Protocol inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 14-05-1954
  • Inwerkingtreding: 07-08-1956

In België

  • Ratificatie: 16-09-1960
  • Inwerkingtreding: 16-12-1960
  • Ondertekening: 14-05-1954
  • Publicatie: 16-11-1960
  • Geen voorbehoud of verklaring

Volgend op de ondertekening van het Roerich Pact door de Amerikaanse Staten in 1935, werd een poging ondernomen om een meer volledig verdrag uit te werken voor de bescherming van monumenten en kunstwerken in oorlogstijd. In 1939 werd een ontwerptekst uitgewerkt onder de leiding van het Internationale Musea Bureau en voorgelegd aan de Nederlandse overheid. De Tweede Wereldoorlog verhinderde verdere initiatieven.

Na de oorlog, in 1948, werd een nieuw voorstel aan de UNESCO voorgelegd door de Nederlandse overheid. De Algemene Conferentie van UNESCO besloot in 1951 een expertencomité samen te roepen om tot een verdrag te komen. Het nieuwe ontwerp werd in 1952 voor advies aan de regeringen overgemaakt.

Het Cultuurgoederenprotocol heeft als doel tijdens gewapende conflicten de uitvoer van cultuurgoederen te voorkomen en de teruggave van illegaal geëxporteerde goederen te regelen. Gezien de moeilijkheden om hierover tot een akkoord te komen, werd besloten deze bepalingen in een protocol, afzonderlijk van het Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in gewapend conflict, op te nemen.

De verdragstekst

De Hoge Verdragsluitende Partijen zijn overeengekomen als volgt:

I. Verbod uitvoer culturele goederen uit bezet gebied

  1. Elk van de Hoge Verdragsluitende Partijen verbindt zich te beletten dat culturele goederen worden uitgevoerd van een door haar tijdens een gewapend conflict bezet gebied: de definitie van culturele goederen is vervat in artikel 1 van het op 14 mei 1954 te Den Haag ondertekende Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict.

    Verbod invoer culturele goederen uit bezet gebied

  2. Elk van de Hoge Verdragsluitende Partijen verbindt zich, de culturele goederen, welke in haar grondgebied zijn ingevoerd en welke rechtstreeks of indirect afkomstig zijn van ongeacht welk bezet gebied, in bewaring te nemen. Dit geschiedt bij invoer automatisch of, bij gebreke daarvan, op verzoek van de autoriteiten van laatstbedoeld gebied.

    Teruggave culturele goederen na het einde van de vijandelijkheden

  3. Elk van de Hoge Verdragsluitende Partijen verbindt zich bij de beëindiging van de vijandelijkheden aan de bevoegde autoriteiten van het eertijds bezette gebied de culturele goederen terug te geven welke zich op haar grondgebied bevinden, indien deze goederen zijn uitgevoerd in strijd met het beginsel vervat in het eerste lid. Zij zullen nooit mogen worden behouden bij wijze van vergoeding van oorlogsschade.

    Schadeloosstelling

  4. De Hoge Verdragsluitende Partij, welke de verplichting had de uitvoer van culturele goederen uit het door haar bezette gebied te beletten, moet een schadeloosstelling toekennen aan de bezitters te goeder trouw van culturele goederen, welke volgens de bepalingen van het vorige lid moeten worden teruggegeven. 

    II. Beschermende bewaring

  5. Culturele goederen afkomstig uit het gebied van een Hoge Verdragsluitende Partij en door haar met het oog op hun bescherming tegen de gevaren van een gewapend conflict in bewaring gegeven in het gebied van een andere Hoge Verdragsluitende Partij, worden na de beëindiging van de vijandelijkheden door deze partij teruggegeven aan de bevoegde autoriteiten van het gebied van herkomst.

    III. Ondertekening

  6. Dit Protocol zal de datum dragen van 14 mei 1954 en zal tot 31 december 1954 ter ondertekening opengesteld blijven voor alle Staten, die uitgenodigd zijn tot de Conferentie welke van 21 april 1954 tot 14 mei 1954 te Den Haag is gehouden.

    Bekrachtiging

  7. a)Dit Protocol zal worden bekrachtigd door de ondertekenende Staten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke procedures.
    b) De akten van bekrachtiging zullen worden neergelegd bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

    Toetreding

  8. Van de dag van zijn inwerkingtreding af zal dit protocol ter toetreding opgesteld blijven zowel voor alle in lid 6 bedoelde Staten, die het niet ondertekend hebben, als voor iedere andere Staat, die tot toetreding wordt uitgenodigd door de Uitvoerende Raad van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Toetreding vindt plaats door de neerlegging van een akte van toetreding bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

    Voorbehoud

  9. De Staten, bedoeld in de leden 6 en 8 kunnen, op het ogenblik van ondertekening, bekrachtiging of toetreding verklaren, dat zij zich niet gebonden achten door de bepalingen van Deel I of Deel II van dit protocol.

