoemd in Afdeling VII van de Verificatiebijlage aan gegevenscontrole en verificatie ter plaatse overeenkomstig die Afdeling van de Verificatiebijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag onderwerpt de stoffen genoemd in Lijst 3 (hierna te noemen de ‘stoffen van Lijst 3’) en de inrichtingen genoemd in Afdeling VIII van de Verificatiebijlage aan gegevenscontrole en verificatie ter plaatse overeenkomstig die Afdeling van de Verificatiebijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag onderwerpt de inrichtingen genoemd in Afdeling IX van de Verificatiebijlage aan gegevenscontrole en eventuele verificatie ter plaatse overeenkomstig die Afdeling van de Verificatiebijlage tenzij ingevolge Afdeling IX, paragraaf 22 van de Verificatiebijlage door de Conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag anders wordt besloten.
Uiterlijk 30 dagen nadat dit Verdrag voor een Staat in werking is getreden, doet elke Staat die Partij is bij dit Verdrag een eerste opgave inzake de desbetreffende stoffen en inrichtingen overeenkomstig de Verificatiebijlage.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag doet jaarlijkse opgaven inzake de desbetreffende stoffen en inrichtingen overeenkomstig de Verificatiebijlage.
Ten behoeve van de verificatie ter plaatse verleent elke Staat die Partij is bij dit Verdrag de inspecteurs toegang tot de inrichtingen zoals vereist in de Verificatiebijlage.
Bij het verrichten van verificatie-activiteiten vermijdt het Technisch Secretariaat onnodige inmenging in de chemische activiteiten van de Staat die Partij is bij dit Verdrag voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden en houdt het zich met name aan de bepalingen vervat in de Bijlage inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie (hierna te noemen de ‘Vertrouwelijkheidsbijlage’).
De bepalingen van dit artikel dienen op zodanige wijze te worden toegepast dat belemmering van de economische of technologische ontwikkeling van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en van de internationale samenwerking op het terrein van chemische activiteiten voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, met inbegrip van de internationale uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie en stoffen en apparatuur voor de productie, de be-/verwerking of het gebruik van stoffen voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, wordt vermeden.

Artikel VII - Nationale uitvoeringsmaatregelen
Algemene verplichtingen

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag neemt, overeenkomstig zijn constitutionele procedures, de nodige maatregelen ter nakoming van zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag. Met name:verbiedt hij natuurlijke personen en rechtspersonen, waar ook op zijn grondgebied of op een andere plaats onder zijn rechtsmacht als erkend door het internationale recht, het ondernemen van ingevolge dit Verdrag aan een Staat die Partij is bij dit Verdrag verboden activiteiten; daarbij inbegrepen het uitvaardigen van strafrechtelijke bepalingen ten aanzien van zodanige activiteiten;
staat hij op plaatsen onder zijn toezicht geen ingevolge dit Verdrag aan een Staat die Partij is bij dit Verdrag verboden activiteiten toe; en
strekt hij zijn ingevolge letter a uitgevaardigde strafrechtelijke bepalingen uit tot ingevolge dit Verdrag aan een Staat die Partij is bij dit Verdrag verboden activiteiten, waar ook ondernomen door natuurlijke personen die zijn nationaliteit bezitten, zulks in overeenstemming met het internationale recht.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag werkt samen met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en biedt de passende vorm van rechtshulp om de nakoming van de verplichtingen ingevolge het eerste lid te vergemakkelijken.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag kent bij de nakoming van zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag de hoogste prioriteit toe aan het waarborgen van de veiligheid van mensen en het beschermen van het milieu en werkt in dit opzicht in voorkomend geval samen met andere Staten die

Partij zijn bij dit Verdrag.

Betrekkingen tussen de Staat die Partij is bij dit Verdrag en de Organisatie.
Ten einde zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag na te komen, wijst elke Staat die Partij is bij dit Verdrag een Nationale Autoriteit aan of stelt deze in als nationaal centraal punt voor het doeltreffend contact met de Organisatie en andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag deelt de Organisatie zijn Nationale Autoriteit mede op het tijdstip waarop dit Verdrag voor die Staat in werking treedt.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag stelt de Organisatie in kennis van de voor de toepassing van dit Verdrag genomen wetgevende en bestuurlijke maatregelen.

Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag behandelt informatie en gegevens die hij in vertrouwen van de Organisatie ontvangt in verband met de toepassing van dit Verdrag, vertrouwelijk en zorgvuldig. Hij hanteert zodanige informatie en gegevens uitsluitend in verband met zijn rechten en verplichtingen ingevolge dit Verdrag en overeenkomstig de bepalingen vervat in de Vertrouwelijkheidsbijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich tot samenwerking met de Organisatie bij de uitoefening van al haar taken en met name tot het verlenen van bijstand aan het Technisch Secretariaat.

Artikel VIII - De Organisatie
A. Algemene bepalingen

De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, richten hierbij de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens op, die tot taak heeft voorwerp en doel van dit Verdrag te verwezenlijken, de toepassing van de bepalingen van het Verdrag, met inbegrip van die inzake de internationale verificatie van de naleving ervan, te waarborgen, en een forum te bieden voor overleg en samenwerking tussen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
Alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, zijn lid van de Organisatie. Een Staat die Partij is bij dit Verdrag mag het lidmaatschap van de Organisatie niet worden ontnomen.
De Organisatie heeft haar zetel te 's-Gravenhage, Koninkrijk der Nederlanden.
Als organen van de Organisatie worden hierbij ingesteld: de Conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat.
De Organisatie verricht haar verificatie-activiteiten voorzien in dit Verdrag met de geringst mogelijke inmenging die verenigbaar is met de tijdige en efficiënte verwezenlijking van de doelstellingen daarvan. Zij verzoekt alleen om de informatie en gegevens die nodig zijn om zich te kunnen kwijten van haar verantwoordelijkheden ingevolge dit Verdrag. Zij neemt alle voorzorgsmaatregelen om de vertrouwelijkheid te beschermen van informatie inzake civiele en militaire activiteiten en inrichtingen die te harer kennis komt bij de toepassing van dit Verdrag en houdt zich met name aan de bepalingen vervat in de Vertrouwelijkheidsbijlage.
Bij het verrichten van haar verificatie-activiteiten overweegt de Organisatie maatregelen om gebruik te kunnen maken van de vooruitgang in wetenschap en technologie.
De kosten van de werkzaamheden van de Organisatie worden betaald door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag overeenkomstig de verdeelsleutel van de Verenigde Naties, aangepast om rekening te houden met het verschil in het aantal leden tussen de Verenigde Naties en deze Organisatie en met inachtneming van de bepalingen van de artikelen IV en V. De financiële bijdragen van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag aan de Voorbereidende Commissie worden op passende wijze in mindering gebracht op hun bijdragen aan de gewone begroting. De begroting van de Organisatie omvat twee hoofdstukken, het ene betreffende de administratieve en overige kosten en het andere betreffende de kosten van verificatie.
Een lid van de Organisatie dat een achterstand heeft in de betaling van zijn financiële bijdrage aan de Organisatie heeft geen stem in de Organisatie indien het achterstallige bedrag gelijk is aan of groter is dan het bedrag van de bijdrage die het lid verschuldigd is over de voorgaande twee volle jaren. De Conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag kan zulk een lid niettemin toestaan zijn stem uit te brengen indien zij ervan overtuigd is dat het niet betalen te wijten is aan omstandigheden waarop het lid geen invloed heeft.

B. De conferentie van de Staten die partij zijn bij dit Verdrag
Samenstelling, procedures en besluitvorming
De Conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag (hierna te noemen ‘de Conferentie’) bestaat uit alle leden van deze Organisatie. Elk lid heeft één vertegenwoordiger in de Conferentie, die kan worden vergezeld door plaatsvervangers en adviseurs.
De eerste vergadering van de Conferentie wordt uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van het Verdrag belegd door de depositaris.
De Conferentie komt bijeen in gewone vergaderingen die jaarlijks worden gehouden, tenzij zij anders besluit.
Er worden buitengewone vergaderingen van de Conferentie belegd:wanneer de Conferentie daartoe besluit;
wanneer de Uitvoerende Raad daarom verzoekt;
wanneer een lid daarom verzoekt en hierin door een derde van de leden wordt gesteund; of
overeenkomstig lid 22 ter toetsing van de werking van dit Verdrag.

