Verdrag betreffende de behandeling van de krijgsgevangenen

Detail

  • Plaats: Genève
  • Aangenomen: 27-07-1929
  • Inwerkingtreding: 19-06-1931

In België

  • Ratificatie: 12-05-1931
  • Inwerkingtreding: 12-11-1931
  • Ondertekening: 27-07-1929
  • Publicatie: 15-10-1931
  • Geen voorbehoud of verklaring

 De bepalingen betreffende de behandeling van krijgsgevangen waren opgenomen in het Reglement van Den Haag van 1899 en 1907. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd duidelijk dat deze teksten tekorten vertoonden. Deze tekorten werden gedeeltelijk opgevangen door speciale overeenkomsten die de conflictpartijen in 1917 en 1918 in Bern onderschreven. De Internationale Rodekruisconferentie van 1921 drukte de wens uit een afzonderlijke overeenkomst aan te nemen over de behandeling van krijgsgevangenen. Het Internationale Rodekruiscomité werkte een ontwerpverdrag uit dat in 1929 aan de diplomatieke conferentie werd voorgelegd.

De overeenkomst vervangt de bepalingen van het Reglement van Den Haag niet, maar vult ze aan. De belangrijkste vernieuwingen zijn het verbod van represailles en collectieve straffen, de organisatie van het werk dat aan gevangenen kan worden opgelegd, de aanduiding van vertegenwoordigers van de gevangenen en de controle door beschermende Mogendheden.

Het Verdrag van 1929 werd vervangen door het Derde Verdrag van Genève van 1949.

De verdragstekst

Erkennend dat, in het uiterste geval van oorlog, elke Mogendheid als plicht zal hebben er in de mate van het mogelijke de onvermijdelijke hardheid van te verminderen en het lot van de krijgsgevangenen te verzachten;

Wensend de beginselen te ontwikkelen welke aanleiding hebben gegeven tot de Internationale Overeenkomsten van Den Haag, inzonderheid het Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog en het daaraan toegevoegde Reglement;

Hebben besloten te dien einde een overeenkomst te sluiten en hebben tot hun Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(Aanduiding van de Gevolmachtigden.)

Dewelke, na elkaar hun volmachten te hebben meegedeeld, die in goede en behoorlijke vorm werden bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:

Eerste titel - Algemene beschikkingen

Artikel 1 - Toepassing van het Verdrag

Deze Overeenkomst zal onverminderd de bepalingen van Titel VII, toepasselijk zijn:

  1. Op al de personen bedoeld door artikelen 1, 2 en 3 van het Reglement; gevoegd bij de Overeenkomst van Den Haag betreffende de wetten en gebruiken van de oorlog te land, van 18 oktober 1907, en door de vijand gevangengenomen;
  2. Op al de personen, behorend tot de gewapende macht van de oorlogvoerende Partijen, door de vijand gevangengenomen in de loop van krijgsverrichtingen te water of in de lucht, onder voorbehoud van de afwijkingen welke door de voorwaarden van deze gevangenneming onvermijdelijk zouden worden gemaakt. Echter zullen deze afwijkingen geen afbreuk mogen doen aan de grondbeginselen van deze Overeenkomst; zij zullen een einde nemen van het ogenblik waarop de gevangengenomen personen een krijgsgevangenenkamp zullen vervoegd hebben.

Artikel 2 - Menselijke behandeling

De krijgsgevangenen staan onder de macht van de vijandelijke Mogendheid, maar niet van de personen of legerafdelingen, die hen hebben gevangengenomen. Zij moeten te allen tijde met menslievendheid behandeld en inzonderheid tegen gewelddaden, beschimpingen en nieuwsgierigheid van het publiek beschermd worden.

Represaillemaatregelen ten opzichte van hen zijn verboden.

Artikel 3 - Eerbied voor hun persoon

De krijgsgevangenen hebben recht op eerbied voor hun persoon en hun eer. De vrouwen zullen met al de aan hun geslacht verschuldigde achting behandeld worden.

De krijgsgevangenen behouden hun volledige burgerlijke bevoegdheid.

Artikel 4 - Onderhoud en behandeling van de gevangenen

De Mogendheid die de krijgsgevangenen gevangen houdt, is verplicht in hun onderhoud te voorzien.
 
Verschillen in de behandeling van de gevangenen zijn slechts geoorloofd, indien zij gegrond zijn op de militaire graad, de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand, de beroepsbekwaamheid of het geslacht van diegenen die er het voordeel van genieten.

Titel II - De gevangenneming

Artikel 5 - Ondervraging

Elke krijgsgevangene is verplicht, zo hij daaromtrent ondervraagd wordt, zijn ware namen en graad ofwel zijn stamboeknummer op te geven.

Zo hij in strijd met deze regel zou handelen, zal hij zich blootstellen aan een beperking van de voordelen, toegestaan aan de krijgsgevangenen van zijn categorie.

Op de krijgsgevangenen zal geen dwang mogen worden uitgeoefend om inlichtingen te verkrijgen aangaande de toestand van hun leger of van hun land. De krijgsgevangenen die weigeren te antwoorden, zullen noch bedreigd, noch beledigd mogen worden, noch blootgesteld aan onaangenaamheden of benadelingen van welke aard ook.

Indien een gevangene uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is zijn identiteit op te geven, zal hij aan de gezondheidsdienst worden toevertrouwd.

Artikel 6 - Bezittingen van de gevangenen

Al de kleren en voorwerpen voor persoonlijk gebruik - behalve de wapens, de paarden, de militaire uitrusting en de militaire papieren - zullen in het bezit blijven van de krijgsgevangenen, zowel als de metalen helmen en de gasmaskers.

De sommen welke de krijgsgevangenen bij zich hebben, zullen hun slechts afgenomen worden op bevel van een officier en nadat het bedrag er van zal vastgesteld zijn. Een kwijtschrift zal er van worden afgegeven. De aldus afgenomen sommen dienen op de rekening van elke krijgsgevangene te worden gebracht.

De identiteitsbewijzen, de kentekenen van de graad, de decoraties en de voorwerpen van waarde zullen van de krijgsgevangenen niet mogen worden afgenomen.

Titel III - De gevangenschap

Eerste afdeling - De wegvoering van de krijgsgevangenen

Artikel 7 - Evacuatie

Binnen de kortst mogelijke tijd na hun gevangenneming zullen de krijgsgevangenen weggevoerd worden naar verzamelplaatsen gelegen in een van de gevechtszone genoeg verwijderde streek opdat zij zich buiten gevaar zouden bevinden.

Zullen slechts tijdelijk in een gevaarlijke zone mogen worden gehouden de krijgsgevangenen, die uit hoofde van hun kwetsuren of ziekten groter gevaar zouden lopen indien zij weggevoerd werden dan indien zij ter plaatse bleven.

De krijgsgevangenen zullen niet onnodig aan gevaar worden blootgesteld, in afwachting van hun wegvoering uit de gevechtszone.

De wegvoering te voet van krijgsgevangenen zal normaal slechts met dagmarsen van 20 kilometer mogen gebeuren, tenzij de noodzakelijkheid om de water- en voedselvoorraden te bereiken langere marsen zou vereisen.

Artikel 8 - Kennisgeving van gevangenschap

De oorlogvoerenden zijn gehouden elkaar binnen de kortst mogelijke tijd kennis te geven van elke gevangenneming van krijgsgevangenen, door bemiddeling van de inlichtingskantoren zoals deze volgens artikel 77 ingericht zijn. Zij zijn eveneens gehouden elkaar de officiële adressen op te geven waaraan de brieven van de families aan de krijgsgevangenen gericht kunnen worden.

Zodra het mogelijk is, zal elke krijgsgevangene in staat moeten worden gesteld zelf met zijn familie in briefwisseling te treden, onder de voorwaarden voorzien in artikelen 36 en volgende.

Wat de op zee gevangen gemaakte krijgsgevangenen betreft, zullen de beschikkingen van dit artikel zodra mogelijk na de aankomst in de haven worden nageleefd.

Afdeling II - De krijgsgevangenenkampen

Artikel 9 - Krijgsgevangenenkampen

De krijgsgevangenen zullen kunnen worden geïnterneerd in een stad, vesting of welke andere plaats ook, met verplichting er zich niet buiten zekere bepaalde grenzen van te verwijderen. Zij zullen eveneens in afgesloten kampen kunnen worden geïnterneerd; zij zullen niet opgesloten noch geconsigneerd mogen worden dan bij wijze van noodzakelijke veiligheids- of gezondheidsmaatregel, en alleen tijdens de duur van de omstandigheden die deze maatregel nodig maken.