    Inwerkingtreding

  10. a)Dit protocol treedt in werking drie maanden nadat vijf akten van bekrachtiging zijn neergelegd.
    b) Daarna treedt dit Protocol ten aanzien van iedere Hoge Verdragsluitende Partij in werking drie maanden na de neerlegging van haar akte van bekrachtiging of toetreding.
    c) omstandigheden, bedoeld in de artikelen 18 en 19 van het Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, ondertekend te Den Haag op 14 mei 1954, zullen door de Partijen bij het conflict voor of na het begin van de vijandelijkheden of van de bezetting neergelegde akten van bekrachtiging of toetreding onmiddellijk van kracht doen worden. In die gevallen zal de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur langst de snelste weg de mededelingen doen bedoeld in lid 14.

    Toepassing

  11. a)Iedere Staat, die Partij is bij dit Protocol op de dag van zijn inwerkingtreding, neemt alle maatregelen welke nodig zijn voor het daadwerkelijk toepassen van het Protocol binnen een tijdsverloop van zes maanden na die inwerkingtreding.
    b) Dit tijdsverloop bedraagt zes maanden, te rekenen van de datum van neerlegging van de akte van bekrachtiging of toetreding, voor iedere Staat die zijn akte van bekrachtiging of toetreding neerlegt na de dag van inwerkingtreding van het Verdrag.

    Territoriale uitbreiding van de werkingssfeer van het Protocol

  12. Iedere Hoge Verdragsluitende Partij kan ten tijde van de bekrachtiging of toetreding, of op ieder later tijdstip, door een mededeling gericht aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, verklaren dat dit Verdrag mede van toepassing zal zijn op alle of sommige gebieden voor wiens internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is. Deze mededeling wordt van kracht drie maanden na de dag van ontvangst.

    Opzegging

  13. a)  Ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen heeft de bevoegdheid dit Verdrag op te zeggen voor zichzelf of voor ieder gebied voor wiens internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is.
    b) De opzegging wordt meegedeeld door middel van een schriftelijke akte, welke wordt neergelegd bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
    c) De opzegging wordt van kracht een jaar na de ontvangst van de akte van opzegging. Indien echter de opzeggende Partij op het ogenblik, dat deze termijn van een jaar afloopt, betrokken is bij een gewapend conflict, heeft de opzegging geen gevolg zolang de vijandelijkheden niet zijn beëindigd en in geen geval zolang de terugvoering van culturele goederen naar het gebied van herkomst niet is voltooid.

    Kennisgeving

  14. De Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur zal zowel de Staten, bedoeld in de leden 6 en 8, als de Verenigde Naties, in kennis stellen van de neerlegging van alle akten van bekrachtiging, toetreding of aanvaarding, bedoeld in de leden 7, 8 en 15, evenals van de mededelingen en opzeggingen, bedoeld in de leden 12 en 13.

    Herziening

  15. a)  Dit Protocol kan worden herzien indien herziening wordt gevraagd door meer dan een derde van de Hoge Verdragsluitende Partijen
    b) De Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur roept daartoe een conferentie bijeen.
    c) Wijzigingen van dit Protocol worden pas van kracht nadat zij met eenparigheid van stemmen zijn aanvaard door de Hoge Verdragsluitende Partijen, welke ter conferentie zijn vertegenwoordigd, en indien zij zijn aanvaard door ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen.
    d) De aanvaarding door de Hoge Verdragsluitende Partijen van de wijzigingen van dit Protocol, welke zijn aangenomen door de conferentie bedoeld in de alinea’s b en c, geschiedt door de neerlegging van een officiële akte bij de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
    e) Na het van kracht worden van wijzigingen van dit Protocol, kan alleen bekrachtiging van of toetreding tot de aldus gewijzigde tekst van het Protocol plaatsvinden.

Overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties zal dit Verdrag worden geregistreerd bij het Secretariaat van de Verenigde Naties op verzoek van de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Den Haag, de veertiende mei 1954, in het Engels, Spaans, Frans en Russisch, de vier teksten zijnde gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden neergelegd in het archief van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften zullen worden verstrekt aan alle Staten, bedoeld in de leden 6 en 8, alsmede aan de Verenigde Naties.