Behalve in het geval bedoeld in letter d, wordt de buitengewone vergadering belegd uiterlijk 30 dagen na de ontvangst van het verzoek door de Directeur-generaal van het Technisch Secretariaat, tenzij in het verzoek anders is aangegeven.
De Conferentie wordt overeenkomstig artikel XV, tweede lid, ook bijeengeroepen als Conferentie tot wijziging van het Verdrag.
De vergaderingen van de Conferentie worden gehouden ter plaatse van de zetel van de Organisatie, tenzij de Conferentie anders besluit.
De Conferentie stelt haar eigen procedureregels vast. Aan het begin van elke gewone vergadering kiest zij haar Voorzitter en de eventueel noodzakelijke andere functionarissen. Dezen bekleden hun ambt totdat op de volgende gewone vergadering een nieuwe Voorzitter en andere functionarissen worden gekozen.
Een meerderheid van de leden van de Organisatie vormt een quorum voor de Conferentie.
Elk lid van de Organisatie heeft één stem in de Conferentie.
De Conferentie neemt besluiten inzake procedurevraagstukken met een eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Besluiten over inhoudelijke aangelegenheden dienen voor zover mogelijk bij consensus te worden genomen. Indien geen consensus kan worden bereikt wanneer over een aangelegenheid moet worden beslist, stelt de Voorzitter de stemming 24 uur uit en doet hij tijdens deze periode van uitstel alles wat in zijn vermogen ligt om het bereiken van consensus te vergemakkelijken, en brengt hij vóór het einde van deze periode verslag uit aan de Conferentie. Indien aan het einde van deze 24 uur geen consensus mogelijk is, neemt de Conferentie het besluit met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen, tenzij in dit Verdrag anders is bepaald. Wanneer de vraag rijst of de aangelegenheid al dan niet van inhoudelijke aard is, wordt die aangelegenheid als een inhoudelijke aangelegenheid behandeld, tenzij de Conferentie anders besluit met de voor besluiten inzake inhoudelijke aangelegenheden vereiste meerderheid.

Bevoegdheden en taken
De Conferentie is het voornaamste orgaan van de Organisatie. Zij bestudeert alle kwesties, aangelegenheden of onderwerpen binnen de werkingssfeer van dit Verdrag, met inbegrip van die betreffende de bevoegdheden en taken van de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat. Zij kan aanbevelingen doen en besluiten nemen inzake alle kwesties, aangelegenheden of onderwerpen die samenhangen met dit Verdrag en ter tafel worden gebracht door een Staat die Partij is bij dit Verdrag of onder haar aandacht worden gebracht door de Uitvoerende Raad.
De Conferentie ziet toe op de toepassing van dit Verdrag en bevordert de verwezenlijking van zijn voorwerp en doel. De Conferentie toetst de naleving van dit Verdrag. Zij ziet ook toe op de werkzaamheden van de Uitvoerende Raad en het Technisch Secretariaat en kan deze voor de uitoefening van hun taken richtlijnen verstrekken overeenkomstig dit Verdrag.
De Conferentie:bestudeert en aanvaardt tijdens haar gewone vergaderingen het verslag, het programma en de begroting van de Organisatie, ingediend door de Uitvoerende Raad, en bestudeert tevens andere verslagen;
besluit over de verdeelsleutel van de financiële bijdragen die de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag overeenkomstig het zevende lid moeten betalen;
kiest de leden van de Uitvoerende Raad;
benoemt de Directeur-generaal van het Technisch Secretariaat (hierna te noemen ‘de Directeur-generaal’);
hecht haar goedkeuring aan de door de Uitvoerende Raad voor te leggen procedureregels van de Uitvoerende Raad;
stelt de ondergeschikte organen in die zij nodig acht voor de vervulling van haar taken overeenkomstig dit Verdrag;
bevordert de internationale samenwerking voor vreedzame doeleinden ter zake van activiteiten op chemisch gebied;
beziet de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de werking van dit Verdrag zouden kunnen beïnvloeden en draagt in dit verband de Directeur-generaal op een Wetenschappelijke Adviesraad in te stellen, opdat hij bij de vervulling van zijn taken gespecialiseerde adviezen op voor dit Verdrag relevante terreinen van wetenschap en technologie kan verstrekken aan de Conferentie, de Uitvoerende Raad of de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. De Wetenschappelijke Adviesraad wordt samengesteld uit onafhankelijke deskundigen die overeenkomstig door de Conferentie aangenomen regels worden benoemd;
bestudeert op haar eerste vergadering de door de Voorbereidende Commissie opgestelde ontwerp-overeenkomsten, bepalingen en richtlijnen, en keurt deze goed;
stelt op haar eerste vergadering het vrijwillige bijstandsfonds overeenkomstig artikel X in;
neemt de nodige maatregelen om toe te zien op de naleving van dit Verdrag en situaties die in strijd zijn met de bepalingen van dit Verdrag recht te zetten en daaraan een einde te maken overeenkomstig artikel XII.
De Conferentie komt uiterlijk een jaar na het verstrijken van het vijfde en het tiende jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, en op andere tijdstippen binnen dat tijdvak waartoe wordt besloten, bijeen in een bijzondere vergadering ter toetsing van de werking van dit Verdrag. Bij deze toetsingen wordt rekening gehouden met relevante wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Daarna wordt, tenzij anderszins besloten, telkens met tussenpozen van vijf jaar een vergadering van de Conferentie belegd met hetzelfde doel.

