Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen

Detail

  • Plaats: Genève
  • Aangenomen: 10-10-1980
  • Inwerkingtreding: 02-12-1983

In België

  • Ratificatie: 07-02-1995
  • Inwerkingtreding: 07-08-1995
  • Ondertekening: 10-04-1981
  • Publicatie: 26-02-1995
  • Geen voorbehoud of verklaring

 
Protocol II beperkt het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen. Zijn voornaamste doelstelling is de bescherming van de burgerbevolking tegen de afschuwelijke en langdurige gevolgen van dit wapen. Naast bescherming van de burgerbevolking biedt het in zekere mate ook bescherming aan strijders, namelijk tegen de gevolgen van valstrikmijnen. Ten slotte bevat het ook een aantal regels ter bescherming van VN-troepen en missies.

Dit protocol is een zorgvuldig afgewogen instrument dat bescherming biedt aan de burgerbevolking, op voorwaarde dat het nauwgezet wordt toegepast. Het massale en onbeperkte gebruik van allerhande mijnen, noodzaakte een herziening van de regels.

Tijdens de eerste herzieningsconferentie van het Conventioneel Wapenverdrag, dat plaatsvond in twee sessies in 1995 en 1996, aanvaardden de verdragsstaten op 3 mei 1996 een gewijzigde versie van Protocol II. Dit geamendeerde protocol stelt zich niet in de plaats van het protocol van 1980 en niet alle partijen bij het protocol van 1980 hebben de amendering van 1996 aanvaard.

Uit ontgoocheling met de beperkte resultaten van het herziene Protocol II startten een aantal staten onder leiding van Canada, het zogenaamde ‘Ottawapoces’, dat leidde tot de aanvaarding van het verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan.

De verdragstekst

Artikel 1 - Materieel toepassingsgebied
Dit Protocol heeft betrekking op het gebruik te land van de mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen zoals hieronder omschreven, met inbegrip van mijnen gelegd ter belemmering van de toegang tot stranden, overgangen van waterwegen of rivieren, maar is niet van toepassing op het gebruik van tegen schepen gerichte mijnen op zee of in de binnenwateren.

Artikel 2 - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

  • ‘Mijn’: elk stuk munitie geplaatst onder, op, of vlak boven de grond of ander oppervlak en ontworpen om te ontploffen of te exploderen door de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon of voertuig, en onder ‘op afstand gelegde mijn’: een aldus omschreven mijn overgebracht door artillerie, raketten, mortieren of soortgelijke middelen, of afgeworpen vanuit een vliegtuig.
  • ‘Valstrikmijn’: een mechanisme of stof ontworpen, geconstrueerd of aangepast om te doden of letsel toe te brengen en dat onverwacht werkt wanneer een persoon een ogenschijnlijk onschuldig voorwerp aanraakt of nadert, of een ogenschijnlijk veilige handeling verricht.
  • ‘Andere mechanismen’: met de hand geplaatste munitie en mechanismen ontworpen om te doden, letsel of schade toe te brengen en die in werking worden gesteld door bediening op afstand, dan wel automatisch na het verstrijken van een bepaalde tijd.
  • ‘Militair doel’: voor zover het objecten betreft, ieder object dat naar zijn aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen levert en waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert.
  • ‘Burgerobjecten’: alle objecten die geen militaire doelen zijn zoals omschreven onder punt 4.
  • ‘Registratie’: een feitelijke, administratieve en technische handeling, verricht met het oogmerk, ten behoeve van opneming in de officiële registers, alle beschikbare informatie te verkrijgen waardoor de plaatsbepaling van mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen wordt vergemakkelijkt.

