Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens

Detail

  • Plaats: Londen, Moskou en Washington
  • Aangenomen: 10-04-1972
  • Inwerkingtreding: 26-03-1975

In België

  • Ratificatie: 15-03-1979
  • Inwerkingtreding: 15-03-1979
  • Ondertekening: 10-04-1972
  • Publicatie: 06-07-1979
  • Geen voorbehoud of verklaring

 
De tekortkomingen in het Protocol van Genève van 17 juni 1925 en de wens om niet alleen het gebruik maar ook de productie en opslag van biologisch en chemische wapens te verbieden, zetten de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en het Comité voor Ontwapening ertoe aan dit agendapunt op te nemen. Het verdrag werd voorbereid door het Comité voor Ontwapening en de Algemene Vergadering (Resolutie 2826 (XXVI)) beval staten aan om toe te treden.

Het verdrag is beperkt tot biologische wapens. Het bleek onmogelijk ook chemische wapens in het verdrag op te nemen,omdat geen akkoord kon worden bereikt over een internationaal controlemechanisme. Voor biologische wapens werd internationaal toezicht op de productie en opslag niet als een noodzaak gezien, omdat men meende dat het gebruik van dergelijke wapens geen rechtstreeks militair voordeel kon opleveren.

Hoewel dit verdrag deel uitmaakt van ontwapening en niet tot het internationaal humanitair recht behoort, werd het toch in deze cd-rom opgenomen omwille van de rechtstreekse band met het Gasprotocol van 1925.

De verdragstekst

 
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,

Vastbesloten, handelend op te treden ten einde daadwerkelijk vorderingen te bereiken in de richting van algemene en volledige ontwapening, met inbegrip van het verbieden en uitbannen van alle vormen van wapens voor massale vernietiging, en overtuigd dat het verbieden van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van chemische en bacteriologische (biologische) wapens en het uitbannen van deze wapens door doeltreffende maatregelen de verwezenlijking van algemene en volledige ontwapening onder nauwlettend en doeltreffend internationaal toezicht zal vergemakkelijken,

Erkennend de grote betekenis van het Protocol van Genève van 17 juni 1925 nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogvoering, en zich tevens bewust van de bijdrage die genoemd Protocol reeds heeft geleverd en nog levert tot vermindering van de verschrikkingen van de oorlog,

Opnieuw bevestigend hun trouw aan de beginselen en doelstellingen van dat Protocol en alle Staten oproepend, deze beginselen en doeleinden na te leven,

In herinnering brengend dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties herhaaldelijk elk optreden dat in strijd is met de beginselen en doelstellingen van het Protocol van Genève van 17 juni 1925 heeft veroordeeld,

Verlangend bij te dragen tot vergroting van het vertrouwen tussen de volken en tot de algemene verbetering van het internationale klimaat,

Voorts verlangend bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties,

Overtuigd van het belang en de urgentie van verwijdering uit de wapenvoorraden van de Staten, door doeltreffende maatregelen, van zulke gevaarlijke wapens voor massale vernietiging als die waarbij chemische of bacteriologische (biologische) agentia worden gebruikt,

Erkennend dat een overeenkomst tot verbod van bacteriologische (biologische) en toxinewapens een mogelijke eerste stap betekent op de weg naar het bereiken van overeenstemming omtrent doeltreffende maatregelen ten einde de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van chemische wapens te verbieden, en vastbesloten de onderhandelingen hierover voort te zetten,

Vastbesloten, in het belang van de gehele mensheid de mogelijkheid van het aanwenden van bacteriologische (biologische) agentia en toxines als wapen volledig uit te sluiten,

Overtuigd dat een zodanig gebruik onaanvaardbaar zou zijn voor het geweten van de mensheid en dat niets ongedaan moet worden gelaten om dit gevaar tot een minimum te beperken,

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1 - Algemene verplichting
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verbindt zich, nimmer en in geen enkele omstandigheid, te ontwikkelen, te produceren, een voorraad aan te leggen van of op enigerlei wijze te verwerven of in zijn bezit te hebben:

microbiologische of andere biologische agentia of toxines, ongeacht hun oorsprong of wijze van vervaardiging, van soorten en in hoeveelheden die niet kunnen worden gerechtvaardigd uit hoofde van profylactische, beschermende of andere vreedzame doeleinden;
wapens, uitrusting of middelen voor verspreiding bestemd om zodanige agentia of toxines te gebruiken voor vijandige doeleinden of in een gewapend conflict.