C. De Uitvoerende Raad
Samenstelling, procedure en besluitvorming
De Uitvoerende Raad bestaat uit 41 leden. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht, volgens het rouleringsbeginsel, zitting te hebben in de Uitvoerende Raad. De leden van de Uitvoerende Raad worden door de Conferentie gekozen voor een termijn van twee jaar. Ten einde het doeltreffend functioneren van dit Verdrag te verzekeren, wordt de Uitvoerende Raad, daarbij in het bijzonder een billijke geografische verdeling, het belang van de chemische industrie, alsook politieke belangen en veiligheidsbelangen in aanmerking nemend, als volgt samengesteld:negen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag uit Afrika, aan te wijzen door de in deze regio gelegen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat in de regel drie van deze negen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Staten zijn met de belangrijkste nationale chemische industrie in de regio, als vastgesteld aan de hand van internationaal gerapporteerde en gepubliceerde gegevens; daarnaast dient de regionale groep overeen te komen dat bij de aanwijzing van deze drie leden ook andere regionale factoren in aanmerking worden genomen;
negen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag uit Azië, aan te wijzen door de in deze regio gelegen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat in de regel vier van deze negen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Staten zijn met de belangrijkste nationale chemische industrie in de regio, als vastgesteld aan de hand van internationaal gerapporteerde en gepubliceerde gegevens; daarnaast dient de regionale groep overeen te komen dat bij de aanwijzing van deze vier leden ook andere regionale factoren in aanmerking worden genomen;
vijf Staten die Partij zijn bij dit Verdrag uit Oost-Europa, aan te wijzen door de in deze regio gelegen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat in de regel één van deze vijf Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Staat is met de belangrijkste nationale chemische industrie in de regio, als vastgesteld aan de hand van internationaal gerapporteerde en gepubliceerde gegevens; daarnaast dient de regionale groep overeen te komen dat bij de aanwijzing van dat lid ook andere regionale factoren in aanmerking worden genomen;
zeven Staten die Partij zijn bij dit Verdrag uit Latijns-Amerika en het Caribische gebied, aan te wijzen door de in deze regio gelegen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat in de regel drie van deze zeven Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Staten zijn met de belangrijkste nationale chemische industrie in de regio, als vastgesteld aan de hand van internationaal gerapporteerde en gepubliceerde gegevens; en daarnaast dient de regionale groep overeen te komen dat bij de aanwijzing van deze drie leden ook andere regionale factoren in aanmerking worden genomen;
tien Staten die Partij zijn bij dit Verdrag uit de West-Europese en andere Staten, aan te wijzen door de in deze regio gelegen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat in de regel vijf van deze tien Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Staten zijn met de belangrijkste nationale chemische industrie in de regio, als vastgesteld aan de hand van internationaal gerapporteerde en gepubliceerde gegevens - daarnaast dient de regionale groep overeen te komen dat bij de aanwijzing van deze vijf leden ook andere regionale factoren in aanmerking worden genomen;
nog één Staat die Partij is bij dit Verdrag, achtereenvolgens aan te wijzen door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag gelegen in de regio's Azië en Latijns-Amerika en het Caribische gebied. Als uitgangspunt voor deze aanwijzing wordt overeengekomen dat deze Staat die Partij is bij dit Verdrag roulerend lid uit deze regio's is.
Bij de eerste verkiezing van de Uitvoerende Raad worden 20 leden gekozen voor een termijn van een jaar, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de in lid 23 beschreven getalsverhoudingen.
Nadat volledige uitvoering is gegeven aan de artikelen IV en V, kan de Conferentie, op verzoek van een meerderheid van de leden van de Uitvoerende Raad, de samenstelling van de Uitvoerende Raad opnieuw bezien, rekening houdend met ontwikkelingen verband houdend met de in lid 23 vervatte beginselen die aan de samenstelling van de Raad ten grondslag liggen.
De Uitvoerende Raad stelt zijn procedureregels op en legt deze ter goedkeuring voor aan de Conferentie.
De Uitvoerende Raad kiest zijn voorzitter uit zijn leden.
De Uitvoerende Raad komt in gewone vergaderingen bijeen. Tussen de gewone vergaderingen in komt hij zo vaak bijeen als nodig is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden en taken.
Elk lid van de Uitvoerende Raad heeft één stem. De Uitvoerende Raad neemt besluiten inzake inhoudelijke aangelegenheden met een meerderheid van tweederde van alle leden, tenzij in dit Verdrag anders is aangegeven. De Uitvoerende Raad neemt besluiten inzake procedurevraagstukken met een eenvoudige meerderheid van alle leden. Wanneer de vraag rijst of de aangelegenheid al dan niet van inhoudelijke aard is, wordt de zaak als inhoudelijke aangelegenheid behandeld, tenzij de Uitvoerende Raad anders besluit met de voor besluiten inzake inhoudelijke aangelegenheden vereiste meerderheid.

Bevoegdheden en taken
De Uitvoerende Raad is het uitvoerend orgaan van de Organisatie. Hij is de Conferentie verantwoording verschuldigd. De Uitvoerende Raad oefent de bevoegdheden en taken uit die hem ingevolge dit Verdrag zijn opgedragen, alsook de taken die de Conferentie aan de Raad overdraagt. Hierbij handelt hij in overeenstemming met de aanbevelingen, besluiten en richtlijnen van de Conferentie en ziet hij toe op de goede en voortdurende toepassing daarvan.
De Uitvoerende Raad bevordert de doeltreffende toepassing en de naleving van dit Verdrag. Hij houdt toezicht op de werkzaamheden van het Technisch Secretariaat, werkt samen met de Nationale Autoriteit van elke Staat die Partij is bij dit Verdrag en vergemakkelijkt, op hun verzoek, het overleg en de samenwerking tussen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
De Uitvoerende Raad:bestudeert het ontwerp-programma en de ontwerpbegroting van de Organisatie en legt deze voor aan de Conferentie;
bestudeert het ontwerp-verslag van de Organisatie inzake de toepassing van dit Verdrag, het verslag inzake de verrichting van zijn eigen werkzaamheden en de bijzondere verslagen die hij nodig acht of waarom de Conferentie verzoekt, en legt deze voor aan de Conferentie;
treft regelingen voor de vergaderingen van de Conferentie, waaronder de opstelling van de ontwerp-agenda.
De Uitvoerende Raad kan verzoeken een bijzondere vergadering van de Conferentie te beleggen.
De Uitvoerende Raad:sluit overeenkomsten of treft regelingen met Staten en internationale organisaties namens de Organisatie, zulks na voorafgaande goedkeuring door de Conferentie;
sluit overeenkomsten met Staten die Partij zijn bij dit Verdrag namens de Organisatie in verband met artikel X en houdt toezicht op het vrijwillige fonds bedoeld in artikel X;
hecht zijn goedkeuring aan overeenkomsten of regelingen betreffende de verrichting van verificatie-activiteiten, waarover door het Technisch Secretariaat met Staten die Partij zijn bij dit Verdrag is onderhandeld.
De Uitvoerende Raad bestudeert alle onder zijn bevoegdheid vallende onderwerpen of aangelegenheden die dit Verdrag en de toepassing ervan raken, met inbegrip van bezorgdheid over de naleving en gevallen van niet-naleving, en stelt, indien passend, de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daarvan in kennis en brengt het onderwerp of de aangelegenheid onder de aandacht van de Conferentie.

Bij de bestudering van twijfels of bezorgdheid over de naleving en van gevallen van niet-naleving, met inbegrip van, onder andere, misbruik van de ingevolge dit Verdrag omschreven rechten, pleegt de Uitvoerende Raad overleg met de betrokken Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en verzoekt, indien passend, de Staat die Partij is bij dit Verdrag maatregelen te nemen om de situatie binnen een aangegeven termijn recht te zetten. Voor zover de Uitvoerende Raad verdere maatregelen nodig acht, neemt hij, onder andere, een of meer van de onderstaande maatregelen:hij stelt alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag van het onderwerp of de aangelegenheid in kennis;
hij brengt het onderwerp of de aangelegenheid onder de aandacht van de Conferentie;
hij doet de Conferentie aanbevelingen betreffende maatregelen om de situatie recht te zetten en de naleving te verzekeren.

In bijzonder ernstige en dringende gevallen brengt de Uitvoerende Raad het onderwerp of de aangelegenheid, met inbegrip van de desbetreffende informatie en conclusies, rechtstreeks onder de aandacht van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Tegelijkertijd stelt hij alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag van deze stap in kenni

 