De krijgsgevangenen, gevangengenomen in ongezonde streken of in streken waarvan het klimaat nadelig is voor personen komende uit de gematigde streken, zullen zodra mogelijk naar een gunstiger
klimaat vervoerd worden.

De oorlogvoerenden zullen zoveel mogelijk vermijden dat krijgsgevangenen van verschillende rassen of nationaliteiten in een zelfde kamp verenigd worden.

Geen krijgsgevangene mag, op welk ogenblik ook, teruggezonden worden naar een streek waar hij blootgesteld zou zijn aan het vuur van de gevechtszone, noch gebruikt worden om door zijn tegenwoordigheid zekere punten of zekere streken tegen bombardementen te beschermen.

Eerste hoofdstuk - Inrichting van de kampen

Artikel 10 - Inrichting van de kampen

De krijgsgevangenen worden ondergebracht in gebouwen of barakken, die alle mogelijke waarborgen voor de gezondheid bieden.

De lokalen dienen volkomen tegen vochtigheid beschermd en voldoend verwarmd en verlicht zijn. Alle voorzorgen zullen moeten worden genomen tegen brandgevaar.

Wat de slaapplaatsen betreft (totale oppervlakte, minimum luchtruimte, inrichting en slaapmaterieel), de voorwaarden zullen dezelfde zijn als die voor de depottroepen van de detinerende Mogendheid.

Hoofdstuk ll - De voeding en de kleding van de krijgsgevangenen

Artikel 11 - Voeding

Het rantsoen voedsel van de krijgsgevangenen zal gelijkwaardig zijn in hoeveelheid en hoedanigheid aan dat van de depottroepen.

De krijgsgevangenen zullen bovendien de middelen krijgen om de supplementen waarover zij zouden beschikken, zelf toe te bereiden.

Drinkbaar water zal hun in voldoende hoeveelheid verschaft worden. Het gebruik van tabak zal worden toegelaten. De krijgsgevangenen zullen in de keukens gebruikt mogen worden.

Alle collectieve tuchtmaatregelen met betrekking tot de voeding zijn verboden.

Artikel 12 - Kleding

De kleren, het linnengoed en het schoeisel zullen aan de krijgsgevangenen door de detinerende Mogendheid verstrekt worden. Voor de vervanging en het herstellen van deze voorwerpen zal regelmatig gezorgd moeten worden. Bovendien zullen de werkers een werkpak ontvangen overal waar de aard van het werk dit zal vergen.

In alle kampen zullen kantines worden ingericht, waar de krijgsgevangenen zich eetwaren en gebruiksvoorwerpen zullen kunnen aanschaffen aan de prijzen van de plaatselijke handel.

De winsten door de besturen van de kampen uit de kantines getrokken, zullen ten behoeve van de krijgsgevangenen gebruikt worden.

Hoofdstuk III - De hygiëne in de kampen

Artikel 13 - Hygiëne

De oorlogvoerenden zijn gehouden alle nodige hygiënische maatregelen te nemen om de reinheid en de gezondheid van de kampen te verzekeren en om, de besmettelijke ziekten te voorkomen.

De krijgsgevangenen zullen dag en nacht beschikken over inrichtingen die aan de regels van de hygiëne beantwoorden en voortdurend rein worden gehouden.

Bovendien, en afgezien van de baden en stortbaden waarvan de kampen in de mate van het mogelijke zullen voorzien zijn, zal er aan de krijgsgevangenen met het oog op de zorgen voor hun lichamelijke reinheid een voldoende hoeveelheid water verstrekt worden.

Het zal hun mogelijk zijn lichaamsoefeningen te verrichten en van de volle lucht te genieten.

Artikel 14 - Geneeskundige verzorging

Elk kamp zal een ziekeninrichting hebben, waar de krijgsgevangenen de zorgen van eIke aard zullen ontvangen die zij nodig zouden kunnen hebben. In voorkomend geval zullen isoleerlokalen worden voorbehouden aan de zieken die aan besmettelijke aandoeningen lijden.

De kosten van behandeling, met inbegrip van die voor de voorlopige kunstledematen, zullen ten laste van de detinerende Mogendheid vallen.

De oorlogvoerenden zullen gehouden zijn aan elke behandelde gevangene op verzoek een officiële verklaring af te geven waarbij de aard en de duur van de ziekte alsmede de ontvangen zorgen vermeld worden.

Het zal de oorlogvoerenden vrijstaan aan elkaar, door middel van afzonderlijke schikkingen, toe te laten in de kampen geneesheren en ziekenverplegers belast met het verzorgen van hun gevangengemaakte landgenoten terug te houden.

De krijgsgevangenen aangetast door een ernstige ziekte of van wie de toestand een belangrijke chirurgische behandeling nodig maakt, zullen op kosten van de detinerende Mogendheid moeten worden opgenomen in elke militaire of burgerlijke inrichting, die geschikt is om ze te behandelen.

Artikel 15 - Geneeskundige inspectie

Medische inspecties van de krijgsgevangenen zullen minstens eenmaal per maand worden ingericht. Zij zullen tot doel hebben het toezicht over de algemene gezondheidstoestand en de staat van reinheid, alsmede het opsporen van de besmettelijke ziekten, inzonderheid de tering en de geslachtsziekten.

Hoofdstuk IV - De verstandelijke en zedelijke behoeften van de krijgsgevangenen

Artikel 16 - Godsdienstvrijheid

Volkomen vrijheid zal aan de krijgsgevangenen worden gelaten voor de beoefening van hun godsdienst, met inbegrip van het bijwonen van de plechtigheden van hun eredienst, enkel op voorwaarde zich te gedragen naar de door de militaire overheid voorgeschreven orde- en politiemaatregelen.

Aan de krijgsgevangen bedienaars van een eredienst, welke ook de benaming van deze eredienst is, zal het toegelaten zijn hun ambt ten volle onder hun geloofsgenoten uit te oefenen.

Artikel 17 - Recreatie

De oorlogvoerenden zullen zoveel mogelijk de door de krijgsgevangenen ingerichte verstandelijke en sportieve ontspanningen aanmoedigen.

Hoofdstuk V - De inwendige discipline in de kampen

Artikel 18 - Administratie, graad

Elk krijgsgevangenenkamp zal geplaatst worden onder het gezag van een verantwoordelijke officier.

Afgezien van de uiterlijke eerbiedsbewijzen, voorzien door de in hun legers van kracht zijnde reglementen ten opzichte van hun landgenoten, zullen de krijgsgevangenen de groet verschuldigd zijn aan al de officieren van de detinerende Mogendheid.

De krijgsgevangen officieren zullen slechts verplicht zijn de officieren van hogere of gelijke graad van deze Mogendheid te groeten.

Artikel 19 - Onderscheidingstekens en decoraties

Het dragen van de kentekens van de graad en van de decoraties zal toegelaten zijn.

Artikel 20 - Bekendmaking reglementering

De reglementen, bevelen, waarschuwingen en bekendmakingen van elke aard zullen aan de krijgsgevangenen meegedeeld moeten worden in een taal die zij verstaan. Hetzelfde beginsel zal toegepast worden op de ondervragingen.

Hoofdstuk VI - Bijzondere schikkingen betreffende de officieren en geassimileerden

Artikel 21 - Graden

Dadelijk na het begin van de vijandelijkheden zullen de oorlogvoerenden gehouden zijn elkaar de titels en de graden mee te delen die in hun respectieve legers gebruikt worden, ten einde de gelijkheid van behandeling tussen de officieren en geassimileerde van gelijkwaardige graden te verzekeren.

De krijgsgevangen officieren en geassimileerden zullen met al de aan hun rang en ouderdom verschuldigde achting behandeld worden.

Artikel 22 - Dienst van de officierenkampen

Ten einde de dienst van de officierenkampen te verzekeren zullen krijgsgevangen soldaten van hetzelfde leger, en zoveel mogelijk dezelfde taal sprekend, aldaar in voldoende aantal gedetacheerd worden, rekening houdend met de graad van de officieren en geassimileerden.

Deze laatste zullen zich hun voedsel en hun kleren aanschaffen op de soldij die hun zal worden uitbetaald door de detinerende Mogendheid. Het beheer van de menage door de officieren zelf zal in alle geval bevorderd moeten worden.

