Verdrag (VI) nopens de rechtstoestand van de vijandelijke handelsvaartuigen bij de aanvang van de vijandelijkheden

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 18-10-1907
  • Inwerkingtreding: 26-01-1910

In België

  • Ratificatie: 06-08-1910
  • Inwerkingtreding: 07-10-1910
  • Ondertekening: 18-10-1907
  • Publicatie: 06-11-1910
  • Geen voorbehoud of verklaring

Voor de aanvaarding van dit verdrag bestond geen enkele internationaalrechtelijke regel om te voorkomen dat oorlogvoerende staten koopvaardijschepen van de tegenpartij die in hun havens of op de volle zee verbleven op het ogenblik van het uitbreken van de oorlog, in beslag namen. Sinds de aanvang van de Krimoorlog in 1854 namen sommige landen de gewoonte aan om schepen van de tegenpartij in een haven van een van  de oorlogvoerenden een redelijke tijd te verlenen om de haven te verlaten. Schepen op volle zee kregen de toelating hun reis verder te zetten. Tijdens de Tweede Vredesconferentie van Den Haag werden hierover voor het eerst regels uitgewerkt.

De verdragstekst

(aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)

Verlangend de veiligheid van de internationale handel tegen de verrassingen van de oorlog te waarborgen en wensend, overeenkomstig de tegenwoordige praktijk, de te goeder trouw voor het begin van de vijandelijkheden aangevangen en in uitvoering zijnde handelsverrichtingen zoveel mogelijk te beschermen;

Hebben besloten met dat doel een verdrag te sluiten en hebben dientengevolge tot hun Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(aanduiding van de Gevolmachtigden)

Die, na hun volmachten te hebben neergelegd, welke in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:

Artikel 1 - Handelsvaartuigen in vijandelijke havens

Indien een handelsvaartuig behorend tot een van de oorlogvoerende Mogendheden, zich bij de aanvang van de vijandelijkheden in een vijandelijke haven bevindt, is het wenselijk dat aan dat vaartuig vergund wordt vrij te vertrekken, onmiddellijk of na een voldoende goedgunstig gelaten tijdsruimte, en zich rechtstreeks, na van een bewijs van vrije doorvaart te zijn voorzien, naar zijn bestemmingshaven of een andere haven die aan dat vaartuig wordt toegewezen, te begeven.

Hetzelfde is het geval met een vaartuig dat zijn laatste vertrekhaven voor het begin van de oorlog heeft verlaten en een vijandelijke haven binnenloopt zonder bekend te zijn met de vijandelijkheden.

Artikel 2 - Verbod verbeurdverklaring

Het handelsvaartuig, dat door omstandigheden van overmacht de vijandelijke haven niet binnen het in het vorige artikel bedoelde tijdsverloop heeft kunnen verlaten, of waaraan niet is vergund uit te varen, kan niet worden verbeurdverklaard.

De oorlogvoerende kan het slechts in beslag nemen onder de verplichting het na de oorlog zonder schadeloosstelling terug te geven, of het tegen schadeloosstelling voor zijn dienst op te vorderen.

Artikel 3 - Vijandelijke handelsvaartuigen op zee

De vijandelijke handelsschepen die hun laatste vertrekhaven voor het begin van de oorlog hebben verlaten en die op zee onbekend met de vijandelijkheden worden aangetroffen, kunnen niet worden verbeurdverklaard. Zij staan er slechts aan bloot in beslag genomen te worden, tegen verplichting ze na de oorlog zonder schadeloosstelling terug te geven, of te worden opgevorderd of zelfs vernietig tegen schadeloosstelling en onder de verplichting voor de veiligheid van de personen en het behoud van de scheepspapieren te zorgen.

Die vaartuigen zijn aan de wetten en gebruiken van de zeeoorlog onderworpen, zodra zij een haven van hun land of een onzijdige haven hebben aangedaan.

Artikel 4 - Koopwaren aan boord van vijandelijke handelsvaartuigen

De vijandelijke koopwaren die zich bevinden aan boord van de in artikelen 1 en 2 bedoelde vaartuigen, zijn er eveneens aan onderhevig in beslag genomen en na de oorlog teruggegeven te worden zonder schadeloosstelling, of opgevorderd te worden tegen schadeloosstelling, samen met het vaartuig of afzonderlijk.

Hetzelfde is het geval met de koopwaren die zich aan boord van de in artikel 3 bedoelde vaartuigen bevinden.

Artikel 5 - Handelsvaartuigen bestemd als oorlogsschepen

Dit Verdrag heeft niet betrekking op de handelsvaartuigen waarvan de bouw aanwijst dat ze bestemd zijn om in oorlogsschepen te worden veranderd.

Artikel 6 - Toepassingsgebied

De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepasselijk tussen de Verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden allen partijen zijn bij het Verdrag.

Artikel 7 - Bekrachtiging

Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.

De akten van bekrachtiging zullen in Den Haag worden neergelegd.

De eerste neerlegging van akten van bekrachtiging zal vastgesteld worden door een proces-verbaal, getekend door de vertegenwoordigers van de Mogendheden die er aan deelnemen en door de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken.

De latere neerlegging van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van een geschreven kennisgeving gericht aan de Nederlandse Regering en vergezeld van de oorkonde van bekrachtiging.

Een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal van de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging, van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de oorkonden van bekrachtiging, zal door de zorgen van de Nederlandse Regering en langs diplomatieke weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regering haar tegelijkertijd de datum doen kennen waarop zij de kennisgeving ontvangen heeft.

Artikel 8 - Toetreding

De niet ondertekenende Mogendheden zijn bevoegd tot dit Verdrag toe te treden.

De Mogendheid die wenst toe te treden, geeft van haar bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandse Regering, onder overmaking van de akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regering wordt neergelegd.

Deze Regering doet onmiddellijk aan alle andere Mogendheden een gewaarmerkt afschrift toekomen van de kennisgeving, alsmede van de akte van toetreding, met aangifte van de datum waarop zij de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 9 - Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking voor de Mogendheden die aan de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagtekening van het proces-verbaal van neerlegging en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging neerleggen of toetreden, zestig dagen nadat de kennisgeving van de neerlegging van haar akten van bekrachtiging of van haar toetreding door de Nederlandse Regering is ontvangen.

Artikel 10 - Opzegging

Moest een van de Hoge Verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag willen opzeggen, dan wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandse Regering, die onmiddellijk een gewaarmerkt afschift van de kennisgeving doet geworden aan al de andere Mogendheden en haar daarbij de datum van ontvangst doet kennen.

De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Mogendheid die er kennis van heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving ervan de Nederlandse Regering heeft bereikt.

Artikel 11 - Registratie

Een register, gehouden door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, wijst de datum aan van neerlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 7, lid 3 en 4, alsmede de datum waarop de kennisgeving van toetreding (artikel 8, lid 2) of van opzegging (artikel 10, lid 1) zijn ontvangen.

Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er gewaarmerkte uittreksels uit te vragen.

Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hun ondertekening hebben voorzien.

Gedaan te Den Haag, op 18 oktober 1907, in enkelvoudig exemplaar, dat neergelegd blijft in de archieven van de Nederlandse Regering en waarvan gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg worden overgemaakt aan de Mogendheden die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenodigd geworden.