D. Het Technisch Secretariaat
Het Technisch Secretariaat staat de Conferentie en de Uitvoerende Raad bij in de uitoefening van hun taken. Het Technisch Secretariaat voert de in dit Verdrag bepaalde verificatiemaatregelen uit. Het verricht de andere hem ingevolge dit Verdrag opgedragen taken alsook de taken die door de Conferentie en de Uitvoerende Raad aan hem zijn overgedragen.
Het Technisch Secretariaat:stelt het ontwerp-programma en de ontwerp-begroting van de Organisatie op en legt deze voor aan de Uitvoerende Raad;
stelt het ontwerp-verslag van de Organisatie inzake de toepassing van dit Verdrag en de andere verslagen waarom de Conferentie of de Uitvoerende Raad verzoekt, op en legt deze voor aan de Uitvoerende Raad;
voorziet in de administratieve en technische ondersteuning van de Conferentie, de Uitvoerende Raad en ondergeschikte organen;
verzendt en ontvangt namens de Organisatie mededelingen aan en van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag inzake aangelegenheden betreffende de toepassing van dit Verdrag;
e) zorgt voor technische bijstand en technische evaluatie ten behoeve van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bij de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag, met inbegrip van
evaluatie van wel en niet in de Lijsten opgenomen stoffen.
Het Technisch Secretariaat:onderhandelt over overeenkomsten of regelingen betreffende de verrichting van verificatie-activiteiten met Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, zulks na goedkeuring door de Uitvoerende Raad;
coördineert uiterlijk 180 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag de vorming en instandhouding van permanente voorraden voor de verlening van noodhulp en humanitaire hulp door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag overeenkomstig artikel X, zevende lid, letters b en c. Het Technisch Secretariaat kan de opgeslagen goederen controleren op bruikbaarheid. De lijsten van de in voorraad te houden goederen worden bestudeerd en goedgekeurd door de Conferentie ingevolge lid 21, letter i;
beheert het in artikel X bedoelde vrijwillige fonds, verzamelt de door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag verstrekte opgaven en registreert, op verzoek, de voor de toepassing van artikel X tussen Staten die Partij zijn bij dit Verdrag of tussen een Staat die Partij is bij dit Verdrag en de Organisatie gesloten bilaterale overeenkomsten.
Het Technisch Secretariaat stelt de Uitvoerende Raad in kennis van problemen die zich voordoen met betrekking tot de vervulling van zijn taken, met inbegrip van twijfels, dubbelzinnigheden of onduidelijkheden over de naleving van dit Verdrag die te zijner kennis zijn gekomen bij het verrichten van zijn verificatie-activiteiten en die het niet door middel van overleg met de betrokken Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft kunnen oplossen of ophelderen.
Het Technisch Secretariaat bestaat uit een Directeur-generaal die het hoofd en de hoogste bestuursfunctionaris is, inspecteurs en het vereiste wetenschappelijke, technische en overige personeel.
De Inspectie is een eenheid binnen het Technisch Secretariaat en handelt onder toezicht van de Directeur-generaal.
De Directeur-generaal wordt op aanbeveling van de Uitvoerende Raad door de Conferentie benoemd voor een termijn van vier jaar, die slechts eenmaal kan worden verlengd.
De Directeur-generaal is verantwoording verschuldigd jegens de Conferentie en de Uitvoerende Raad voor de aanstelling van het personeel en voor de organisatie en het functioneren van het Technisch Secretariaat. De voornaamste overweging bij de werving van het personeel en de bepaling van de arbeidsvoorwaarden is de noodzaak te voldoen aan de hoogste normen voor efficiëntie, bekwaamheid en integriteit. Alleen onderdanen van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag kunnen een functie bekleden als Directeur-generaal, inspecteur of lid van het technische/wetenschappelijke en administratieve personeel. Er dient naar behoren aandacht te worden besteed aan het belang van een zo ruim mogelijke geografische spreiding bij de werving van personeel. Het leidende beginsel bij de werving van personeel is dat het personeelsbestand dient te worden beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taken van het Technisch Secretariaat.
De Directeur-generaal is verantwoordelijk voor de organisatie en het functioneren van de Wetenschappelijke Adviesraad bedoeld in lid 21, letter h. De Directeur-generaal benoemt in overleg met de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de leden van de Wetenschappelijke Adviesraad, die op persoonlijke titel daarin zitting hebben. De leden van de Raad worden benoemd op basis van hun deskundigheid op de terreinen van wetenschap die relevant zijn voor de toepassing van dit Verdrag. De Directeur-generaal kan tevens, indien passend, in overleg met leden van de Raad tijdelijke werkgroepen van wetenschappelijke deskundigen instellen die aanbevelingen over specifieke kwesties kunnen uitbrengen. In dit verband kunnen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag lijsten van deskundigen aan de Directeur-generaal voorleggen.
Bij de uitoefening van hun taken vragen noch ontvangen, de Directeur- Generaal, de inspecteurs en de andere leden van het personeel instructies van een Regering of van andere instanties buiten de Organisatie. Zij onthouden zich van elk optreden dat afbreuk zou kunnen doen aan hun positie als internationale ambtenaren die alleen aan de Conferentie en de Uitvoerende Raad verantwoording verschuldigd zijn.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag eerbiedigt de uitsluitend internationale aard van de verantwoordelijkheden van de Directeur- Generaal, de inspecteurs en andere leden van het personeel en poogt niet dezen te beïnvloeden in de vervulling van hun taken.

E. Voorrechten en immuniteiten
De Organisatie geniet op het grondgebied en op alle andere plaatsen onder de rechtsmacht of het toezicht van een Staat die Partij is bij dit Verdrag de rechtsbevoegdheid en de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de uitoefening van haar taken.
De afgevaardigden van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag alsmede hun plaatsvervangers en adviseurs, de in de Uitvoerende Raad benoemde vertegenwoordigers alsmede hun plaatsvervangers en adviseurs, de Directeur-generaal en het personeel van de Organisatie genieten de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun taken in verband met de Organisatie.
De rechtsbevoegdheid, de voorrechten en de immuniteiten bedoeld in dit artikel worden omschreven in overeenkomsten tussen de Organisatie en de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag alsook in een overeenkomst tussen de Organisatie en de Staat waar de Organisatie haar zetel heeft. Deze overeenkomsten worden door de Conferentie bestudeerd en goedgekeurd ingevolge lid 21, letter i.
Onverminderd het bepaalde in de leden 48 en 49 genieten de Directeur-generaal en het personeel van het Technisch Secretariaat bij het verrichten van verificatie-activiteiten de voorrechten en immuniteiten die zijn vervat in Afdeling II, Titel B, van de Verificatiebijlage.
Artikel IX - Overleg, samenwerking en vaststelling van de feiten
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag plegen overleg en werken samen, rechtstreeks onderling dan wel via de Organisatie of door middel van andere passende internationale procedures, met inbegrip van procedures in het kader van de Verenigde Naties en in overeenstemming met het Handvest, met betrekking tot aangelegenheden die ter tafel worden gebracht betreffende voorwerp en doel of de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag.
Onverminderd het recht van een Staat die Partij is bij dit Verdrag om te verzoeken om een uitdagingsinspectie, dienen de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, wanneer mogelijk, eerst alles in het werk te stellen om een aangelegenheid die twijfel kan doen rijzen omtrent de naleving van dit Verdrag, of die aanleiding geeft tot bezorgdheid over een daarmee samenhangende aangelegenheid die dubbelzinnig kan worden geacht, op te helderen en op te lossen, door middel van uitwisseling van informatie en onderling overleg. Een Staat die Partij is bij dit Verdrag die van een andere Staat die Partij is bij dit Verdrag een verzoek om opheldering ontvangt betreffende een aangelegenheid die naar de mening van de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag zulk een twijfel of bezorgdheid doet ontstaan, verstrekt de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag zo spoedig mogelijk, doch in elk geval uiterlijk 10 dagen na het verzoek, voldoende informatie om de naar voren gebrachte twijfel of bezorgdheid weg te nemen, tezamen met een toelichting hoe de verstrekte informatie de aangelegenheid oplost. Geen enkele bepaling in dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van twee of meer Staten die Partij zijn bij dit Verdrag om in onderlinge overeenstemming inspecties of andere procedures tussen henzelf te regelen ter opheldering en oplossing van een aangelegenheid die twijfel kan doen ontstaan omtrent de naleving of aanleiding geeft tot bezorgdheid omtrent een daarmee samenhangende aangelegenheid die dubbelzinnig kan worden geacht. Deze regelingen laten de rechten en plichten van een Staat die Partij is bij dit Verdrag ingevolge andere bepalingen van dit Verdrag onverlet.

