Verdrag (III) nopens de toepassing op de zeeoorlog van de beginselen van het verdrag van Genève van 22 augustus 1864

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 29-07-1899
  • Inwerkingtreding: 29-07-1899

In België

  • Ratificatie: 04-09-1900
  • Inwerkingtreding: 04-09-1900
  • Ondertekening: 29-07-1899
  • Publicatie: 13-09-1900
  • Geen voorbehoud of verklaring

In 1868 werden een aantal aanvullende artikels bij het Verdrag van Genève ter verbetering van het lot van de gewonden bij de legers te velde opgesteld om de principes van dit verdrag toe te passen op de oorlog ter zee. Deze aanvullende artikels kregen evenwel onvoldoende steun. Het duurde tot het einde van de19de eeuw vooraleer de vraag naar een herziening van het Verdrag van Genève, en in het bijzonder de aanvaarding van bijkomende artikels voor de oorlog ter zee, opnieuw steun vond. Op vraag van de Raad van de Zwitserse Federatie werkte het Internationale Rodekruiscomité een voorstel uit. Voor een diplomatieke conferentie in Genève bijeengeroepen werd, nam de tsaar van Rusland het initiatief voor de Eerste Vredesconferentie van Den Haag. Als één van de onderwerpen stelde hij de aanpassing van de bepalingen van het Verdrag van Genève van 1864 aan de oorlog te zee voor.

Het Verdrag dat in 1899 in Den Haag werd aangenomen, werd vervangen door het Verdrag van Den Haag (X) van 1907.

Het verdrag van 1899 is niet langer van kracht.

De verdragstekst


(Aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden.)
 
Gelijkelijk bezield met de wens om, voor zover het van hen afhangt, de van de oorlog onafscheidelijke rampen te verminderen en met dat doel de beginselen van het Verdrag van Genève van 22 augustus 1864 op de zeeoorlog te willen toepassen, hebben beslist te dien einde een Verdrag te sluiten;

Derhalve hebben zij tot hun Gevolmachtigde benoemd, te weten:

(Aanduiding van de Gevolmachtigden.)

Die, na elkaar hun volmachten te hebben meegedeeld, welke in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen :

Artikel 1 - Hospitaalschepen van de krijgsmacht

De krijgshospitaalschepen, dat wil zeggen de schepen door de Staten gebouwd en ingericht in het bijzonder en uitsluitend met het doel om hulp te verlenen aan de gewonden, zieken en schipbreukelingen, en waarvan de namen aan de oorlogvoerende Mogendheden zullen zijn meegedeeld bij de aanvang of in de loop van de vijandelijkheden, in ieder geval vóór elke ingebruikstelling, worden geëerbiedigd en kunnen gedurende de vijandelijkheden niet worden prijs gemaakt.

Evenmin zijn die schepen, met betrekking tot hun verblijf in een onzijdige haven, gelijkgesteld met oorlogsschepen.

Artikel 2 - Hospitaalschepen van hulpverenigingen

De hospitaalschepen, geheel of ten dele uitgerust op kosten van particulieren of van officieel, erkende verenigingen tot hulpbetoon, worden eveneens geëerbiedigd en zijn niet onderhevig aan prijsmaking, indien de oorlogvoerende Mogendheid, waartoe zij behoren, hun een officiële lastbrief heeft verstrekt en hun namen ter kennis heeft gebracht van de tegenpartij bij de aanvang of in de loop van de vijandelijkheden, in ieder geval vóór elke ingebruikstelling.

Die schepen moeten voorzien zijn van een stuk, afkomstig van de bevoegde overheid, verklarend dat zij gedurende hun uitrusting en bij hun eindvertrek aan haar toezicht onderworpen zijn geweest.

Artikel 3 - Hospitaalschepen uit neutrale staten

De hospitaalschepen, geheel of ten dele uitgerust op kosten van particulieren of van officieel erkende verenigingen van onzijdige landen, worden geëerbiedigd en zijn niet onderhevig aan prijsmaking, indien de onzijdige Mogendheid, waartoe zij behoren, hun een officiële lastbrief heeft verstrekt en hun namen ter kennis heeft gebracht van de oorlogvoerende Mogendheden bij de aanvang of in de loop van de vijandelijkheden, in ieder geval vóór elke ingebruikstelling.

Artikel 4 - Plichten hospitaalschepen

De schepen, die vermeld zijn in de artikels 1, 2 en 3, zullen hulp en bijstand verlenen aan de gewonden, zieken en schipbreukelingen van de oorlogvoerenden zonder onderscheid van nationaliteit.

De Regeringen verbinden zich om die schepen voor generlei oorlogsdoeleinde te gebruiken.

Die schepen mogen de bewegingen van de strijdenden op generlei wijze belemmeren.

Gedurende en na de strijd zullen zij voor eigen rekening en gevaar handelen.

De oorlogvoerenden zullen ten opzichte van hen het recht hebben van onderzoek en van doorzoeking; zij zullen hen medewerking kunnen weigeren, hen gebieden zich te verwijderen, hen een bepaalde koers voorschrijven en een commissaris aan boord plaatsen, zelfs hen in bezit houden, indien de ernst van de omstandigheden het mocht vergen.

De oorlogvoerenden zullen, zoveel mogelijk, in het scheepsdagboek van de hospitaalschepen de bevelen inschrijven, welke zij hun zullen geven.

