Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide

Detail

  • Plaats: Parijs
  • Aangenomen: 09-12-1948
  • Inwerkingtreding: 12-01-1951

In België

  • Ratificatie: 05-09-1951
  • Inwerkingtreding: 04-12-1951
  • Ondertekening: 12-12-1949
  • Publicatie: 11-01-1952
  • Geen voorbehoud of verklaring

Het Genocideverdrag is één van de eerste verdragen waarin de Verenigde Naties zich over humanitaire problemen buigen. Het werd in 1948 aanvaard als antwoord op de wreedheden die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden begaan. Het gaf uitvoering aan resolutie 180(II) die de Algemene Vergadering op 21 december 1947 aanvaardde en waarin de Verenigde Naties erkenden dat “genocide een internationale misdaad is die de nationale en internationale verantwoordelijkheid van individuele personen en staten met zich meebrengt”.

Het Verdrag is ruim aanvaard door de internationale gemeenschap en geratificeerd door een grote meerderheid van staten.

De jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof beschouwt het verbod op genocide als een dwingende norm van international recht. Het Hof erkent dat de onderliggende principes van het verdrag erkend zijn door de beschaafde naties en bindend zijn voor staten, zelfs zonder verdragsverplichting.

Het verdrag geeft een nauwkeurige definitie van genocide, zowel wat betreft de vereiste intentie als de verboden daden (artikel 2). Het specificeert eveneens dat genocide zowel in vredestijd als in oorlogstijd kan worden gepleegd.

De definitie van genocide die in het Verdrag is opgenomen, werd ongewijzigd opgenomen in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafgerechtshof van 1998 (artikel 6).

De verdragstekst

De Verdragsluitende Partijen,

In overweging genomen hebbende de verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, neergelegd in haar resolutie 96 (1) gedagtekend 11 december 1946, dat genocide een misdrijf is krachtens internationaal recht, in strijd met de geest en de doelstellingen van de Verenigde Naties en veroordeeld door de beschaafde wereld;

Erkennende dat te allen tijde genocide de mensheid grote verliezen heeft toegebracht; en

Overtuigd dat, teneinde de mensheid van deze afschuwelijke gesel te verlossen, internationale samenwerking noodzakelijk is;

Komen hierbij als volgt overeen:

Artikel I - Internationaal misdrijf

De Verdragsluitende Partijen stellen vast dat genocide, bedreven zowel in vredes- als in oorlogstijd, een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te straffen.

Artikel II - Definitie

In dit Verdrag wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om, geheel of gedeeltelijk, een nationale, etnologische, godsdienstige of rassengroep uit te roeien, en wel:

a. het doden van leden van de groep;
b. het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
c. het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden, bedoeld om de lichamelijke vernietiging van de gehele groep of een gedeelte er van te veroorzaken;
d. het opleggen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
e. het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.

Artikel III - Strafbare feiten

Strafbaar zijn de volgende feiten:

a. genocide;
b. samenzwering om genocide te plegen;
c. rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide;
d. poging tot genocide;
e. medeplichtigheid aan genocide.

Artikel IV - Immuniteit

Zij, die genocide of een van de andere in artikel III genoemde feiten plegen, worden gestraft, onverschillig of zij grondwettelijk verantwoordelijke regeringspersonen, ambtenaren of privé personen zijn.

Artikel V - Nationale implementatie

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich om, overeenkomstig haar onderscheiden grondwetten, de wetten af te kondigen, welke nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit Verdrag, en, in het bijzonder, voor de vaststelling van doeltreffende straffen voor hen, die schuldig zijn aan genocide of enig ander in artikel III genoemd feit.

Artikel VI - Bevoegde rechtbank

Zij, die worden beschuldigd van genocide of enig ander in artikel III genoemd feit, worden berecht door een daartoe bevoegde rechtbank van de Staat, binnen welks gebied het feit is gepleegd, of door een zodanige internationale strafrechtbank als daartoe bevoegd is ten aanzien van de Verdragsluitende Partijen, welke de rechtsmacht van deze rechtbank hebben aanvaard.

Artikel VII - Uitlevering

Met betrekking tot uitlevering worden genocide en de andere in artikel III genoemde feiten niet beschouwd als politieke misdrijven.

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich in die gevallen verzoeken om uitlevering in te willigen overeenkomstig haar wetten en de voor haar van kracht zijnde verdragen.