Hoofdstuk VII - De geldelijke middelen van de krijgsgevangenen

Artikel 23 - Soldij

Onder voorbehoud van afzonderlijke schikkingen tussen de oorlogvoerende Mogendheden, en inzonderheid van die voorzien in artikel 24, zullen de krijgsgevangen officieren en geassimileerden van de detinerende Mogendheid dezelfde soldij ontvangen als de officieren van overeenstemmende graad in de legers van deze Mogendheid, op voorwaarde echter dat deze soldij niet degene overtreft waarop zij recht hebben in de legers van het land dat zij gediend hebben. Deze soldij zal hun volledig worden uitbetaald, zo mogelijk eens per maand, en zonder dat er enige afhouding op mag worden gedaan voor uitgaven die ten laste vallen van de detinerende Mogendheid, zelfs wanneer zij ten behoeve van hen zouden gedaan zijn.

Een akkoord tussen de oorlogvoerenden zal de op deze betaling toepasselijke wisselkoers vaststellen; bij gebrek aan een dergelijk akkoord zal de aangenomen koers degene zijn die van kracht was bij het begin van de vijandelijkheden.

Alle betalingen gedaan aan de krijgsgevangenen bij wijze van soldij zullen aan het einde van de vijandelijkheden terugbetaald moeten worden door de Mogendheid die zij gediend hebben.

Artikel 24 - Geld in het bezit van de gevangenen

Zodra de vijandelijkheden begonnen zijn, zullen de oorlogvoerenden in gemeen overleg het maximum bedrag in baar geld vaststellen dat aan de krijgsgevangenen van de verschillende graden en categorieën toegelaten zal zijn bij zich te houden. Elk overschot dat van een krijgsgevangene wordt afgenomen of hem niet wordt overhandigd, evenals elke door hem verrichte bewaargeving van geld, zal op zijn rekening worden gebracht en niet in een andere munt mogen worden omgezet zonder zijn toelating.

De creditsaldi van hun rekeningen zullen aan de krijgsgevangenen worden uitbetaald aan het einde van hun gevangenschap.

Tijdens de duur van deze laatste zullen hun faciliteiten verleend worden voor de overdracht van deze sommen, geheel of gedeeltelijk, aan banken of particulieren in hun land van oorsprong.

Hoofdstuk VIll - De overbrenging van de krijgsgevangenen

Artikel 25 - Overbrenging van gewonden en zieken

Tenzij de loop van de krijgsverrichtingen het vereist, zullen de zieke en gekwetste krijgsgevangenen niet naar elders overgebracht worden zolang hun genezing door de reis in gevaar zou kunnen worden gebracht.

Artikel 26 - Overbrenging van krijgsgevangenen

In geval van overbrenging zullen de krijgsgevangenen vooraf officieel verwittigd worden van hun nieuwe bestemming; het zal hun toegelaten zijn hun persoonlijk goed, hun correspondentie en de aan hun adres aangekomen colli mee te nemen.

Alle nuttige schikkingen zullen genomen worden opdat de aan hun oud kamp geadresseerde brieven en colli hun onverwijld zouden worden toegezonden.

De sommen gestort op de rekening van de overgebrachte krijgsgevangenen zullen overgemaakt worden aan de bevoegde overheid van de plaats van hun nieuwe verblijf.

De kosten door de overbrengingen veroorzaakt zullen ten laste van de detinerende Mogendheden zijn.

Afdeling III - Het werk van de krijssgevangenen

Eerste hoofdstuk - Algemeenheden

Artikel 27 - Algemene bepalingen

De oorlogvoerenden zullen de gezonde krijgsgevangenen als arbeiders kunnen gebruiken, volgens hun graad en hun bekwaamheden, met uitzondering van de officieren en geassimileerden.

Indien officieren of geassimileerden echter een werk vragen dat hun past, zal hun dit in de mate van het mogelijke verschaft worden.

De krijgsgevangen onderofficieren zullen slechts tot toezichtwerkzaamheden verplicht kunnen worden, tenzij zij uitdrukkelijk een betaalde bezigheid vragen.

De oorlogvoerenden zullen verplicht zijn aan de krijgsgevangenen, slachtoffers van arbeidsongevallen, tijdens de ganse duur van de gevangenschap het voordeel te laten genieten van de beschikkingen toepasselijk op de arbeiders van dezelfde categorie volgens de wetgeving van de detinerende Mogendheid. Wat de krijgsgevangenen betreft waarop deze wetsbepalingen niet toegepast zouden kunnen worden uit hoofde van de wetten van deze Mogendheid, verplicht deze zich aan haar wetgevend lichaam alle maatregelen aan te bevelen, die geschikt zijn om de slachtoffers op billijke wijze schadeloos te stellen.

Hoofdstuk II - De organisatie van de arbeid

Artikel 28 - Arbeid voor particulieren

De detinerende Mogendheid zal de volledige verantwoordelijkheid op zich nemen voor het onderhoud, de verzorging, de behandeling en de betaling van de salarissen van de krijgsgevangenen die voor rekening van particulieren arbeiden.

Artikel 29 - Fysieke geschiktheid

Geen krijgsgevangene mag gebruikt worden voor het verrichten van werkzaamheden waarvoor hij fysiek ongeschikt is.

Artikel 30 - Duur van de arbeid

De duur van de dagelijkse arbeid van de krijgsgevangenen, met inbegrip van de hele weerreis, mag niet overdreven en, in ieder geval niet langer zijn dan de duur die aangenomen is voor de burgerlijke arbeiders van de streek die hetzelfde werk verrichten. Er zal aan iedere gevangene, iedere week, bij voorkeur de zondag, een rusttijd van vierentwintig opeenvolgende uren verleend worden.

Hoofdstuk III - De verboden arbeid

Artikel 31 - Ondersteuning van de krijgsverrichtingen

De door de krijgsgevangenen verrichte werkzaamheden mogen niet rechtstreeks in betrekking staan met de krijgsverrichtingen. Het is inzonderheid verboden gevangenen te gebruiken voor de vervaardiging en het vervoer van wapens of van ammunitie, van welke aard ook, alsmede voor het vervoer van materieel dat voor strijdende eenheden bestemd is.

In geval van overtreding van de beschikkingen van de vorige alinea, hebben de gevangenen het recht, na de uitvoering of na een begin van uitvoering van het bevel, hun bezwaren te doen indienen door bemiddeling van de personen van vertrouwen, van wie het ambt in artikel 43 en 44 voorzien is of, bij ontstentenis van een persoon van vertrouwen, door bemiddeling van de vertegenwoordigers van de beschermende Mogendheid.

Artikel 32 - Ongezond of gevaarlijk werk

Het is verboden de gevangenen ongezond of gevaarlijk werk te doen verrichten. Elke verzwaring van de arbeidsvoorwaarden toegepast als tuchtmaatregel is verboden.

Hoofdstuk IV - De arbeidsdetachementen

Artikel 33 - Arbeidsdetachementen

Het regime van de arbeidsdetachementen zal gelijk moeten zijn aan het regime van de krijgsgevangenenkampen, inzonderheid wat betreft de hygiënische voorwaarden, de voeding, de verzorging in geval van ziekte of van ongeval, de briefwisseling en de ontvangst van colli.

Elk arbeidsdetachement zal van een krijgsgevangenenkamp afhangen. De bevelhebber van dit kamp zal verantwoordelijk zijn voor de naleving, in het arbeidsdetachement; van de beschikkingen van de onderhavige Overeenkomst.

Hoofdstuk V - Het salaris

Artikel 34 - Salaris

De krijgsgevangenen zullen geen salaris trekken voor werkzaamheden betreffende het bestuur, de inrichting en het onderhoud van de kampen.

De krijgsgevangenen die andere werkzaamheden verrichten, zullen recht hebben op een salaris dat  door akkoorden onder de oorlogvoerenden dient te worden vastgesteld.

Deze akkoorden zullen ook vaststellen welk deel door het bestuur van het kamp mag worden afgehouden, welke som aan de krijgsgevangene toebehoort en op welke manier deze som gedurende zijn gevangenschap tot zijn beschikking zal worden gesteld.