Artikel 5 - Herkenbaarheid

De krijgshospitaalschepen zullen worden onderscheiden door een witte buitenschildering met een horizontale groene band van ongeveer anderhalve meter breedte.

De schepen die vermeld zijn in de artikels 2 en 3, zullen worden onderscheiden door een witte buitenschildering met een horizontale rode band van ongeveer anderhalve meter breedte.

De vaartuigen van de zo-even gemelde schepen, zoals de kleine schepen die bestemd kunnen worden voor de hospitaaldienst, zullen onderscheiden worden door een overeenkomstige beschildering.

Alle hospitaalschepen zullen zich kenbaar maken door, met hun nationale vlag, de witte vlag met rood kruis, voorzien door het Verdrag van Genève, te hijsen.

Artikel 6 - Hulpverlening door neutrale handelsvaartuigen

De onzijdige koopvaardijschepen, jachten of vaartuigen, welke gewonden, zieken of schipbreukelingen van de oorlogvoerenden aan boord hebben of bezig zijn ze op te nemen, kunnen niet prijs gemaakt worden wegens het feit van dit vervoer, maar zij blijven onderhevig aan prijsmaking wegens de schendingen van de onzijdigheid, waaraan zij zich schuldig gemaakt mochten hebben.

Artikel 7 - Geneeskundig en geestelijk personeel

Het geestelijk, geneeskundig en hospitaalpersoneel van ieder prijs gemaakt schip is onschendbaar en kan niet krijgsgevangen gemaakt worden. Bij het verlaten van het schip neemt dit personeel de voorwerpen en heelkundige instrumenten mee welke zijn bijzondere eigendom zijn.

Dat personeel zal voortgaan zijn bedieningen te vervullen zo lang zulks nodig zal zijn en het zal zich vervolgens kunnen verwijderen, wanneer de opperbevelhebber het mogelijk zal oordelen.

De oorlogvoerenden moeten aan dat in hun handen gevallen personeel het volledig genot van zijn bezoldiging verzekeren.

Artikel 8 - Bescherming en verzorging

De zeelieden en de zich aan boord bevindende gewonde of zieke krijgslieden, om het even tot welke natie zij behoren, zullen door de nemers beschermd en verzorgd worden.

Artikel 9 - Krijgsgevangenen

De schipbreukelingen, gewonden of zieken van een oorlogvoerende, welke in de handen vallen van de andere, zijn krijgsgevangenen. Aan deze laatste staat het, naar omstandigheden, te beslissen, of hij hen wil houden, hen zenden naar een haven van zijn natie, naar een onzijdige haven of zelfs naar een haven van de tegenpartij. In het laatste geval, mogen de aldus aan hun land teruggegeven gevangenen gedurende de oorlog niet dienen.

Artikel 10 - Krijgsgevangenen in neutrale havens

De schipbreukelingen, gewonden of zieken, die, met toestemming van de plaatselijke overheid, in een onzijdige haven worden ontscheept, moeten, behoudens een schikking in tegenovergestelde zin van de onzijdige Staat met de oorlogvoerende Staten, op zodanige wijze door de onzijdige Staat bewaard worden, dat zij niet opnieuw kunnen deelnemen aan de krijgsverrichtingen.

De hospitaalkosten en die voor de internering zullen gedragen worden door de Staat, tot dewelke de schipbreukelingen, gewonden of zieken behoren.

Artikel 11 - Toepassingsgebied

De voorschriften, vervat in de bovenstaande artikelen, zijn enkel verbindend voor de verdragsluitende Mogendheden, in geval van oorlog tussen twee of meer onder haar.

Deze voorschriften zullen niet meer verbindend zijn zodra, in een oorlog tussen verdragsluitende Mogendheden, een niet-verdragsluitende Mogendheid zich bij een van de oorlogvoerenden mocht voegen.

Artikel 12 - Bekrachtiging

Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen te Den Haag worden neergelegd.

Van het neerleggen van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden overgemaakt aan al de verdragsluitende Mogendheden.

Artikel 13 - Toetreding

De Mogendheden, die niet ondertekend hebben en die het Verdrag van Genève van 22 Augustus 1864 aangenomen hebben, kunnen tot het tegenwoordig Verdrag toetreden.

Zij zullen te dien einde, haar toetreding moeten te kennen geven aan de verdragsluitende Mogendheden, door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht tot de Nederlandse Regering en door deze aan al de andere verdragsluitende Mogendheden meegedeeld.

Artikel 14 - Opzegging

Mocht het gebeuren, dat een van de Hoge Verdragsluitende Partijen dit Verdrag opzegde, dan zou deze opzegging eerst van kracht worden één jaar na de schriftelijke kennisgeving tot de Nederlandse Regering gericht en door deze onmiddellijk aan al de andere verdragsluitende Mogendheden medegedeeld.

Die opzegging zal enkel van kracht zijn ten aanzien van de Mogendheid, die daarvan kennis zal hebben gegeven.

Ter oorkonde waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegels voorzien.

Gedaan te Den Haag, op 29 juli 1899, in een enkel exemplaar, hetwelk neergelegd zal blijven in het archief van de Nederlandse Regering en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg aan de verdragsluitende Mogendheden zullen worden overgemaakt.