Artikel 3 - Algemene beperkingen op het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen
Dit artikel is van toepassing op:mijnen;
valstrikmijnen; en
andere mechanismen.
Het is onder alle omstandigheden verboden wapens waarop dit artikel van toepassing is, offensief, defensief of bij wijze van represaille, te richten tegen de burgerbevolking als zodanig of tegen individuele burgers.
Het niet-onderscheidend gebruik van wapens waarop dit artikel van toepassing is, is verboden. Niet-onderscheidend gebruik is iedere plaatsing van zodanige wapens:die niet is op, of gericht tegen, een militair doel; of
waarbij een methode of wijze van leggen wordt gehanteerd die niet tegen een bepaald mitair doel kan worden gericht; of
die, naar kan worden verwacht, bijkomend verlies van mensenlevens onder de burgerbevolking, verwondingen van burgers, schade aan burgerobjecten of een combinatie daarvan ten gevolge zal hebben, in een mate die buitensporig zou zijn in verhouding tot het verwachte tastbare rechtstreekse militaire voordeel.
Alle praktisch uitvoerbare voorzorgen dienen te worden genomen ter bescherming van burgers tegen de uitwerking van de wapens waarop dit artikel van toepassing is. Praktisch uitvoerbare voorzorgen zijn die voorzorgen die doenlijk of praktisch mogelijk zijn, rekening houdend met alle omstandigheden van het moment, met inbegrip van humanitaire en militaire overwegingen.

Artikel 4 - Beperkingen op het gebruik van andere mijnen dan op afstand gelegde mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen in bewoonde gebieden
Dit artikel is van toepassing op:andere mijnen dan op afstand gelegde mijnen;
valstrikmijnen; en
andere mechanismen.
Het is verboden, wapens waarop dit artikel van toepassing is, te gebruiken in een stad, dorp of andere streek waarin zich een vergelijkbare concentratie burgers bevindt, waar geen gevecht tussen landstrijdkrachten plaatsvindt of niet op korte termijn te verwachten lijkt, tenzij:deze worden geplaatst op of dichtbij een militair doel toebehorend aan of beheerst door een tegenstander; of
maatregelen worden genomen om de burgers tegen hun uitwerking te beschermen, bijvoorbeeld door het plaatsen van waarschuwingstekens, schildwachten, het doen uitgaan van waarschuwingen of het aanbrengen van omheiningen.

Artikel 5 - Beperkingen op het gebruik van op afstand gelegde mijnen
Het gebruik van op afstand gelegde mijnen is verboden, tenzij zodanige mijnen alleen worden gebruikt binnen een gebied dat zelf een militair doel is of militaire doelen omvat, en tenzij:hun plaats nauwkeurig kan worden vastgelegd overeenkomstig artikel 7, eerste lid, letter a; of
op iedere mijn een doeltreffend mechanisme tot buitenwerkingstelling wordt gebruikt, dat wil zeggen een zichzelf in werking stellend mechanisme dat is ontworpen om een mijn onschadelijk te maken of zichzelf te doen vernietigen wanneer wordt verwacht dat de mijn niet langer het militaire doel zal dienen waarvoor deze was geplaatst, of een op afstand bediend mechanisme dat is ontworpen om een mijn onschadelijk te maken of te vernietigen wanneer de mijn niet langer het militaire doel dient waarvoor deze was geplaatst.

Er dient op effectieve wijze een waarschuwing te worden gegeven, voorafgaand aan het leggen of het afwerpen van op afstand gelegde mijnen die ook de burgerbevolking zouden kunnen treffen, tenzij de omstandigheden dat niet toelaten.

Artikel 6 - Verbod van het gebruik van bepaalde valstrikmijnen
Onverminderd de bij gewapende conflicten toe te passen regels van het volkenrecht met betrekking tot bedrog en perfidie, is het onder alle omstandigheden verboden te gebruiken:valstrikmijnen in de vorm van een schijnbaar onschadelijk draagbaar voorwerp, dat speciaal is ontworpen en geconstrueerd om explosieve stoffen te bevatten en te ontploffen wanneer men het aanraakt of nadert; of
valstrikmijnen die op enigerlei wijze zijn gehecht aan of verbonden met:internationaal erkende beschermende kentekenen, tekens of seinen;
zieken, gewonden of doden;
begraafplaatsen, crematoria of graven;
medische voorzieningen, uitrusting, voorraden of vervoermiddelen;
kinderspeelgoed of andere draagbare voorwerpen of producten die speciaal zijn ontworpen voor de voeding, de gezondheid, de hygiëne, de kleding van of het onderwijs aan kinderen;
voedsel of dranken;
keukengerei of -apparaten behalve in militaire inrichtingen, op militaire terreinen of in militaire voorraaddepots;
voorwerpen die duidelijk van godsdienstige aard zijn;
historische monumenten, kunstwerken of plaatsen van godsdienstige verering, die het culturele of geestelijke erfgoed van de volkeren vormen;
levende of dode dieren.
Het is onder alle omstandigheden verboden valstrikmijnen te gebruiken die ontworpen zijn om overbodig letsel of onnodig leed te veroorzaken.