Procedure voor het verzoeken om opheldering
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht de Uitvoerende Raad te verzoeken om bijstand bij het ophelderen van een situatie die dubbelzinnig kan worden geacht of die aanleiding geeft tot bezorgdheid over de mogelijke niet-naleving van dit Verdrag door een andere Staat die Partij is bij dit Verdrag. De Uitvoerende Raad verschaft de passende informatie waarover hij beschikt met betrekking tot een zodanige bezorgdheid.
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht de Uitvoerende Raad te verzoeken opheldering van een andere Staat die Partij is bij dit Verdrag te verkrijgen omtrent een situatie die dubbelzinnig kan worden geacht of die aanleiding geeft tot bezorgdheid over zijn mogelijke niet- naleving van dit Verdrag. In dat geval is het onderstaande van toepassing:de Uitvoerende Raad zendt het verzoek om opheldering uiterlijk 24 uur na ontvangst via de Directeur-generaal toe aan de betrokken Staat die Partij is bij dit Verdrag;
de Staat die Partij is bij dit Verdrag tot wie het verzoek is gericht, verschaft zo spoedig mogelijk, doch in elk geval uiterlijk 10 dagen na ontvangst van het verzoek, opheldering aan de Uitvoerende Raad;
de Uitvoerende Raad neemt kennis van de opheldering en zendt deze uiterlijk 24 uur na ontvangst toe aan de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag;
indien de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag de opheldering onvoldoende acht, heeft hij het recht de Uitvoerende Raad te verzoeken nadere opheldering te verkrijgen van de Staat die Partij is bij dit Verdrag tot wie het verzoek is gericht;
voor de verkrijging van nadere opheldering, verzocht ingevolge letter d, kan de Uitvoerende Raad de Directeur-generaal verzoeken een groep in te stellen van deskundigen van het Technisch Secretariaat of, indien daarvoor binnen het Technisch Secretariaat geen passend personeel beschikbaar is, deskundigen van elders, om alle beschikbare informatie en gegevens betreffende de tot bezorgdheid aanleiding gevende situatie te onderzoeken. De groep deskundigen legt aan de Uitvoerende Raad een verslag voor inzake haar bevindingen betreffende de feiten;
indien de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag de ingevolge de letters d en e verkregen opheldering onbevredigend acht, heeft hij het recht te verzoeken om een bijzondere vergadering van de Uitvoerende Raad, waaraan de betrokken Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die geen lid van de Uitvoerende Raad zijn, kunnen deelnemen. Op een zodanige bijzondere vergadering bestudeert de Uitvoerende Raad de aangelegenheid en kan hij de door hem passend geachte maatregelen aanbevelen om de situatie op te lossen.
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft ook het recht de Uitvoerende Raad te verzoeken om opheldering van een situatie die dubbelzinnig wordt geacht of aanleiding heeft gegeven tot bezorgdheid omtrent zijn mogelijke niet-naleving van dit Verdrag. De Uitvoerende Raad reageert door passende bijstand te verlenen.
De Uitvoerende Raad stelt de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag in kennis van de in dit artikel genoemde verzoeken om opheldering.
Indien de twijfel of bezorgdheid van een Staat die Partij is bij dit Verdrag over een mogelijke niet-naleving niet is weggenomen binnen 60 dagen na de indiening van het verzoek om opheldering bij de Uitvoerende Raad, of indien de Staat die Partij is bij dit Verdrag meent dat zijn twijfel dringend bestudering vereist, niettegenstaande zijn recht om te verzoeken om een uitdagingsinspectie, kan hij verzoeken om een bijzondere vergadering van de Conferentie overeenkomstig artikel VIII, twaalfde lid, letter c. Op een zodanige bijzondere vergadering bestudeert de Conferentie de aangelegenheid en kan zij de door haar passend geachte maatregelen aanbevelen om de situatie op te lossen.

Procedures voor uitdagingsinspecties
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht te verzoeken om een uitdagingsinspectie ter plaatse van inrichtingen of plaatsen op het grondgebied of op een andere plaats onder de rechtsmacht of het toezicht van een andere Staat die Partij is bij dit Verdrag met als uitsluitend doel vragen betreffende mogelijke niet-naleving van de bepalingen van dit Verdrag op te helderen en op te lossen, en om deze inspectie onverwijld waar dan ook te laten verrichten door een inspectieteam aangewezen door de Directeur-generaal en overeenkomstig de Verificatiebijlage.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag is verplicht het verzoek om inspectie binnen de werkingssfeer van dit Verdrag te houden en in het verzoek om inspectie alle passende informatie te verstrekken op grond waarvan bezorgdheid is ontstaan betreffende mogelijke niet-naleving van dit Verdrag, zoals genoemd in de Verificatiebijlage. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag onthoudt zich van ongefundeerde verzoeken om inspectie, ten einde misbruik te vermijden. De uitdagingsinspectie wordt verricht met als uitsluitend doel het vaststellen van de feiten betreffende de mogelijke niet-naleving.
Voor de verificatie van de naleving van de bepalingen van dit Verdrag staat elke Staat die Partij is bij dit Verdrag het Technisch Secretariaat toe de uitdagingsinspectie ter plaatse te verrichten ingevolge het achtste lid.
Ingevolge een verzoek om een uitdagingsinspectie van een inrichting of plaats en overeenkomstig de in de Verificatiebijlage bepaalde procedures heeft de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag:het recht en de plicht naar redelijkheid alles in het werk te stellen om zijn naleving van dit Verdrag aan te tonen en hiertoe het inspectieteam in staat te stellen zijn opdracht te vervullen;
de plicht toegang te verlenen tot de plaats waarop het verzoek betrekking heeft met als uitsluitend doel het vaststellen van feiten die van belang zijn voor de bezorgdheid, omtrent mogelijke niet-naleving; en
het recht maatregelen te nemen om gevoelige inrichtingen te beschermen en openbaarmaking te voorkomen van vertrouwelijke informatie en gegevens die geen betrekking hebben op dit Verdrag.
Met betrekking tot een waarnemer is het onderstaande van toepassing:de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag kan, mits de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag daarmee instemt, een vertegenwoordiger zenden die onderdaan is van hetzij de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag, hetzij een derde Staat die Partij is bij dit Verdrag, om het verrichten van de uitdagingsinspectie gade te slaan;
de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag verleent de waarnemer dan toegang in overeenstemming met de Verificatiebijlage;
de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag aanvaardt gewoonlijk de voorgestelde waarnemer, maar indien de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag gebruik maakt van zijn recht tot weigering, wordt dit feit vermeld in het eindverslag.
De verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag dient een verzoek om een uitdagingsinspectie ter plaatse in bij de Uitvoerende Raad en tegelijkertijd bij de Directeur-generaal ter onmiddellijke behandeling.
De Directeur-generaal vergewist zich er onmiddellijk van of het verzoek om inspectie voldoet aan de eisen neergelegd in Afdeling X, paragraaf 4, van de Verificatiebijlage en staat indien nodig de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag bij met het op de voorgeschreven wijze indienen van het verzoek. Wanneer het verzoek om inspectie aan de eisen voldoet, wordt begonnen met de voorbereiding van de uitdagingsinspectie.
De Directeur-generaal zendt het verzoek om inspectie uiterlijk 12 uur vóór de geplande aankomst van het inspectieteam op het punt van binnenkomst toe aan de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag.
Na ontvangst van het verzoek om inspectie neemt de Uitvoerende Raad kennis van de maatregelen van de Directeur-generaal naar aanleiding van het verzoek en blijft hij gedurende de inspectieprocedure de zaak volgen. Zijn besprekingen mogen het inspectieproces evenwel niet vertragen.
De Uitvoerende Raad kan uiterlijk 12 uur na ontvangst van het verzoek om inspectie met een meerderheid van drievierde van alle leden besluiten de uitdagingsinspectie niet te doen verrichten, indien hij van mening is dat het verzoek om inspectie lichtvaardig is of op misbruik berust dan wel duidelijk valt buiten de werkingssfeer van dit Verdrag als beschreven in het achtste lid. De verzoekende noch de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag mogen aan een zodanig besluit deelnemen. Indien de Uitvoerende Raad zich tegen de uitdagingsinspectie uitspreekt, worden de voorbereidingen stopgezet, worden geen verdere maatregelen naar aanleiding van het verzoek om inspectie genomen en worden de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daarvan in kennis gesteld.
De Directeur-generaal verstrekt een inspectiemandaat voor het verrichten van de uitdagingsinspectie. Het inspectiemandaat bestaat uit het in het achtste en negende lid bedoelde verzoek om inspectie, verwoord in praktische instructies, en dient overeen te komen met het verzoek om inspectie.
De uitdagingsinspectie wordt verricht overeenkomstig Afdeling X of, in geval van vermeend gebruik, overeenkomstig Afdeling XI van de Verificatiebijlage. Het inspectieteam wordt geleid door het beginsel dat de uitdagingsinspectie moet worden verricht op de minst mogelijke hinder veroorzakende wijze, die verenigbaar is met de doeltreffende en tijdige vervulling van zijn opdracht.
De geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag staat het inspectieteam gedurende de uitdagingsinspectie bij en vergemakkelijkt zijn taak. Indien de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag ingevolge Afdeling X, Titel C, van de Verificatiebijlage in plaats van volledige en alomvattende toegang regelingen voorstelt om de naleving van dit Verdrag aan te tonen, dient hij door middel van overleg met het inspectieteam, naar redelijkheid alles in het werk te stellen om overeenstemming te bereiken omtrent de modaliteiten voor het vaststellen van de feiten met het oog op het aantonen van zijn naleving.
Het eindverslag dient de feitelijke bevindingen te bevatten, alsmede een beoordeling door het inspectieteam van de mate en aard van de verleende toegang en medewerking ten behoeve van de bevredigende uitvoering van de uitdagingsinspectie. De Directeur-generaal zendt het eindverslag van het inspectieteam onverwijld toe aan de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag, aan de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag, aan de Uitvoerende Raad en aan alle andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. Voorts zendt de Directeur-generaal de beoordelingen van de verzoekende en van de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag, alsmede de opvattingen van andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, die de Directeur-generaal hiertoe ter kennis kunnen worden gebracht, onverwijld toe aan de Uitvoerende Raad, en verstrekt deze daarna aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
Overeenkomstig zijn bevoegdheden en taken toetst de Uitvoerende Raad het eindverslag van het inspectieteam zodra het is voorgelegd en bespreekt hij de volgende punten:of er sprake is van niet-naleving;
of het verzoek binnen de werkingssfeer van dit Verdrag is geweest; en
of er misbruik is gemaakt van het recht te verzoeken om een uitdagingsinspectie.
Indien de Uitvoerende Raad tot de conclusie komt, overeenkomstig zijn bevoegdheden en taken, dat verdere maatregelen nodig kunnen zijn met betrekking tot lid 22, neemt hij passende maatregelen om de situatie recht te zetten en naleving van dit Verdrag te waarborgen, met inbegrip van specifieke aanbevelingen aan de Conferentie. In geval van misbruik onderzoekt de Uitvoerende Raad of de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag al dan niet financiële gevolgen van de uitdagingsinspectie moet dragen.
De verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag en de geïnspecteerde Staat die Partij is bij dit Verdrag hebben het recht deel te nemen aan het toetsingsproces. De Uitvoerende Raad stelt de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en de volgende vergadering van de Conferentie in kennis van het resultaat van de toetsing.
Indien de Uitvoerende Raad specifieke aanbevelingen aan de Conferentie heeft gedaan, overweegt de Conferentie maatregelen overeenkomstig artikel XII