In afwachting dat deze akkoorden gesloten worden, zal de bezoldiging van de arbeid van de gevangenen vastgesteld worden volgens de hiernavolgende regels:

a. De voor de Staat verrichte werkzaamheden zullen betaald worden volgens de tarieven die worden toegepast voor de militairen van het nationale leger die dezelfde werkzaamheden verrichten, of, indien zulke tarieven niet bestaan, volgens een tarief, dat met de uitgevoerde werkzaamheden in verhouding is;
b. Wanneer de werkzaamheden voor rekening van andere openbare besturen of voor particulieren geschieden, zullen de voorwaarden ervan in overleg met de militaire overheid geregeld worden.
Het saldo dat op het credit van de gevangene blijft, zal hem op het einde van zijn gevangenschap ter hand gesteld worden. In geval van overlijden, zal het langs de diplomatieke weg aan de erfgenamen van de overledene overgemaakt worden.

Afdeling IV - De betrekkingen van de krijgsgevangenen met het buitenland

Artikel 35 - Kennisgeving van maatregelen

Vanaf het begin van de vijandelijkheden, zullen de oorlogvoerenden de voor de uitvoering van de beschikkingen van onderhavige afdeling voorziene maatregelen bekendmaken.

Artikel 36 - Briefwisseling

Ieder van de oorlogvoerenden zal op geregelde tijden het aantal brieven en postkaarten vaststellen die de krijgsgevangenen van de verschillende categorieën per maand zullen mogen verzenden, en zal dit aantal aan de andere oorlogvoerende meedelen. Deze brieven en kaarten zullen met de post langs de kortste weg doorgezonden worden. Zij zullen niet met vertraging mogen verzonden noch weerhouden worden om redenen van tucht.

Binnen een maximumtermijn van een week na zijn aankomst in het kamp, zomede in geval van ziekte, zal iedere krijgsgevangene in staat worden gesteld aan zijn familie een postkaart te zenden om haar over zijn gevangenneming en over de staat van zijn gezondheid in te lichten. Gezegde postkaarten zullen zo snel mogelijk doorgezonden worden en hun verzending zal op generlei wijze mogen vertraagd worden.

In algemene regel dient de briefwisseling van de gevangenen in hun moedertaal te worden opgesteld. De oorlogvoerenden zullen de toelating kunnen verlenen om in andere talen briefwisseling te voeren.

Artikel 37 - Hulpgoederen

Het zal de krijgsgevangenen toegelaten zijn persoonlijk postcolli’s te ontvangen bevattend eetwaren en andere waren die voor hun voeding of voor hun kleding bestemd zijn. De colli’s zullen tegen kwitantie aan de geadresseerden afgegeven worden.

Artikel 38 - Vrijstelling van post- en invoerrechten

De brieven en zendingen van geld of van waarden, alsmede de postcolli’s bestemd voor de krijgsgevangenen of door hen verzonden, hetzij rechtstreeks, hetzij door de bemiddeling van de in artikelen 77 voorziene inlichtingsburelen, zullen van alle posttaksen vrijgesteld zijn, zowel in de landen van oorsprong en van bestemming als in de tussenlanden.

De voor de gevangenen bestemde giften en ondersteuningen in natura zullen eveneens vrij zijn van alle invoer- en andere rechten, alsmede van de taksen van vervoer op de door de Staat geëxploiteerde spoorwegen.

In geval van erkende hoogdringendheid zal het de gevangenen toegelaten zijn telegrammen te verzenden tegen betaling van de gebruikelijke taksen.

Artikel 39 - Boeken

De gevangenen zullen persoonlijk zendingen boeken mogen ontvangen, deze boeken zullen aan de censuur kunnen onderworpen worden.

De vertegenwoordigers van de beschermende Mogendheden en van de behoorlijk erkende en gemachtigde verenigingen voor hulpverlening zullen aan de boekerijen van de gevangenenkampen werken en verzamelingen van boeken mogen toezenden. De verzending van deze voorwerpen aan de boekerijen zal niet mogen vertraagd worden onder voorwendsel van censuurmoeilijkheden.

Artikel 40 - Censuur

De censuur van de briefwisseling zal zo spoedig mogelijk moeten geschieden. De controle van de postzendingen zal bovendien moeten geschieden in voorwaarden die van aard zijn de bewaring te verzekeren van de eetwaren die ze bevatten en, indien mogelijk, in de aanwezigheid van de geadresseerde of van een door hem behoorlijk erkende persoon van vertrouwen.

De verboden van briefwisseling te voeren, om militaire of politieke redenen door de oorlogvoerenden uitgevaardigd, zullen slechts een tijdelijk karakter mogen hebben en zo kortstondig mogelijk moeten zijn.

Artikel 41 - Overmaken van documenten

De oorlogvoerenden zullen alle faciliteiten verlenen voor het doorzenden van akten, stukken of documenten, bestemd voor de krijgsgevangenen of door hen ondertekend, inzonderheid voor het doorzenden van volmachten en van testamenten.

Zij zullen de nodige maatregelen treffen om desnoods de door de gevangenen gestelde handtekeningen te doen echt verklaren.

Afdeling V - De betrekkingen van de krijgsgevangenen met de overheden

Hoofdstuk I - De klachten van de krijsgevangenen aangaande het regime van de gevangenschap

Artikel 42 - Klachten

De krijgsgevangenen zullen het recht hebben aan de militaire overheden onder wie haar macht zij staan, hun verzoeken te doen kennen aangaande het regime van gevangenschap waaraan zij onderworpen zijn.

Zij zullen eveneens het recht hebben zich te richten tot de vertegenwoordigers van de beschermende Mogendheden om hen te wijzen op de punten waarover zij klachten zouden te formuleren hebben ten opzichte van het regime van de gevangenschap.

Deze verzoeken en klachten zullen ten spoedigste moeten worden doorgezonden. Zij zullen tot generlei straf mogen aanleiding geven, zelfs indien zij als ongegrond erkend worden.

Hoofdstuk II - De vertegenwoordigers van de krijgsgevangenen

Artikel 43 - Aanwijzing

In elke plaats waar er zich krijgsgevangenen bevinden, zullen deze laatste personen van vertrouwen mogen aanwijzen die gelast zullen zijn hen bij de militaire overheden en bij de beschermende Mogendheden te vertegenwoordigen.

Deze aanwijzing zal aan de goedkeuring van de militaire overheid onderworpen worden. De personen van vertrouwen zullen met de ontvangst en de verdeling van de collectieve zendingen belast zijn. Evenzo, ingeval de gevangenen zouden besluiten onder elkaar een stelsel van onderlinge bijstand in te richten, zou deze inrichting tot de bevoegdheid van de personen van vertrouwen behoren. Anderzijds zullen deze laatste aan de gevangenen hun diensten mogen verlenen ten einde de betrekkingen van de gevangenen met de in artikel 78 vermelde verenigingen voor hulpverlening te vergemakkelijken.

In de kampen voor officieren en geassimileerden zal de in de hoogste graad oudst benoemde krijgsgevangen officier erkend worden als tussenpersoon tussen de overheden van het kamp en de gevangen gehouden officieren of geassimileerde. Te dien einde zal hij het recht hebben een gevangen officier aan te wijzen om hem als tolk bij te staan in de loop van de besprekingen met de overheden van het kamp.

Artikel 44 - Plichten

Wanneer de mannen van vertrouwen als arbeiders gebruikt worden, zal het door hen als vertegenwoordigers van de krijgsgevangenen verrichte werk bij de verplichte arbeidsduur moeten meegeteld worden.

Alle faciliteiten zullen aan de personen van vertrouwen verleend worden voor hun briefwisseling met de militaire overheden en met de beschermende Mogendheid. Deze briefwisseling zal niet beperkt zijn.

Er zal geen vertegenwoordiger van de gevangenen mogen verplaatst worden zonder dat hem de nodige tijd gelaten werd om zijn opvolgers op de hoogte te stellen van de lopende zaken.

Hoofdstuk III - De strafmaatregelen tegenover de krijgsgevangenen

I. Algemene beschikkingen

Artikel 45 - Toepasselijke wetgeving

De krijgsgevangenen zullen onderworpen zijn aan de wetten, reglementen en bevelen die in de legers van de detinerende Mogendheid van kracht zijn.

Elke daad van verzet zal aanleiding geven tot toepassing, te opzichte van hen, van de maatregelen voorzien door deze wetten, reglementen en bevelen.

Evenwel blijven de beschikkingen van het onderhavig hoofdstuk voorbehouden.