Artikel VIII - Verenigde Naties

Elke Verdragsluitende Partij kan een beroep doen op de bevoegde organen van de Verenigde Naties om krachtens het Handvest van de Verenigde Naties zodanige maatregelen te treffen, als zij passend achten ter voorkoming en onderdrukking van daden van genocide of van enig ander in artikel III genoemd feit.

Artikel IX - Geschillenregeling

Geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen, de interpretatie, toepassing of tenuitvoerlegging van dit Verdrag betreffende, met inbegrip van de geschillen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van een Staat voor genocide of enig ander in artikel III genoemd feit, worden, op verzoek van een van de bij het geschil betrokken partijen, voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof.

Artikel X - Authentieke tekst

Dit Verdrag, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, draagt de dagtekening van 9 december 1948.

Artikel XI - Ondertekening, bekrachtiging en toetreding

Dit Verdrag kan tot 31 december 1949 worden ondertekend door ieder lid van de Verenigde Naties en door elke andere Staat, die, niet lid van de Verenigde Naties zijnde, een uitnodiging tot ondertekening heeft ontvangen van de Algemene Vergadering.

Dit Verdrag wordt bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Na 1 januari 1950 kunnen tot dit Verdrag toetreden elk lid van de Verenigde Naties en elke Staat, die, niet lid van de Verenigde Naties zijnde, een uitnodiging heeft ontvangen als bovenbedoeld.

De oorkonden van toetreding worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Artikel XII - Uitbreiding tot andere gebieden

Elke Verdragsluitende Partij kan te allen tijde door kennisgeving aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties de toepasselijkheid van dit Verdrag uitstrekken tot een of alle van de gebieden voor wiens buitenlandse betrekkingen deze Verdragsluitende Partij verantwoordelijk is.

Artikel XIII - Inwerkingtreding

Op de dag waarop de eerste twintig akten van bekrachtiging of oorkonden van toetreding zijn neergelegd, maakt de Secretaris-generaal proces-verbaal op en doet een afschrift hiervan toekomen aan elk lid van de Verenigde Naties en aan elk van de Staten, niet leden, bedoeld in artikel XI.

Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag na die waarop de twintigste akte van bekrachtiging of oorkonde van toetreding is neergelegd.

Elke bekrachtiging of toetreding, tot stand gekomen na voornoemde datum, wordt van kracht op de negentigste dag, volgend op de neerlegging van de akte van bekrachtiging of de oorkonde van toetreding.

Artikel XIV - Duur en opzegging

Dit Verdrag blijft van kracht voor de duur van tien jaar van de dag af waarop het in werking is getreden.

Het blijft daarna van kracht, telkens voor de tijd van vijf jaar, voor die Verdragsluitende Partijen, welke het niet ten minste zes maanden voor het verstrijken van de lopende termijn hebben opgezegd.

Opzegging geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Artikel XV - Beëindiging verdrag

Indien, tengevolge van opzeggingen, het aantal van de bij dit Verdrag betrokken Partijen minder dan zestien mocht bedragen, houdt het Verdrag op van kracht te zijn van de dag af, waarop de laatste van deze opzeggingen van kracht wordt.

Artikel XVI - Herziening

Een verzoek tot herziening van dit Verdrag kan te allen tijde door elke Verdragsluitende Partij worden gedaan door middel van een schriftelijke kennisgeving, gericht aan de Secretaris-generaal.

De Algemene Vergadering beslist of en zo ja, welke stappen zullen worden gedaan met betrekking tot een dergelijk verzoek.

Artikel XVII - Kennisgeving

De Secretaris-generaal van de Verenigde naties stelt alle leden van de Verenigde Naties en de Staten, niet-leden, als bedoeld in artikel XI van het volgende in kennis:

a. ondertekeningen, bekrachtigingen en berichten van toetreding, ontvangen overeenkomstig artikel XI;
b. kennisgevingen ontvangen overeenkomstig artikel XII;
c. de datum, waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel XIII;
d. opzeggingen, ontvangen overeenkomstig artikel XIV;
e. de beëindiging van dit Verdrag, overeenkomstig artikel XV;
f. kennisgevingen, ontvangen overeenkomstig artikel XVI.

Artikel XVIII - Depositaris

Het origineel van dit Verdrag wordt neergelegd in het archief van de Verenigde naties.

Een gewaarmerkt afschrift van het Verdrag wordt ter hand gesteld aan alle leden van de Verenigde Naties en aan de Staten, niet-leden, bedoeld in artikel XI.

Artikel XIX - Registratie

Dit Verdrag wordt door de Secretaris-generaal geregistreerd op de dag waarop het in werking treedt.