Artikel 2  - Vernietiging of aanwending voor vreedzame doeleinden
Elke Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag, alle agentia, toxines, wapens, uitrusting en verspreidingsmiddelen genoemd in artikel I van het Verdrag, die in zijn bezit zijn of onder zijn jurisdictie of beschikkingsmacht vallen, te vernietigen of aan te wenden voor vreedzame doeleinden. Bij de uitvoering van het bepaalde in dit artikel dienen alle nodige voorzorgsmaatregelen genomen om de bevolking en het milieu te beschermen.

Artikel 3 - Overdracht
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verbindt zich de agentia, toxines, wapens, uitrusting of verspreidingsmiddelen genoemd in artikel I van het Verdrag, noch direct noch indirect, aan wie dan ook, over te dragen, noch op enigerlei wijze een Staat, een groep van Staten of internationale organisaties te helpen, aan te moedigen of te bewegen zulke agentia, toxines, wapens, uitrusting of verspreidingsmiddelen te vervaardigen of anderszins te verwerven.

Artikel 4 - Nationale uitvoeringsmaatregelen
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag neemt overeenkomstig zijn grondwettelijke procedures alle nodige maatregelen om de ontwikkeling, productie, aanleg van voorraden, verwerving of het bezit van de agentia, toxines, wapens, uitrusting en verspreidingsmiddelen genoemd in artikel I van het Verdrag, op het grondgebied van die Staat, onder zijn jurisdictie of te eniger plaatse onder zijn beschikkingsmacht, te verbieden en te verhinderen.

Artikel 5 - Samenwerking
De Staten die partij zijn bij het Verdrag verbinden zich elkander te raadplegen en samen te werken bij de oplossing van eventuele problemen die zich kunnen voordoen in verband met het doel van dit Verdrag of bij de toepassing van zijn bepalingen. Overleg en samenwerking op grond van dit artikel kunnen ook plaatsvinden met behulp van ter zake dienende internationale procedures in het kader van de Verenigde Naties en overeenkomstig het Handvest.

Artikel 6 - Klachtenprocedure
Een Staat die Partij is bij het Verdrag en die constateert dat een andere Staat die Partij is bij het Verdrag in strijd handelt met de uit de bepalingen van dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen, kan een klacht indienen bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Een zodanige klacht dient vergezeld te gaan van alle mogelijke bewijsmateriaal ter staving van haar gegrondheid, alsmede van een verzoek haar door de Veiligheidsraad te doen onderzoeken.
Elke Staat die Partij is bij het Verdrag verbindt zich mede te werken aan elk onderzoek dat door de Veiligheidsraad overeenkomstig de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties wordt ingesteld naar aanleiding van een door de Raad ontvangen klacht. De Veiligheidsraad stelt de Staten die Partij zijn bij het Verdrag in kennis van de resultaten van het onderzoek.

Artikel 7 - Bijstand
Elke Staat die Partij is bij het Verdrag verbindt zich bijstand te verlenen of te helpen verlenen overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties aan een Partij bij het Verdrag die zulks verzoekt, indien de Veiligheidsraad besluit dat deze Partij aan gevaar is blootgesteld, ten gevolge van een inbreuk op dit Verdrag.

Artikel 8 - Relatie tot het Protocol van Genève van 1925
Geen enkele bepaling in dit Verdrag mag zo worden uitgelegd als zou zij op enigerlei wijze een beperking inhouden van of afbreuk doen aan de verplichtingen, die een Staat op zich heeft genomen krachtens het Protocol van Genève van 17 juni 1925 nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogvoering.

Artikel 9 - Toekomstige onderhandelingen
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag bevestigt de erkende doelstelling van een doeltreffend verbod van chemische strijdmiddelen en verbindt zich, hiertoe te goeder trouw onderhandelingen te blijven voeren ten einde spoedige overeenstemming te bereiken omtrent doeltreffende maatregelen tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van deze wapens, alsmede ter vernietiging van deze wapens en omtrent ter zake dienende maatregelen betreffende uitrusting en verspreidingsmiddelen die uitdrukkelijk zijn bestemd voor de productie of het gebruik van chemische agentia als strijdmiddelen.