Artikel 46 - Straffen

Er zullen door de militaire overheden en door de rechtbanken van de detinerende Mogendheid aan de krijgsgevangenen geen andere straffen mogen worden opgelegd dan deze welke voor dezelfde feiten ten opzichte van de militairen van de nationale legers voorzien zijn.

Bij gelijkheid van graad, zullen de officieren-, onderofficieren- of soldaten-gevangenen die een tuchtstraf ondergaan niet onderworpen worden aan een minder gunstige behandeling dan deze welke voor dezelfde straf in de legers van de detinerende Mogendheid voorzien is.

Zijn verboden, elke lichamelijke straf, elke opsluiting in lokalen die niet door het daglicht verlicht worden en, over het algemeen, elke vorm van wreedheid.

Zijn eveneens verboden, collectieve straffen toegediend voor persoonlijke daden.

Artikel 47 - Hechtenis

Feiten die een fout tegen de tucht uitmaken, inzonderheid de poging tot ontsnapping, zullen zo spoedig mogelijk vastgesteld worden; voor al de krijgsgevangenen, zowel gegradeerden als niet gegradeerden, zullen de voorlopige arresten tot het strikte minimum beperkt worden.

De gerechtelijke onderzoeken tegen de krijgsgevangenen zullen zo spoedig mogelijk uitgevoerd worden; de voorlopige hechtenis zal zoveel mogelijk beperkt worden.

In ieder geval zal de duur van de voorlopige hechtenis afgetrokken worden van de bij wijze van tuchtmaatregel of in rechten toegediende straf, in zoverre deze afhouding voor de militairen van het land zelf aangenomen wordt.

Artikel 48 - Einde strafmaatregel

Na de hun toegediende gerechtelijke of tuchtstraffen te hebben ondergaan, zullen de betrokken krijgsgevangenen niet anders dan de overige gevangenen mogen worden behandeld.
Evenwel zullen de gevangenen die wegens een poging tot ontvluchting gestraft werden, aan een bijzonder regime van toezicht kunnen worden onderworpen dat echter niet de afschaffing zal mogen meebrengen van om het even welke van de waarborgen die door deze Overeenkomst aan de gevangenen verleend worden.

Artikel 49 - Behoud van graad

Geen gevangene kan door de detinerende Mogendheid van zijn graad beroofd worden. De gevangenen die een disciplinaire straf opgelopen hebben, zullen niet van de aan hun graad verbonden voordelen mogen beroofd worden. In het bijzonder zullen de officieren en geassimileerde die straffen ondergaan welke beroving van vrijheid meebrengen niet in dezelfde lokalen als de gestrafte onderofficieren of soldaten ondergebracht worden.

Artikel 50 - Ontvluchting

De ontvluchte krijgsgevangenen die terug zouden worden gevat alvorens hun leger te hebben kunnen vervoegen of het grondgebied te hebben kunnen verlaten van het leger dat hen gevangengenomen heeft, zullen slechts met disciplinaire straffen kunnen worden gestraft.

De gevangenen die, na er in gelukt te zijn hun leger te vervoegen of het grondgebied te verlaten van het leger dat hen gevangengenomen heeft, opnieuw zouden gevangengenomen worden, zullen voor hun vorige ontvluchting niet kunnen worden gestraft.

Artikel 51 - Poging tot ontvluchting

De poging tot ontvluchting zal zelfs in geval van herhaling, niet als een bezwarende omstandigheid beschouwd worden ingeval de krijgsgevangene naar de rechtbanken zou verwezen worden uit hoofde van misdaden of misdrijven bij deze poging tegen personen of tegen enig eigendom begaan.

Nadat er een poging tot ontvluchting of een ontvluchting geschied is, zullen de kameraden van de ontvluchte die aan de ontvluchting hebben medegewerkt, uit hoofde hiervan slechts een tuchtstraf kunnen oplopen.

Artikel 52 - Non bis in idem

De oorlogvoerenden zullen er voor zorgen dat de bevoegde overheden de grootste inschikkelijkheid aan de dag leggen bij het nagaan of een door een krijgsgevangene begane overtreding een disciplinaire dan wel een gerechtelijke straf verdient.

Zulks zal inzonderheid het geval zijn wanneer het er op aankomt feiten te beoordelen die met de ontvluchting of met de poging tot ontvluchting in verband staan.

Een gevangene zal, wegens hetzelfde feit of hetzelfde punt van beschuldiging, slechts eenmaal kunnen gestraft worden.

Artikel 53 - Strafmaatregelen en repatriëring

Het zal niet toegelaten zijn een krijgsgevangene aan wie een disciplinaire straf opgelegd werd en die de voor repatriëring vereiste voorwaarden vervult, in gevangenschap te houden omdat hij zijn straf niet ondergaan heeft.

De te repatriëren gevangenen tegen wie een strafvervolging zou zijn ingespannen, zullen van de repatriëring kunnen uitgesloten worden totdat de procedure beëindigd en, in voorkomend geval, de straf uitgevoerd is; zij die reeds krachtens een vonnis in hechtenis zouden gehouden zijn, zullen tot aan het einde van hun hechtenis in krijgsgevangenschap kunnen worden gehouden.

De oorlogvoerenden zullen aan elkaar de lijsten meedelen van hen die, om de in de voorafgaande alinea aangegeven redenen, niet mogen worden gerepatrieerd.

ll. Disciplinaire straffen

Artikel 54 - Aard en duur van de straf

Het arrest is de strengste disciplinaire straf die aan een krijgsgevangene kan opgelegd worden.

De duur van eenzelfde straf mag dertig dagen niet overschrijden.

Dit maximum van dertig dagen zal ook niet mogen overschreden worden wanneer het gaat over verschillende feiten die een gevangene disciplinair zou te verantwoorden hebben op het ogenblik dat er ten opzichte van hem een beslissing genomen wordt, hetzij deze feiten al dan niet met elkaar verband hebben.

Wanneer tijdens of op het einde van een tijdperk van arrest een gevangene een nieuwe disciplinaire straf oploopt, zal een termijn van ten minste drie dagen elke periode van arrest scheiden, zodra een van die perioden een duur heeft van ten hoogste tien dagen.

Artikel 55 - Verzwaring van straf

Onder voorbehoud van de beschikking die het voorwerp van de laatste alinea van artikel 11 uitmaakt, zijn toepasselijk, bij wijze van verzwaring van straf, op de disciplinair gestrafte krijgsgevangenen, de voedingsbeperkingen die in de legers van de detinerende Mogendheid toegepast worden.

Deze beperkingen zullen evenwel slechts kunnen opgelegd worden indien de gezondheidstoestand van de gestrafte gevangenen zulks toelaat.

Artikel 56 - Uitvoering van straf

De krijgsgevangenen zullen in geen geval mogen worden overgebracht naar verbeterhuizen (gevangenissen, tuchthuizen, bagno's) om er disciplinaire straffen te ondergaan.

De lokalen waarin de disciplinaire straffen ondergaan worden zullen aan de eisen van de hygiëne beantwoorden.

De gestrafte gevangenen zullen in staat gesteld worden zich zindelijk te houden.

ledere dag zullen deze gevangenen vrij zijn beweging te nemen en zich in de open lucht te begeven gedurende ten minste twee uren.

Artikel 57 - Briefwisseling

Het zal de disciplinair gestrafte krijgsgevangenen toegelaten zijn te lezen en te schrijven, alsook brieven te verzenden en te ontvangen.

Daarentegen zal het toegelaten zijn colli’s en geldverzendingen eerst na de uitvoering van de straf af te leveren. Indien de niet uitgedeelde colli’s aan bederf onderhevige eetwaren bevatten zullen deze ter beschikking worden gesteld van de infirmerie of van de keuken van het kamp.

Artikel 58 - Geneeskundige verzorging

De disciplinair gestrafte krijgsgevangenen zullen zich op hun aanvraag voor het dagelijkse geneeskundige onderzoek mogen aanmelden. Zij zullen de door de geneesheren nodig geoordeelde zorgen ontvangen en zullen in voorkomend geval naar de infirmerie van het kamp of naar de hospitalen overgebracht worden.

Artikel 59 - Bevoegde overheid

Onder voorbehoud van de bevoegdheid van de rechtbanken en van de hogere militaire overheden, zullen de disciplinaire straffen slechts kunnen worden uitgesproken door een officier voorzien van disciplinaire macht in zijn hoedanigheid van kamp- of detachementbevelhebber, of door de verantwoordelijke officier die hem vervangt.

