Verdrag (IX) nopens het bombarderen door een scheepsmacht in tijd van oorlog
Detail
- Plaats: Den Haag
- Aangenomen: 18-10-1907
- Inwerkingtreding: 26-01-1910
In België
- Ratificatie: 06-08-1910
- Inwerkingtreding: 07-10-1910
- Ondertekening: 18-10-1907
- Publicatie: 06-11-1910
- Geen voorbehoud of verklaring
Voor de aanvaarding van dit Verdrag bestond een controverse over de vraag of onverdedigde havens, steden en gebouwen door de zeemacht beschoten mogen worden. De meningen liepen uiteen over de vraag of het verbod om onverdedigde steden aan te vallen, dat geldt bij oorlogvoering te land, ook van toepassing was bij beschietingen vanop zee. Het Instituut voor Internationaal Recht verklaarde in 1896 dat de regelgeving inzake bombardementen voor oorlogvoering te land evenzeer van toepassing was op zee. Deze visie werd evenwel niet aanvaard door de Staten tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie. Hoewel artikel 1 van het Verdrag het principe bevestigt dat onverdedigde havens en steden niet gebombardeerd mogen worden, staat artikel 2 toe dat militaire doelwitten in onverdedigde steden worden beschoten vanop zee. Deze nieuwe regel werd ook toegepast op de oorlogvoering vanuit de lucht.
De verdragstekst
(aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)
Bezield met het verlangen de wens te verwezenlijken, die door de eerste Vredesconferentie uitgedrukt werd met betrekking tot het bombardement door een scheepsmacht, van niet verdedigde havens, steden en dorpen;
Overwegend dat het van belang is de bombardementen door een scheepsmacht aan algemene bepalingen te onderwerpen, die de rechten van de inwoners waarborgen en het behoud van de voornaamste gebouwen verzekeren, door de beginselen van het reglement van 1899 op de wetten en gebruiken van de oorlog te land in de mate van het mogelijke tot deze krijgsverrichtingen uit te breiden;
Aldus geleid door de wens de belangen van de mensheid te dienen en de rampen en onheilen van de oorlog te verzachten;
Hebben besloten met dat doel een verdrag te sluiten en hebben tot hun Gevolmachtigden benoemd, te weten:
(aanduiding van de Gevolmachtigden)
Die, na hun volmachten te hebben neergelegd, welke in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:
Hoofdstuk I - Van het bombardement van niet verdedigde havens, steden, dorpen, woningen of gebouwen
Artikel 1 - Verbod bombarderen onverdedigde plaatsen
Het is verboden met een scheepsmacht havens, steden, dorpen, woningen of gebouwen, die niet verdedigd worden, te bombarderen.
Een plaats mag niet worden gebombardeerd wegens het enkele feit dat, voor haar haven, onderzeese contactmijnen zijn verankerd.
Artikel 2 - Uitzondering voor militaire doelwitten
Evenwel zijn de krijgswerken, leger- of marine-inrichtingen, bewaarplaatsen van wapens of oorlogsmaterieel, werkplaatsen en inrichtingen geschikt om voor de behoeften van de vijandelijke vloot of van het vijandelijke leger te dienen, en de zich in de haven bevindende oorlogsschepen niet onder dat verbod begrepen. De bevelhebber van een scheepsmacht kan, na aanmaning binnen een redelijke termijn, deze met kanonvuur vernietigen, indien elk ander middel onmogelijk is, en de plaatselijke overheden binnen de bepaalde termijn niet tot die vernietiging zijn overgegaan.
Hij draagt in dat geval geen verantwoordelijkheid voor de ongewilde schade die door het bombardement zou kunnen zijn veroorzaakt.
Indien militaire eisen een onmiddellijk optreden noodzakelijk maken en niet gedogen een uitstel toe te staan, blijft verstaan dat het verbod om de niet verdedigde stad te bombarderen, bestaat als in het geval genoemd in lid 1, en dat de bevelhebber alle nodige maatregelen moet nemen opdat die stad er de minst mogelijke bezwaren van ondervindt.
Artikel 3 - Vordering van levensmiddelen
Na uitdrukkelijke kennisgeving kan tot het bombardement van niet verdedigde havens, steden, dorpen, woningen of gebouwen worden overgegaan, indien de plaatselijke overheden, door een uitdrukkelijke aanmaning in mora gesteld, weigeren te voldoen aan vorderingen van levensmiddelen of proviand, nodig voor de onmiddellijke behoefte van de scheepsmacht die zich voor de plaats bevindt.