Artikel X - Bijstand en bescherming tegen chemische wapens
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘bijstand’ verstaan het coördineren en aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bieden van bescherming tegen chemische wapens, met inbegrip van onder meer het volgende: detectie-apparatuur en alarmsystemen, beschermende uitrusting, ontsmettingsapparatuur en ontsmettingsmiddelen, tegengif en medische behandeling, en advies inzake deze beschermende maatregelen.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat een Staat die Partij is bij dit Verdrag daardoor wordt belemmerd in de uitoefening van zijn recht onderzoek te verrichten naar middelen tot bescherming tegen chemische wapens, deze te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, over te dragen of te gebruiken voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe de zo volledig mogelijke uitwisseling van uitrusting, materiaal en wetenschappelijke en technologische informatie betreffende middelen tot bescherming tegen chemische wapens te vergemakkelijken en heeft het recht aan die uitwisseling deel te nemen.

Ter vergroting van de doorzichtigheid van nationale programma's met betrekking tot bescherming, dient elke Staat die Partij is bij dit Verdrag jaarlijks aan het Technisch Secretariaat informatie omtrent zijn programma te verstrekken overeenkomstig procedures die zullen worden bestudeerd en goedgekeurd door de Conferentie ingevolge artikel VIII, lid 21, letter i.
Uiterlijk 180 dagen na de inwerkingtreding van die Verdrag zet het Technisch Secretariaat een gegevensbestand op dat vrij beschikbare informatie bevat betreffende de verschillende middelen tot bescherming tegen chemische wapens, alsmede door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag verstrekte informatie, en houdt dit bij, ten behoeve van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die dit willen raadplegen.

Het Technisch Secretariaat verstrekt tevens, binnen de grenzen van de hem ter beschikking staande middelen en op verzoek van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, deskundig advies en helpt de Staat die Partij is bij dit Verdrag na te gaan hoe zijn programma's voor de ontwikkeling en verbetering van een vermogen tot bescherming tegen chemische wapens zouden kunnen worden uitgevoerd.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daardoor worden belemmerd in de uitoefening van hun recht bilateraal om bijstand te verzoeken en deze te verlenen, en afzonderlijke overeenkomsten te sluiten met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag betreffende het verkrijgen van bijstand in noodgevallen.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich tot het verlenen van bijstand via de Organisatie en hiertoe naar keuze een of meer van de onderstaande maatregelen te nemen:het verstrekken van een bijdrage aan het vrijwillige bijstandsfonds dat tijdens haar eerste vergadering door de Conferentie zal worden ingesteld;
het sluiten, indien mogelijk uiterlijk 180 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden, van overeenkomsten met de Organisatie betreffende het op verzoek leveren van bijstand;
het doen van een opgave, uiterlijk 180 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden, van de soort bijstand die hij zou kunnen verlenen als de Organisatie daartoe een oproep doet. Indien een Staat die Partij is bij dit Verdrag echter vervolgens niet in staat is de in zijn opgave beoogde bijstand te verlenen, is hij nog altijd verplicht bijstand overeenkomstig dit lid te verlenen.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht te verzoeken om bijstand en bescherming tegen het gebruik of de dreiging met gebruik van chemische wapens en, met inachtneming van de procedures vervat in het negende, tiende en elfde lid deze te ontvangen, indien hij van oordeel is dat:er tegen hem chemische wapens zijn gebruikt;
oproerbestrijdingsmiddelen tegen hem zijn gebruikt als een vorm van oorlogvoering;
hij wordt bedreigd met optreden of activiteiten van een Staat die in artikel I aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag zijn verboden.

Het verzoek, gestaafd door relevante informatie, dient te worden ingediend bij de Directeur-generaal, die het onmiddellijk doorzendt naar de Uitvoerende Raad en naar alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. De Directeur-generaal zendt het verzoek onmiddellijk door naar de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die overeenkomstig het zevende lid, letters b en c, hebben aangeboden uiterlijk 12 uur na ontvangst van het verzoek aan de betrokken Staat die Partij is bij dit Verdrag noodhulp te zenden in geval van gebruik van chemische wapens of gebruik van oproerbestrijdingsmiddelen als een vorm van oorlogvoering, of humanitaire bijstand in geval van ernstige dreiging met het gebruik van chemische wapens of ernstige dreiging met gebruik van oproerbestrijdingsmiddelen als een vorm van oorlogvoering. De Directeur-generaal stelt uiterlijk 24 uur na ontvangst van het verzoek een onderzoek in op grond waarvan verdere maatregelen kunnen worden genomen. Hij dient het onderzoek binnen 72 uur te voltooien en een verslag toe te zenden aan de Uitvoerende Raad. Indien er meer tijd nodig is om het onderzoek af te ronden, dient binnen de genoemde termijn een tussentijds verslag te worden ingediend. De benodigde extra tijd voor het onderzoek mag niet meer zijn dan 72 uur. Deze termijn kan evenwel worden verlengd met perioden van dezelfde duur. Aan het einde van elke periode van verlenging dient een verslag bij de Uitvoerende Raad te worden ingediend. Het onderzoek dient, indien passend en overeenkomstig het verzoek en de bij het verzoek gevoegde informatie, relevante feiten vast te stellen die betrekking hebben op het verzoek, alsmede de soort en de omvang van de vereiste aanvullende bijstand en bescherming aan te geven.
De Uitvoerende Raad komt uiterlijk 24 uur na ontvangst van een onderzoeksverslag bijeen om de situatie te bestuderen en besluit binnen de daaropvolgende 24 uur met eenvoudige meerderheid of het Technisch Secretariaat moet worden opgedragen de aanvullende bijstand te verlenen. Het Technisch Secretariaat zendt het onderzoeksverslag en het door de Uitvoerende Raad genomen besluit onmiddellijk toe aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en de desbetreffende internationale organisaties. Wanneer de Uitvoerende Raad daartoe besluit, verleent de Directeur-generaal onmiddellijk bijstand. Hiertoe kan de Directeur-generaal samenwerken met de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag, met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en met de desbetreffende internationale organisaties. De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag dienen al het mogelijke in het werk te stellen om de bijstand te verlenen.
Indien de beschikbare informatie uit het lopende onderzoek of uit andere betrouwbare bronnen voldoende bewijs zou opleveren dat er slachtoffers zijn van het gebruik van chemische wapens en onmiddellijke maatregelen geboden zijn, stelt de Directeur-generaal alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daarvan in kennis en neemt hij maatregelen voor noodhulp met gebruikmaking van de middelen die de Conferentie hem voor zulke omstandigheden ter beschikking heeft gesteld. De Directeur-generaal houdt de Uitvoerende Raad op de hoogte van op grond van dit lid genomen maatregelen.