Artikel 7 - Registratie en bekendmaking van de ligging van mijnenvelden en van de plaats van mijnen en valstrikmijnen
De partijen bij een conflict dienen de ligging vast te leggen van:alle volgens van te voren opgestelde plannen door hen gelegde mijnenvelden; en
alle gebieden waarin zij op grote schaal en volgens van tevoren opgestelde plannen gebruik hebben gemaakt van valstrikmijnen.
De partijen dienen ernaar te streven de registratie van de ligging van alle andere mijnenvelden, en van de plaatsen van mijnen en valstrikmijnen die zij hebben gelegd of geplaatst, te verzekeren.
Al deze gegevens dienen te worden bewaard door de partijen die:onmiddellijk na de beëindiging van de daadwerkelijke vijandelijkheden:alle nodige en passende maatregelen dienen te nemen, waaronder het gebruik van deze gegevens, om de burgers te beschermen tegen de uitwerking van mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen; en hetzij
in gevallen waarin de strijdkrachten van geen der partijen zich op het grondgebied van de tegenpartij bevinden, elkander en de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties alle informatie dienen te verschaffen waarover zij beschikken betreffende de ligging van mijnenvelden en de plaats van mijnen en valstrikmijnen op het grondgebied van de tegenpartij; hetzij
wanneer eenmaal volledige terugtrekking van de strijdkrachten van de partijen van het grondgebied van de tegenpartij heeft plaatsgevonden, de tegenpartij en de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties alle informatie dienen te verschaffen waarover zij beschikken betreffende de ligging van mijnenvelden en de plaats van mijnen en valstrikmijnen op het grondgebied van de tegenpartij;
wanneer een strijdmacht of een missie van de Verenigde Naties taken in een gebied verricht, aan de in artikel 8 bedoelde autoriteit de informatie dienen te verschaffen die in dat artikel wordt geëist;
wanneer mogelijk, in onderlinge overeenstemming regelingen dienen te treffen voor het vrijgeven van informatie betreffende de ligging van mijnenvelden en de plaats van mijnen en valstrikmijnen, vooral in overeenkomsten betreffende de beëindiging van de vijandelijkheden.

Artikel 8 - Bescherming van strijdkrachten en missies van de Verenigde Naties tegen de uitwerking van mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen
Wanneer een strijdmacht of missie van de Verenigde Naties in een gebied taken verricht in het kader van het bewaren van de vrede, waarneming of soortgelijke functies, dient elke partij bij het conflict, indien haar daarom verzocht wordt door het hoofd van de strijdmacht of missie van de Verenigde Naties in dat gebied, voor zover zij daartoe in staat is:alle mijnen of valstrikmijnen in dat gebied op te ruimen of onschadelijk te maken;
de eventueel noodzakelijke maatregelen te nemen ter bescherming van de strijdmacht of missie tegen de uitwerking van mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen bij het verrichten van hun taken; en
het hoofd van de strijdmacht of missie van de Verenigde Naties in dat gebied alle informatie te verschaffen waarover die partij beschikt betreffende de ligging van mijnenvelden, en de plaats van mijnen en valstrikmijnen in dat gebied.
Wanneer een onderzoeksmissie van de Verenigde Naties taken verricht in een gebied, dienen alle partijen bij het desbetreffende conflict deze missie bescherming te bieden, behalve wanneer zij wegens de omvang van die missie, deze bescherming niet in voldoende mate kunnen bieden. In dat geval verschaffen zij het hoofd van de missie de informatie waarover zij beschikken betreffende de ligging van mijnenvelden, en de plaats van mijnen en valstrikmijnen in dat gebied.

Artikel 9 - Internationale samenwerking bij de opruiming van  mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen
Na de beëindiging van de daadwerkelijke vijandelijkheden streven de partijen naar het bereiken van overeenstemming, zowel onderling als, waar passend, met andere Staten en met internationale organisaties, inzake het verschaffen van de informatie en de technische en materiële bijstand - met inbegrip, als de omstandigheden zich daarvoor lenen, van gezamenlijk optreden - die nodig zijn voor het opruimen of anderszins onschadelijk maken van mijnenvelden, mijnen en valstrikmijnen die tijdens het conflict waren gelegd of geplaatst.