Ill. Gerechtelijke vervolgingen.

Artikel 60 - Kennisgeving

Bij het openen van een gerechtelijke procedure gericht tegen een krijgsgevangene, zal de detinerende Mogendheid zo spoedig mogelijk, en altijd vóór de datum vastgesteld voor de opening van de debatten, daarvan kennis geven aan de vertegenwoordiger van de beschermende Mogendheid.

Dit bericht zal de volgende aanduidingen bevatten:

a. Burgerlijke stand en graad van de gevangene;
b. Plaats van verblijf of van hechtenis;
c. Nauwkeurige bepaling van het punt of van de punten van beschuldiging, met vermelding van de toepasselijke wettelijke beschikkingen.

Indien het niet mogelijk is in dit bericht de rechtbank aan te duiden die over de zaak uitspraak zal
doen, noch de datum van de opening van de debatten, noch het lokaal waar deze zullen plaats hebben, zullen deze aanduidingen naderhand aan de vertegenwoordiger van de beschermende Mogendheid verstrekt worden, zo spoedig mogelijk en in alle geval ten minste drie weken vóór de opening van de debatten.

Artikel 61 - Recht op verdediging

Geen gevangene zal kunnen worden veroordeeld zonder de gelegenheid gehad te hebben zich te verdedigen.

Geen gevangene zal kunnen gedwongen worden te erkennen dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan het feit waarvan hij beschuldigd wordt.

Artikel 62 - Bijstand

De krijgsgevangene zal het recht hebben bijgestaan te worden door een bevoegde verdediger naar zijn keuze en, indien nodig, zijn toevlucht te nemen tot de diensten van een bevoegde tolk. Er zal hem door de detinerende Mogendheid, te gelegener tijd, vóór de debatten, kennis worden gegeven van zijn recht.

Indien de gevangene geen verdediger kiest, zal de beschermende Mogendheid er hem een kunnen bezorgen. De detinerende Mogendheid zal aan de beschermende Mogendheid, op aanvraag van deze laatste, een lijst overhandigen van personen die bevoegd zijn om de verdediging voor te dragen.
De vertegenwoordigers van de beschermende Mogendheid zullen het recht hebben de verhandelingen over de zaak bij te wonen.

De enige uitzondering op deze regel is het geval waarin de verhandelingen over de zaak in het belang van de veiligheid geheim moeten blijven. De detinerende Mogendheid zou in zulk geval de beschermende Mogendheid verwittigen.

Artikel 63 - Procedure

Een vonnis zal ten laste van een krijgsgevangene slechts kunnen geveld worden door dezelfde rechtbanken en volgens dezelfde procedure als ten opzichte van de personen die tot de legers van de detinerende Mogendheden, behoren.

Artikel 64 - Beroep

Ieder krijgsgevangene zal het recht hebben in hoger beroep te gaan tegen elk ten opzichte van hem gevelde vonnis, op dezelfde wijze als de personen die tot de legers van de detinerende Mogendheid behoren.

Artikel 65 - Kennisgeving vonnis

De tegen de krijgsgevangenen uitgesproken vonnissen zullen onmiddellijk aan de beschermende Mogendheid meegedeeld worden.

Artikel 66 - Uitstel voor uitvoering doodstraf

Indien de doodstraf tegen een krijgsgevangene wordt uitgesproken, zal er zo spoedig mogelijk aan de vertegenwoordiger van de beschermende Mogendheid een mededeling gezonden worden, waarbij de aard en de omstandigheden van het misdrijf grondig uiteengezet worden, en die zal doorgezonden worden aan de Mogendheid van de legers waarin de gevangene gediend heeft.

Het vonnis zal niet worden uitgevoerd vóór afloop van een tijdperk van ten minste drie maanden te rekenen van de datum van deze mededeling.

Artikel 67 - Klachtenrecht

Geen gevangene zal, naar aanleiding van een vonnis of anders, kunnen worden beroofd van het voordeel van de beschikkingen van artikel 42 van deze Overeenkomst.

Titel IV - Het einde van de gevangenschap

Afdeling I - Rechtstreekse repatriëring en hospitalisatie in een neutraal land

Artikel 68 - Rechtstreekse repatriëring

De oorlogvoerenden zullen er toe verplicht zijn, zonder inachtneming van graad of aantal, de krijgsgevangenen die ernstig ziek zijn of die zware verwondingen opgelopen hebben, naar hun land terug te zenden, na hen in staat te hebben gesteld vervoerd te worden.

Akkoorden gesloten tussen de oorlogvoerenden zullen vervolgens zo spoedig mogelijk de gevallen van invaliditeit of van ziekte vaststellen die tot rechtstreekse repatriëring aanleiding geven, alsook de gevallen die eventueel hospitalisatie in een neutraal land, meebrengen. In afwachting dat deze akkoorden gesloten worden, zullen de oorlogvoerenden zich kunnen houden aan het modelakkoord dat ter informatie bij de onderhavige Overeenkomst gevoegd is.

Artikel 69 - Gemengde geneeskundige commissie

Zodra de vijandelijkheden begonnen zijn; zullen de oorlogvoerenden overeenkomen om gemengde geneeskundige commissies aan te stellen Deze commissies zullen samengesteld zijn uit drie leden, waarvan er twee tot een neutraal land zullen behoren en een door de detinerende Mogendheid zal benoemd worden; een van de geneesheren van het neutrale land zal het voorzitterschap waarnemen. Deze gemengde geneeskundige commissie zullen de zieke of gekwetste gevangenen onderzoeken en zullen alle nodige maatregelen nemen ten opzichte van hen.

De beslissingen van deze commissies zullen bij meerderheid van stemmen worden genomen en binnen de kortst mogelijke tijd uitgevoerd.

Artikel 70 - Onderzoek door gemengde geneeskundige commissie

Benevens de krijgsgevangenen die door de geneesheer van het kamp zullen aangeduid zijn, zullen de volgende krijgsgevangenen onderworpen worden aan het onderzoek van de in artikel 69 vermelde gemengde geneeskundige commissie, met het oog op hun rechtstreekse repatriëring of op hun hospitalisatie in een neutraal land:

a. De krijgsgevangenen die zulks rechtstreeks aan de bevelhebber van het kamp zullen aanvragen;
b. De gevangenen die zullen voorgesteld zijn door de in artikel 43 voorziene personen van vertrouwen, handelend op eigen initiatief of op verzoek van de gevangenen zelf;
c. De gevangenen die zullen voorgesteld zijn door de Mogendheid in het leger waarbij zij gediend hebben, of door een vereniging voor hulpverlening, behoorlijk door deze Mogendheid erkend en gemachtigd.

Artikel 71 - Slachtoffers van ongeval

De krijgsgevangen slachtoffers van arbeidsongevallen; de vrijwillige gekwetsten uitgezonderd, zullen wat de repatriëring en eventueel de hospitalisatie in een neutraal land betreft, het voordeel van dezelfde beschikkingen genieten.

Artikel 72 - Repatriëring om humanitaire redenen

Tijdens de vijandelijkheden en om redenen van humanitaire aard, zullen de oorlogvoerenden akkoorden kunnen aangaan met het oog op de rechtstreekse repatriëring of de hospitalisatie in een neutraal land van gezonde gevangenen die reeds lang in gevangenschap verblijven.

Artikel 73 - Kosten van repatriëring

De kosten van repatriëring van de krijgsgevangenen of van hun vervoer in een neutraal land zullen, van de grens van de detinerende Mogendheden af, gedragen worden door de Mogendheid van het leger waarbij deze gevangenen gediend hebben.

Artikel 74 - Militaire dienst

Geen gerepatrieerde zal voor actieve militaire dienst mogen worden gebruikt.

Afdeling II - De invrijheidstelling en de repatriëring op het einde van de vijandelijkheden

Artikel 75 - Repatriëring

Wanneer de oorlogvoerenden een wapenstilstandsovereenkomst aangaan, zullen zij er, in beginsel, bepalingen aangaande de repatriëring van de krijgsgevangenen moeten in neerschrijven. Indien in deze overeenkomst geen bepalingen dienaangaande konden worden ingelast, zullen de oorlogvoerenden zich nochtans zo spoedig mogelijk te dien einde met elkaar in betrekking moeten stellen. In ieder geval zal de repatriëring van de gevangenen zo spoedig mogelijk na het sluiten van de vrede geschieden.