Artikel XI - Economische en technologische ontwikkeling
De bepalingen van dit Verdrag dienen op zodanige wijze te worden toegepast dat belemmering van de economische of technologische ontwikkeling van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en van de internationale samenwerking op het terrein van chemische activiteiten voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, met inbegrip van de internationale uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie en stoffen en apparatuur voor de productie, de be-/verwerking of het gebruik van stoffen voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden, wordt vermeden.
Met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag en onverminderd de beginselen en toepasselijke regels van het internationale recht:hebben de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag het recht, afzonderlijk of gezamenlijk, onderzoek te verrichten naar stoffen en deze stoffen te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, in bezit te houden, over te dragen en te gebruiken;
verplichten de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag zich tot het vergemakkelijken van de zo volledig mogelijke uitwisseling van chemische stoffen, apparatuur en wetenschappelijke en technische informatie betreffende de ontwikkeling en toepassing van de chemie voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden en hebben zij het recht deel te nemen aan die uitwisseling;
handhaven de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag onderling geen beperkingen, met inbegrip van die in internationale overeenkomsten, die onverenigbaar zijn met de ingevolge dit Verdrag aangegane verplichtingen, die de handel in en de ontwikkeling en bevordering van wetenschappelijke en technologische kennis op het terrein van de chemie voor onderzoeksdoeleinden, dan wel industriële, agrarische, medische, farmaceutische of andere vreedzame doeleinden zouden beperken of belemmeren;
gebruiken de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag dit Verdrag niet als voorwendsel voor het toepassen van andere dan de voorziene of ingevolge dit Verdrag toegestane maatregelen en gebruiken zij evenmin andere internationale overeenkomsten voor het nastreven van een met dit Verdrag onverenigbaar doel;
verplichten de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag zich tot bestudering van hun bestaande nationale voorschriften op het gebied van de handel in chemische stoffen ten einde deze in overeenstemming te brengen met voorwerp en doel van dit Verdrag.

Artikel XII - Maatregelen tot rechtzetting van een situatie en tot waarborging van de naleving van dit Verdrag, met inbegrip van sancties
De Conferentie neemt de nodige maatregelen, als vervat in het tweede, derde en vierde lid, om de naleving van dit Verdrag te waarborgen en situaties die strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag recht te zetten en daaraan een einde te maken. Bij het overwegen van maatregelen op grond van dit lid houdt de Conferentie rekening met alle inzake deze kwesties door de Uitvoerende raad voorgelegde informatie en aanbevelingen.
In gevallen waarin een Staat die Partij is bij dit Verdrag door de Uitvoerende Raad is verzocht maatregelen te nemen tot rechtzetting van een situatie die aanleiding geeft tot problemen met betrekking tot de naleving van dit Verdrag door deze Staat die Partij is bij dit Verdrag, en waarin de Staat die Partij is bij dit Verdrag niet binnen de aangegeven termijn aan het verzoek voldoet, kan de Conferentie op aanbeveling van de Uitvoerende Raad onder andere de rechten en voorrechten van die Staat die Partij is bij dit Verdrag ingevolge dit Verdrag beperken of opschorten totdat die Staat die Partij is bij dit Verdrag de nodige maatregelen neemt om zich te houden aan zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag.
In gevallen waarin voorwerp en doel van dit Verdrag ernstige schade kan worden toegebracht door ingevolge dit Verdrag, inzonderheid in artikel 1, verboden activiteiten, kan de Conferentie de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag collectieve maatregelen aanbevelen in overeenstemming met het internationale recht.
De Conferentie brengt in bijzonder ernstige gevallen de kwestie, met inbegrip van de desbetreffende informatie en conclusies, onder de aandacht van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Artikel XIII - Verhouding tot andere internationale overeenkomsten
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat daaruit beperkingen voortvloeien voor of daardoor wordt getornd aan de verplichtingen die een Staat die Partij is bij dit Verdrag op zich heeft genomen ingevolge het Protocol nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogvoering, ondertekend te Genève op 17 juni 1925, en ingevolge het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, ondertekend te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972.

Artikel XIV - Regeling van geschillen
Geschillen die zich kunnen voordoen betreffende de toepassing of uitlegging van dit Verdrag worden geregeld in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag en overeenkomstig de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties.
Wanneer zich een geschil voordoet tussen twee of meer Staten die Partij zijn bij dit Verdrag of tussen een of meer Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en de Organisatie betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, plegen de betrokken partijen overleg met elkaar met het oog op de snelle regeling van het geschil door onderhandelingen of met andere vreedzame middelen naar keuze van de partijen, met inbegrip van het doen van een beroep op de daarvoor in aanmerking komende organen van dit Verdrag en, in onderlinge overeenstemming, voorlegging van het geschil aan het Internationaal Gerechtshof, overeenkomstig het Statuut van het Hof. De betrokken Staten die Partij zijn bij dit Verdrag houden de Uitvoerende Raad op de hoogte van de genomen maatregelen.
De Uitvoerende Raad kan aan de regeling van een geschil bijdragen met de door hem passend geachte middelen, met inbegrip van het bieden van goede diensten, het doen van een beroep op de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bij een geschil om de door hen gekozen procedure tot regeling van het geschil te beginnen en het aanbevelen van een termijn voor een overeengekomen procedure.
De Conferentie bestudeert vraagstukken betreffende geschillen die door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag ter tafel zijn gebracht of door de Uitvoerende Raad onder haar aandacht zijn gebracht. De Conferentie stelt, wanneer zij zulks nodig acht, organen in of belast organen met taken betrekking hebbend op de regeling van deze geschillen overeenkomstig artikel VIII, lid 21, letter f.
De Conferentie en de Uitvoerende Raad zijn afzonderlijk bevoegd, onder voorbehoud van machtiging door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, het Internationaal Gerechtshof te verzoeken advies uit te brengen over juridische kwesties die zich voordoen binnen de reikwijdte van de activiteiten van de Organisatie. Hiertoe wordt een overeenkomst tussen de Organisatie en de Verenigde Naties gesloten in overeenstemming met artikel VIII, lid 34, letter a.
Dit artikel laat artikel IX of de bepalingen inzake maatregelen tot rechtzetting van een situatie en tot waarborging van de naleving van dit Verdrag, met inbegrip van sancties, onverlet.

