Proces-verbaal betreffende de regels van de duikbootoorlog voorzien door deel IV van het Verdrag van Londen van 22 april 1930

Detail

  • Plaats: Londen
  • Aangenomen: 06-11-1936
  • Inwerkingtreding: 06-11-1936

In België

  • Ratificatie: 10-12-1936
  • Inwerkingtreding: 10-12-1936
  • Ondertekening: 01-01-1970
  • Publicatie: 20-03-1937
  • Geen voorbehoud of verklaring

De staten die het Verdrag van Washington van 1922 betreffende het gebruik van onderzeeërs en schadelijke gassen bij oorlogvoering ondertekenden, sloten op  22 april 1930 het Verdrag van Londen inzake de beperking en de vermindering van de bewapening op zee. Artikel 22 van dit verdrag handelt over duikboten. Er werd in het verdrag vastgelegd dat dit artikel, dat de uitdrukking is van internationaal recht, van kracht moest blijven, ook na het verstrijken van de termijn van het verdrag. Toen het verdrag op 31 december 1936 verviel, bleef artikel 22 van kracht.

Met het oog op de laatste paragraaf van artikel 22, waarin de verdragspartijen andere staten uitnodigen om in te stemmen met de regels, werd op 6 november 1936 een proces-verbaal getekend dat de bepalingen van artikel 22 van het verdrag van 1930 woordelijk overneemt. Een aanzienlijk aantal staten trad tot het proces-verbaal toe.

De verdragstekst

Overwegend dat het Verdrag tot beperking en vermindering van de bewapening op zee, getekend op 22 april 1930 te Londen, niet door al de ondertekenaars bekrachtigd werd;

Dat gezegd Verdrag met ingang van 31 december 1936 zal ophouden van kracht te zijn, behalve deel IV van het Verdrag, waarin, als vaste regels van het internationaal recht, zekere bepalingen voorkomen aangaande het optreden van duikboten ten opzichte van koopvaardijschepen, welk deel dat zonder beperking van duur van kracht blijft;

Dat er in het laatste lid van artikel 22 van deel IV verklaard wordt dat de Hoge Verdragsluitende Partijen al de andere Mogendheden verzoeken hun instemming te betuigen met gezegde regels;

Dat de regeringen van de Franse Republiek en het Koninkrijk Italië hun toetreding tot de gezegde regels hebben bevestigd;

En dat al de ondertekenaars van gezegd Verdrag wensen dat een zo groot mogelijk aantal Mogendheden de in bovengenoemd deel IV vervatte regels als vaste regels van het internationaal recht zouden aannemen;

De ondergetekenden, vertegenwoordigers van hun respectieve regeringen, gelet op de bepalingen van gezegd artikel 22 van het Verdrag, verzoeken hierbij de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hierbij gevoegde regels onmiddellijk mee te delen aan de Regeringen van de Mogendheden die dit Verdrag niet hebben ondertekend en hen tevens te verzoeken daartoe uitdrukkelijk en zonder beperking van tijd toe te treden.

Regels

  1. Bij hun optreden ten opzichte van koopvaardijschepen dienen de duikboten zich te voegen naar de regels van het internationaal recht waaraan de gewone oorlogsbodems onderworpen zijn.
  2. In het bijzonder, behalve in geval van aanhoudende weigering om te stoppen na regelmatige aanmaning, of in geval van actief verzet tegen het onderzoek, is het aan een oorlogsschip, of het een gewone oorlogsbodem dan wel een duikboot is, niet toegelaten een koopvaardijschip in de grond te boren of het tot varen onbekwaam te maken zonder vooraf de passagiers, de bemanning en de scheepspapieren in veiligheid te hebben gebracht. Te dien einde worden de zich aan boord bevindende boten niet beschouwd als een veilige plaats, tenzij de veiligheid van passagiers en bemanning verzekerd is, rekening houdend met de gesteldheid van de zee en van het weer, door de nabijheid van land of door de aanwezigheid van een ander schip, dat in staat is hen aan boord te nemen.

Getekend te Londen, op 6 november 1936.