De gevangenen tegen wie gerechtelijke vervolgingen zouden ingespannen zijn uit hoofde van een misdaad of misdrijf van gemeen recht, zullen evenwel in gevangenschap kunnen worden gehouden tot aan het einde van de procedure en, in voorkomend geval, tot na afloop van de straf. Dit zal ook het geval zijn met degenen die uit hoofde van een gemeenrechtelijke misdaad of misdrijf veroordeeld werden.

Bij gemeen overleg onder de oorlogvoerenden zullen er commissies kunnen worden ingesteld met het doel de op verschillende plaatsen verspreide gevangenen op te zoeken en voor hun repatriëring te zorgen.

Titel V - Het overlijden van de krijgsgevangenen

Artikel 76 - Overlijden

De testamenten van krijgsgevangenen zullen worden ontvangen en opgemaakt in dezelfde voorwaarden als voor de militairen van het eigen leger.

Dezelfde regels zullen eveneens gevolgd worden wat betreft de stukken aangaande de vaststelling van de sterfgevallen.

De oorlogvoerenden zullen er zorg voor dragen dat de in gevangenschap overleden krijgsgevangenen op waardige wijze begraven worden en dat de graven alle nuttige aanwijzingen dragen en geëerbiedigd en behoorlijk worden onderhouden.

Titel VI - De hulp- en inlichtingskantoren betreffende de krijgsgevangenen

Artikel 77 - Inlichtingskantoor

Zodra de vijandelijkheden begonnen zijn, zal elk van de oorlogvoerende Mogendheden, alsmede de onzijdige Mogendheden die oorlogvoerenden zullen opgenomen hebben, een officieel kantoor inrichten, voor inlichtingen betreffende de krijgsgevangenen die zich op hun grondgebied bevinden.

Elk van de oorlogvoerende Mogendheden zal in de kortst mogelijke tijd aan haar inlichtingskantoor bericht zenden van elke gevangenneming van krijgsgevangenen door hun legers gedaan; zij zal tevens aan dat kantoor alle inlichtingen zenden betreffende de identiteit waarover zij beschikt en waardoor het mogelijk wordt de betrokken families spoedig te verwittigen, en verder aan hetzelfde kantoor de officiële adressen doen kennen via dewelke de families zullen kunnen schrijven aan de krijgsgevangenen.

Het inlichtingskantoor zal al deze aanwijzingen ten spoedigste doen toekomen aan de betrokken Mogendheden, door tussenkomst, eensdeels van de beschermende Mogendheden en, anderdeels van het centrale agentschap voorzien in artikel 79.

Het inlichtingskantoor, belast met het beantwoorden van al de vragen die betrekking hebben op de krijgsgevangenen, zal van de verschillende bevoegde diensten al de aanwijzingen ontvangen betreffende de interneringen en de overplaatsingen, de invrijheidstellingen op erewoord, de repatriëringen, de ontvluchtingen, de verblijven in de hospitalen, de sterfgevallen, alsmede de andere inlichtingen welke nodig zijn om een persoonlijke kaart voor elke krijgsgevangene op te maken en bij te houden.

Het kantoor zal, in de mate van het mogelijke, en onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 5, op die kaart vermelden: het stamboeknummer, de naam en voornamen, de datum en de plaats van geboorte, de graad en het troepenkorps van de betrokkene, de voornaam van de vader en de naam van de moeder, het adres van de persoon die moet verwittigd worden wanneer een ongeval zich voordoet, de kwetsuren, de datum en de plaats van de gevangenneming, de internering, de kwetsuren en het overlijden, alsmede alle andere belangrijke inlichtingen.

Wekelijkse lijsten, die al de nieuwe inlichtingen bevatten die van aard zijn om de identificatie van elke krijgsgevangene te vergemakkelijken zullen aan de betrokken Mogendheden worden toegezonden.

De persoonlijke kaart van de krijgsgevangene zal na het sluiten van de vrede overhandigd worden aan de Mogendheid die hij zal gediend hebben.

Het inlichtingskantoor zal bovendien gehouden zijn al de gebruiksvoorwerpen, waarden, brieven, soldijboekjes, identiteitstekens, enz., die achtergelaten werden door de gerepatrieerde, op erewoord vrijgelaten, ontvluchte of overleden krijgsgevangenen te verzamelen en ze aan de betrokken landen te overhandigen.

Artikel 78 - Hulpverenigingen

De verenigingen voor hulp aan krijgsgevangenen, regelmatig opgericht volgens de wet van hun land en die tot doel hebben als tussenpersoon op te treden voor de liefdadige werking, zullen vanwege de oorlogvoerenden, voor hen zelf en voor hun behoorlijk geaccrediteerde agenten, elke faciliteit krijgen, binnen de grenzen aangewezen door de militaire noodzakelijkheden, om hun menslievende taak op afdoende wijze te vervullen. Aan de afgevaardigden van deze verenigingen zal kunnen worden toegelaten in de kampen, alsmede in de etappeplaatsen van de gerepatrieerde krijgsgevangenen, ondersteuning uit te delen, mits een persoonlijke toelating afgeleverd door de militaire overheid en mits schriftelijk de verbintenis aan te gaan zich te onderwerpen aan alle orde- en politiemaatregelen die deze laatste zou voorschrijven.

Artikel 79 - Centraal agentschap voor inlichtingen

Een centraal agentschap voor inlichtingen omtrent de krijgsgevangenen zal in een neutraal land worden opgericht. Het Internationale Comité van het Rode Kruis zal, indien het zulks nodig acht, aan de betrokken Mogendheden de inrichting van een dergelijk agentschap voorstellen.

Dit agentschap zal gelast zijn alle inlichtingen betreffende de krijgsgevangenen, die het langs officiële of particuliere weg zal kunnen verkrijgen, te verzamelen; het zal deze inlichtingen zo vlug mogelijk doorzenden aan het land van oorsprong van de krijgsgevangenen of aan de Mogendheid die zij zullen gediend hebben.

Deze beschikkingen moeten niet uitgelegd worden alsof zij de menslievende werking van het Internationale Comité van het Rode Kruis beperken.

Artikel 80 - Vrijstelling van port

De inlichtingskantoren zullen in postzaken portvrijdom genieten, alsmede al de andere vrijstellingen voorzien in artikel 38.

Titel VII - Toepassing van de overeenkomst op zekere categorieën burgers

Artikel 81 - Personen die de strijdkrachten volgen

De personen, die de legermachten volgen zonder er rechtstreeks deel van uit te maken, zoals de correspondenten, dagbladreporters, marketenters, leveranciers, die in de macht van de vijand zullen vallen en die deze het nuttig zal achten gevangen te houden, zullen recht hebben op de behandeling van de krijgsgevangenen, op voorwaarde dat zij voorzien zijn van een legitimatiestuk, afgeleverd door de militaire overheid van de legermachten die zij vergezelden.

Titel VIII - Uitvoering van de overeenkomst

Afdeling I - Algemene beschikkingen

Artikel 82 - Toepassing

De beschikkingen van deze Overeenkomst zullen door de Hoge Contracterende Partijen in alle omstandigheden geëerbiedigd moeten worden.

Ingeval in tijd van oorlog een van de oorlogvoerenden geen partij bij de Overeenkomst zou zijn, zullen haar beschikkingen nochtans verplichtend blijven tussen de oorlogvoerenden die er partij bij zijn.

Artikel 83 - Bijzondere overeenkomsten

De Hoge Contracterende Partijen behouden zich het recht voor bijzondere overeenkomsten te sluiten over alle kwesties betreffende de krijgsgevangenen, die zij wensen afzonderlijk te regelen.

De krijgsgevangenen zullen het voordeel van deze akkoorden blijven genieten tot aan het einde van hun repatriëring, onder voorbehoud van de tegenovergestelde uitdrukkelijke bepalingen in bovenvermelde akkoorden of in latere akkoorden vervat, of eveneens onder voorbehoud van meer gunstige maatregelen genomen door de een of de andere van de oorlogsvoerende Mogendheden ten opzichte van de krijgsgevangenen die zij detineren.

Teneinde de wederzijdse toepassing van de beschikkingen van deze Overeenkomst te verzekeren en het sluiten van de hierboven voorziene bijzondere overeenkomsten te vergemakkelijken, zullen de oorlogvoerenden, onmiddellijk na het begin van de vijandelijkheden, bijeenkomsten kunnen toelaten van vertegenwoordigers van de respectieve overheden, belast met het beheer van de krijgsgevangenen.