Artikel XV - Wijzigingen
Iedere Staat die Partij is bij dit Verdrag kan wijzigingen op dit Verdrag voorstellen. Iedere Staat die Partij is bij dit Verdrag kan ook veranderingen, zoals aangegeven in het vierde lid, in de Bijlagen bij dit Verdrag voorstellen. Voorstellen tot wijziging zijn onderworpen aan de procedures in het tweede en derde lid. Voorstellen voor veranderingen, zoals aangegeven in het vierde lid, zijn onderworpen aan de procedures in het vijfde lid.
De tekst van een voorgestelde wijziging wordt ingediend bij de Directeur-generaal ter toezending aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en aan de Depositaris. De voorgestelde wijziging wordt alleen bestudeerd door een Conferentie tot wijziging van het Verdrag. Een zodanige Conferentie wordt belegd indien een derde of meer van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag de Directeur-generaal uiterlijk 30 dagen na de toezending mededelen dat zij verdere bestudering van het voorstel steunen. De Conferentie tot wijziging van het Verdrag wordt onmiddellijk na een gewone vergadering van de Conferentie gehouden, tenzij de verzoekende Staten die Partij zijn bij dit Verdrag een eerdere bijeenkomst vragen. In geen geval wordt een Conferentie tot wijziging van het Verdrag gehouden binnen 60 dagen na de toezending van de voorgestelde wijziging.
Wijzigingen worden van kracht voor alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag 30 dagen na de neerlegging van de akte van bekrachtiging of aanvaarding door alle hieronder in letter b bedoelde Staten die Partij zijn bij dit Verdrag:wanneer zij door de Conferentie tot wijziging van het Verdrag zijn aangenomen met de stemmen voor van een meerderheid van alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag terwijl geen enkele Staat die Partij is bij dit Verdrag een stem tegen uitbrengt; en
zijn bekrachtigd of aanvaard door alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die op de Conferentie tot wijziging van het Verdrag een stem voor hebben uitgebracht.
Ten einde de uitvoerbaarheid en de doeltreffendheid van dit Verdrag te verzekeren, kunnen de bepalingen in de Bijlagen worden veranderd overeenkomstig het vijfde lid, indien de voorgestelde veranderingen slechts betrekking hebben op aangelegenheden van administratieve of technische aard. Verandering van de Bijlage inzake stoffen geschiedt overeenkomstig het vijfde lid. De Titels A en C van de Vertrouwelijkheidsbijlage, Afdeling X van de Verificatiebijlage en de begripsomschrijvingen in Afdeling I van de Verificatiebijlage die uitsluitend betrekking hebben op uitdagingsinspecties, kunnen niet worden veranderd overeenkomstig het vijfde lid.
De in het vierde lid bedoelde voorgestelde veranderingen worden behandeld overeenkomstig de onderstaande procedures:De tekst van de voorgestelde veranderingen wordt tezamen met de vereiste informatie toegezonden aan de Directeur-generaal. Door iedere Staat die Partij is bij dit Verdrag en de Directeur-generaal kan aanvullende informatie worden verstrekt met het oog op de beoordeling van het voorstel. De Directeur-generaal deelt deze voorstellen en informatie onverwijld mede aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, de Uitvoerende Raad en de Depositaris;
Uiterlijk 60 dagen na ontvangst van het voorstel onderwerpt de Directeur-generaal het aan een beoordeling om alle mogelijke gevolgen ervan voor de bepalingen van dit Verdrag en zijn toepassing na te gaan en deelt hij alle informatie ter zake mede aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en de Uitvoerende Raad;

De Uitvoerende Raad bestudeert het voorstel in het licht van alle informatie waarover hij beschikt, met inbegrip van de vraag of het voorstel voldoet aan de vereisten van het vierde lid. Uiterlijk 90 dagen na ontvangst van het voorstel brengt de Uitvoerende Raad zijn aanbevelingen, met passende toelichtingen, ter kennis van alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag met het oog op de bestudering ervan. De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bevestigen binnen 10 dagen de ontvangst;
Indien de Uitvoerende Raad aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag aanbeveelt het voorstel aan te nemen, wordt het als goedgekeurd beschouwd indien geen enkele Staat die Partij is bij dit Verdrag er bezwaar tegen maakt binnen 90 dagen na ontvangst van de aanbeveling. Indien de Uitvoerende Raad aanbeveelt het voorstel te verwerpen, wordt het als verworpen beschouwd indien geen enkele Staat die Partij is bij dit Verdrag binnen 90 dagen na ontvangst van de aanbeveling bezwaar maakt tegen de verwerping;

Indien een aanbeveling van de Uitvoerende Raad niet wordt aanvaard zoals vereist ingevolge letter d, wordt door de Conferentie op haar volgende bijeenkomst een besluit genomen inzake het voorstel als aangelegenheid van inhoudelijke aard, met inbegrip van de vraag of het voldoet aan de vereisten van het vierde lid;

De Directeur-generaal brengt alle beslissingen ingevolge dit lid ter kennis van alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en van de Depositaris;
Ingevolge deze procedure goedgekeurde veranderingen worden voor alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag van kracht 180 dagen na de datum van kennisgeving door de Directeur-generaal dat zij zijn goedgekeurd, tenzij een andere termijn wordt aanbevolen door de Uitvoerende Raad of bepaald door de Conferentie.

Artikel XVI - Duur en opzegging
Dit Verdrag geldt voor onbeperkte duur.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft in de uitoefening van zijn nationale soevereiniteit het recht dit Verdrag op te zeggen indien hij besluit dat uitzonderlijke gebeurtenissen die verband houden met het onderwerp van dit Verdrag de hoogste belangen van zijn land hebben geschaad. Hij geeft met inachtneming van een termijn van 90 dagen kennis van een zodanige opzegging aan alle andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, de Uitvoerende Raad, de Depositaris en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Deze kennisgeving dient een uiteenzetting te omvatten van de uitzonderlijke gebeurtenissen die naar zijn mening zijn hoogste belangen hebben geschaad.
De opzegging van een Staat die Partij is bij dit Verdrag is op generlei wijze van invloed op de plicht van Staten de ingevolge de desbetreffende regels van het internationale recht, inzonderheid het Protocol van Genève van 1925, aangegane verplichtingen te blijven nakomen.

Artikel XVII - Status van de Bijlagen
De Bijlagen vormen een integrerend deel van dit Verdrag. Elke verwijzing naar dit Verdrag heeft tevens betrekking op de Bijlagen.

Artikel XVIII - Ondertekening
Dit Verdrag staat vóór zijn inwerkingtreding open voor ondertekening voor alle Staten.

Artikel XIX - Bekrachtiging
Dit Verdrag dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden constitutionele procedures.

Artikel XX - Toetreding
Iedere Staat die dit Verdrag niet vóór zijn inwerkingtreding ondertekent, kan op elk tijdstip daarna ertoe toetreden.

Artikel XXI - Inwerkingtreding
Dit Verdrag treedt in werking 180 dagen na de datum van neerlegging van de 65ste akte van bekrachtiging, doch in geen geval eerder dan twee jaar nadat het is opengesteld voor ondertekening.
Ten aanzien van Staten waarvan de akten van bekrachtiging of toetreding zijn neergelegd na de inwerkingtreding van dit Verdrag, treedt het in werking op de 30ste dag volgend op de datum van neerlegging van hun akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel XXII - Voorbehouden
Er kunnen ten aanzien van de artikelen van dit Verdrag geen voorbehouden worden gemaakt. Ten aanzien van de Bijlagen bij dit Verdrag kunnen geen voorbehouden worden gemaakt die strijdig zijn met voorwerp en doel van het Verdrag.

Artikel XXIII - Depositaris
De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt hierbij aangewezen als Depositaris van dit Verdrag. Onder meer doet hij: alle ondertekenende en toetredende Staten kennisgeving van de datum van elke ondertekening, de datum van neerlegging van elke akte van bekrachtiging of toetreding en de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag en van de ontvangst van andere mededelingen; voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag toekomen aan de Regeringen van alle ondertekenende en toetredende Staten; en
dit Verdrag registreren overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.

Artikel XXIV - Authentieke teksten
Dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.


Gedaan te Parijs, op dertien januari 1993.