Artikel 10 - Niet-verboden activiteiten
De Staten die partij zijn bij het Verdrag verbinden zich ertoe een zo uitgebreid mogelijke uitwisseling van uitrusting, materialen en wetenschappelijke en technologische gegevens ten behoeve van het gebruik van bacteriologische (biologische) agentia en toxines voor vreedzame doeleinden te bevorderen en hebben het recht deel te nemen aan een zodanige uitwisseling. Partijen bij het Verdrag die zulks kunnen doen zullen ook meewerken om individueel dan wel in samenwerking met andere Staten of internationale organisaties bij te dragen tot de verdere ontwikkeling en toepassing van wetenschappelijke ontdekkingen op bacteriologisch (biologisch) gebied ter voorkoming van ziekte of voor andere vreedzame doeleinden.

Dit Verdrag wordt op zodanige wijze toegepast dat geen belemmering ontstaat voor de economische of technologische ontwikkeling van Staten die Partij zijn bij het Verdrag of de internationale samenwerking ten aanzien van werkzaamheden met betrekking tot het vreedzame gebruik van bacteriologie (biologie), met inbegrip van de internationale uitwisseling van bacteriologische (biologische) agentia en toxines en uitrusting voor de verwerking, het gebruik of de productie van bacteriologische (biologische) agentia en toxines voor vreedzame doeleinden overeenkomstig het bepaalde in dit Verdrag.

Artikel 11 - Wijziging
Iedere Staat die Partij is kan voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag. Wijzigingen worden ten aanzien van elke Staat die Partij is en die de wijzigingen aanvaardt van kracht zodra zij zijn aanvaard door een meerderheid van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en daarna ten aanzien van elke andere Staat die Partij is op de datum waarop hij de wijziging aanvaardt.

Artikel 12 - Toetsingsconferentie
Vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, of op een eerder tijdstip indien daarom wordt verzocht door een meerderheid van de Partijen bij het Verdrag door voorlegging van een voorstel hiertoe aan de depotregeringen, wordt door de Staten die Partij zijn bij het Verdrag te Genève, Zwitserland, een conferentie belegd met het doel de werking van het Verdrag aan een onderzoek te onderwerpen, ten einde te verzekeren dat de doeleinden van de preambule worden verwezenlijkt en dat de bepalingen van het Verdrag, met inbegrip van de bepalingen betreffende onderhandelingen inzake chemische strijdmiddelen, worden nagekomen. Bij een zodanig onderzoek worden alle nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen in beschouwing genomen die voor dit Verdrag van belang zijn.

Artikel 13 - Opzegging
Dit Verdrag wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft in de uitoefening van zijn nationale soevereiniteit het recht zich uit het Verdrag terug te trekken indien hij van mening is dat buitengewone gebeurtenissen die betrekking hebben op het onderwerp van dit Verdrag, de hoogste belangen van het land in gevaar hebben gebracht. Hij stelt alle andere Staten die Partij zijn bij het Verdrag en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties drie maanden van tevoren van deze terugtrekking in kennis. Hij geeft in deze kennisgeving de buitengewone gebeurtenissen aan die, naar zijn oordeel, zijn hoogste belangen in gevaar hebben gebracht.

Artikel 14 - Ondertekening, bekrachtiging, toetreding, inwerkingtreding en registratie
Dit Verdrag staat voor ondertekening open voor alle Staten. Iedere Staat die het Verdrag niet voor de datum van inwerkingtreding overeenkomstig het derde lid van dit artikel ondertekent, kan te allen tijde tot dit Verdrag toetreden.
Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd door de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging en de akten van toetreding worden neergelegd bij de Regeringen van de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en van de Unie van Sovjetrepublieken, die hierbij worden aangewezen als depotregeringen.
Dit Verdrag treedt in werking na de neerlegging van de akten van bekrachtiging van 22 Regeringen, waaronder de Regeringen die zijn aangewezen als depositaris van het Verdrag.
Ten aanzien van Staten wiens akten van bekrachtiging of van toetreding na de inwerkingtreding van dit verdrag worden neergelegd, treedt het in werking op de datum van neerlegging van hun akten van bekrachtiging of van toetreding.

De depotregeringen doen alle Staten die het Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden onverwijld mededeling van de datum van iedere ondertekening, de datum van de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging of van toetreding en de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, alsmede van de ontvangst van andere kennisgevingen.
Dit Verdrag wordt door de depotregeringen geregistreerd in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Artikel 15 - Authentieke tekst
Dit Verdrag, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd in de archieven van de depotregeringen, die daarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan de Regeringen van de Staten die het Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan in drie exemplaren te Londen, Moskou en Washington, de 10de april 1972.