Artikel 84 - Bekendmaking overeenkomsten

De tekst van deze Overeenkomst en van de bijzondere overeenkomsten in voorgaand artikel voorzien zal worden aangeplakt, zoveel mogelijk in de moedertaal van de krijgsgevangenen, op plaatsen waar hij door alle krijgsgevangenen kan worden geraadpleegd.

De tekst van deze overeenkomsten zal aan de krijgsgevangenen, die zich in de onmogelijkheid zouden bevinden kennis te nemen van de aangeplakte tekst, op hun verzoek worden meegedeeld.

Artikel 85 - Vertalingen

De Hoge Contracterende Partijen zullen elkaar door bemiddeling van de Zwitserse Bondsraad de officiële vertalingen van deze Overeenkomst meedelen, alsmede de wetten en reglementen welke zij zouden kunnen aannemen om de toepassing van deze Overeenkomst te verzekeren.

Afdeling II - Inrichting van het toezicht

Artikel 86 - Beschermende Mogendheden

De Hoge Contracterende Partijen erkennen dat de regelmatige toepassing van deze Overeenkomst een waarborg zal vinden in de mogelijkheid van samenwerking van de beschermende Mogendheden belast met het vrijwaren van de belangen van de oorlogvoerenden; in dit opzicht zullen de beschermende Mogendheden, buiten hun diplomatiek personeel, afgevaardigden kunnen aanwijzen onder hun eigen onderhorigen of onder de onderhorigen van andere onzijdige Mogendheden. De benoeming van deze afgevaardigden zal onderworpen moeten worden aan de goedkeuring van de oorlogvoerende bij wie zij hun zending zullen uitoefenen.

De vertegenwoordigers van de beschermende Mogendheid of haar erkende afgevaardigden zullen gemachtigd zijn zich te begeven naar alle plaatsen, zonder enige uitzondering, waar krijgsgevangenen geïnterneerd zijn. Zij zullen toegang hebben tot alle door krijgsgevangenen bezette lokalen en zullen met deze laatste, over het algemeen zonder getuigen, persoonlijk of door tussenkomst van tolken, mogen spreken.

De oorlogvoerenden zullen in de ruimst mogelijke mate de taak van de vertegenwoordigers of van de erkende afgevaardigden van de beschermende Mogendheid vergemakkelijken. De militaire overheden zullen van hun bezoek verwittigd worden.

De oorlogvoerenden zullen zich onderling kunnen verstaan om aan te nemen dat aan personen van de eigen nationaliteit van de krijgsgevangenen wordt toegelaten aan de inspectiereizen deel te nemen.

Artikel 87 - Geschillenregeling

Ingeval de oorlogvoerenden het niet eens zijn over de toepassing van de beschikkingen van deze Overeenkomst, dan zullen de beschermende Mogendheden in de mate van het mogelijke hun medewerking moeten verlenen met het oog op de regeling van het geschil.

Te dien einde zal elk van de beschermende Mogendheden onder meer aan de betrokken oorlogvoerenden kunnen voorstellen dat een vergadering van vertegenwoordigers van deze laatste, eventueel op een behoorlijk gekozen neutraal grondgebied zou worden belegd. De oorlogvoerenden zullen gehouden zijn gevolg te geven aan de voorstellen die hun in deze zin gedaan zullen worden. De beschermende Mogendheid zal in voorkomend geval aan de goedkeuring van de betrokken Mogendheden een personaliteit kunnen voorstellen behorend tot een onzijdige Mogendheid of een personaliteit afgevaardigd door het Internationale Comité van het Rode Kruis, die als opdracht zal hebben aan deze vergadering deel te nemen.

Artikel 88 - Internationale Comité van het Rode Kruis

De bovenstaande beschikkingen doen geen afbreuk aan de menslievende werking die het Internationale Comité van het Rode Kruis zal kunnen ondernemen voor de bescherming van de krijgsgevangenen, mits goedkeuring van de betrokken oorlogvoerenden.

Afdeling III - Slotbepalingen

Artikel 89 - Betrekking tot vorige Verdragen

In de betrekkingen tussen de Mogendheden gebonden door de Overeenkomst van Den Haag betreffende de wetten en gebruiken van de oorlog te land, of het gaat om die van 29 juli 1899 of om die van 18 oktober 1907, en die partijen zijn bij de onderhavige Overeenkomst, zal deze laatste hoofdstuk II aanvullen van het Reglement gevoegd bij bovengenoemde Overeenkomsten van Den Haag.

Artikel 90 - Ondertekening

Deze Overeenkomst, die de datum van heden zal dragen, zal op 1 februari 1930 ondertekend kunnen worden in naam van al de landen vertegenwoordigd op de Conferentie die te Genève geopend werd op 1 juli 1929.

Artikel 91 - Bekrachtiging

Deze Overeenkomst zal zodra mogelijk bekrachtigd worden.

De bekrachtigingen zullen neergelegd worden te Bern.

Van de neerlegging van elke akte van bekrachtiging zal er een proces-verbaal worden opgemaakt waarvan een eensluidend verklaard afschrift door de Zwitserse Bondsraad zal worden overhandigd aan de Regeringen van alle landen in naam van wie de Overeenkomst getekend werd of de toetreding genotificeerd.

Artikel 92 - Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst zal in werking treden zes maanden nadat ten minste twee akten van bekrachtiging neergelegd zullen zijn.

Daarna zal zij voor elke Hoge Contracterende Partij in werking treden zes maanden na de neerlegging van haar akte van bekrachtiging.

Artikel 93 - Toetreding

Te rekenen van de datum van haar inwerkingstelling, zal deze Overeenkomst openstaan voor de toetredingen gegeven in naam van elk land in naam van wie deze Overeenkomst niet getekend werd.

Artikel 94 - Mededeling van toetreding

De toetredingen zullen schriftelijk genotificeerd worden aan de Zwitserse Bondsraad en hun uitwerking hebben zes maanden na de datum waarop deze laatste ze zal ontvangen hebben.

De Zwitserse Bondsraad zal kennis geven van de toetredingen aan de Regeringen van al de landen in naam van wie de Overeenkomst getekend of de toetreding genotificeerd zal zijn.

Artikel 95 - Onmiddellijke werking

De staat van oorlog zal onmiddellijk uitwerking geven aan de bekrachtigingen neergelegd en aan de toetredingen genotificeerd door de oorlogvoerende Mogendheden vóór of na het begin van de vijandelijkheden. De kennisgeving van de bekrachtigingen of toetredingen ontvangen van de Mogendheden in staat van oorlog zal door de Zwitserse Bondsraad langs de vlugste weg uitgevoerd worden.

Artikel 96 - Opzegging

Elk van de Hoge Contracterende Partijen zal het recht hebben deze Overeenkomst op te zeggen. De opzegging zal slechts haar uitwerking hebben één jaar nadat de notificatie daarvan schriftelijk gericht werd tot de Zwitserse Bondsraad. Deze laatste zal kennis geven van deze notificatie aan de Regeringen van al de Hoge Contracterende Partijen.

De opzegging zal slechts gelden ten opzichte van de Hoge Contracterende Partij die ze zal genotificeerd hebben.

Bovendien zal deze opzegging haar uitwerking niet hebben tijdens een oorlog waarin de opzeggende Mogendheid zou betrokken zijn. In dat geval zal deze Overeenkomst voortgaan haar uitwerking te hebben na de termijn van een jaar, tot aan het sluiten van de vrede en, in alle geval, tot dat de repatriëringsverrichtingen geëindigd zijn.

Artikel 97 - Registratie

Een gelijkluidend verklaard afschrift van deze Overeenkomst zal neergelegd worden in het archief van de Volkenbond door de zorgen van de Zwitserse Bondsraad. Evenzo zullen de bekrachtigingen, toetredingen en opzeggingen die aan de Zwitserse Bondsraad genotificeerd zullen worden, door deze aan de Volkenbond worden meegedeeld.

Ter oorkonde waarvan de bovengenoemde Gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Genève, de 27 juli 1929, in een enkel exemplaar, dat neergelegd zal blijven in het archief van de Zwitserse Bondsraad en waarvan gelijkvormig verklaarde afschriften overhandigd zullen worden aan de Regeringen van al de tijdens de Conferentie uitgenodigde landen.