Die vorderingen moeten in overeenstemming zijn met de draagkracht van de plaats. Zij worden slechts gevorderd met machtiging van de bevelhebber van de genoemde scheepsmacht en zij moeten zoveel mogelijk dadelijk betaald worden; kan dat niet geschieden, dan worden zij door ontvangstbewijzen gestaafd.
Artikel 4 - Niet betaling van heffingen
Verboden is het bombardement van niet verdedigde havens, steden, dorpen, woningen of gebouwen, wegens niet betaling van heffingen in geld.
Hoofdstuk II - Algemene bepalingen
Artikel 5 - Beschermde gebouwen
Bij het bombardement door een scheepsmacht moeten door de bevelhebber alle nodige maatregelen genomen worden om de gebouwen gewijd aan de erediensten, aan de kunsten, de wetenschappen en aan de weldadigheid, geschiedkundige gedenktekens, de hospitalen en de plaatsen waar zieken of gewonden bijeengebracht zijn, zoveel mogelijk te sparen, op voorwaarde dat zij niet gelijktijdig voor een militair doeleinde worden gebruikt.
Het is de plicht van de inwoners om die gedenktekens, die gebouwen of plaatsen van verzameling aan te duiden door zichtbare tekens, welke moeten bestaan in grote stijve rechthoekige vlakken, door een diagonaal in twee driehoeken verdeeld, waarvan de bovenste zwart, de onderste wit gekleurd is.
Artikel 6 - Voorafgaande waarschuwing
Behalve wanneer de militaire eisen het niet veroorloven, moet de bevelhebber van de aanvallende scheepsmacht, alvorens tot bombardement over te gaan, alles doen wat in zijn vermogen is om de overheden te waarschuwen.
Artikel 7 - Verbod plundering
Het is verboden zelfs een stormenderhand genomen stad of plaats aan plundering over te leveren.
Hoofdstuk III - Slotbepalingen
Artikel 8 - Toepassingsgebied
De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepasselijk tussen de Verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden allen partijen zijn bij het Verdrag.
Artikel 9 - Bekrachtiging
Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen in Den Haag worden neergelegd.
De eerste neerlegging van akten van bekrachtiging zal vastgesteld worden door een proces-verbaal, getekend door de vertegenwoordigers van de Mogendheden die er aan deelnemen en door de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken.
De latere neerlegging van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van een geschreven kennisgeving gericht aan de Nederlandse Regering en vergezeld van de oorkonde van bekrachtiging.
Een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal van de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging, van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de oorkonden van bekrachtiging, zal door de zorgen van de Nederlandse Regering en langs diplomatieke weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regering haar tegelijkertijd de datum doen weten waarop zij de kennisgeving ontvangen heeft.
Artikel 10 - Toetreding
De niet ondertekenende Mogendheden zijn bevoegd tot dit Verdrag toe te treden.
De Mogendheid die wenst toe te treden geeft van haar bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandse Regering, onder overmaking van de akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regering wordt neergelegd.
Deze Regering doet onmiddellijk aan alle andere Mogendheden een gewaarmerkt afschrift geworden van de kennisgeving, met aangifte van de datum waarop zij de kennisgeving heeft ontvangen.
Artikel 11 - Inwerkingtreding
Dit Verdrag treedt in werking voor de Mogendheden die aan de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagtekening van het proces-verbaal van neerlegging en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging neerleggen of toetreden, zestig dagen nadat de neerlegging van haar akten van bekrachtiging of van haar toetreding door de Nederlandse Regering is ontvangen.
Artikel 12 - Opzegging
Moest een van de Hoge Verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag willen opzeggen, dan wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandse Regering, die onmiddellijk een gewaarmerkt afschift van de kennisgeving doet geworden aan al de andere Mogendheden en haar daarbij de datum van ontvangst doet kennen.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Mogendheid die er kennis van heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving ervan de Nederlandse Regering heeft bereikt.
Artikel 13 - Registratie
Een register, gehouden door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, wijst de datum aan van neerlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 9, lid 3 en 4, alsmede de datum waarop de kennisgeving van toetreding (artikel 10, lid 2) of van opzegging (artikel 12, lid 1) zijn ontvangen.
Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er gewaarmerkte uittreksels uit te vragen.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hun ondertekening hebben voorzien.
Gedaan te Den Haag, op 18 oktober 1907, in enkelvoudig exemplaar, dat neergelegd blijft in de archieven van de Nederlandse Regering en waarvan gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg worden overgemaakt aan de Mogendheden die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenodigd geworden.