Verdrag (XI) nopens zekere beperkingen van de uitoefening van het buitrecht in de zeeoorlog

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 18-10-1907
  • Inwerkingtreding: 26-01-1910

In België

  • Ratificatie: 06-08-1910
  • Inwerkingtreding: 07-10-1910
  • Ondertekening: 18-10-1907
  • Publicatie: 06-11-1910
  • Geen voorbehoud of verklaring

Sommige beperkingen inzake buitrecht die in het Verdrag neergeschreven zijn, werden voordien toegepast als een gevestigde praktijk. Dit was in het bijzonder het geval voor schepen voor kustvisserij en wetenschappelijk onderzoek. Het Verdrag breidde de immuniteit uit tot andere schepen. Militaire ziekenhuisschepen genieten eveneens immuniteit tegen gevangenneming. Dit wordt bevestigd in artikel 22 van het Tweede Verdrag van Genève van 1949.

De verdragstekst

(aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)

De noodzakelijkheid erkennend om, beter dan voorheen, de billijke toepassing van het recht op de internationale zeevaartbetrekkingen in tijd van oorlog te verzekeren;

Van oordeel dat, om daartoe te geraken, het aangewezen is te beginnen met de waarborgen die aan de vreedzame handel en de ongevaarlijke arbeid verschuldigd zijn, alsmede de wijze waarop de vijandelijkheden op zee gepleegd worden in gemeenschappelijk regels samen te vatten, daarbij, in een gemeenschappelijk belang, zekere oude van elkaar afwijkende praktijken prijsgevend of in overeenstemming brengend; dat het van belang is in wederkerige, geschreven overeenkomsten de beginselen vast te leggen die tot nu toe in het onzeker gebied van de twistpunten gebleven waren of aan de willekeur van de regeringen waren overgelaten;

Dat reeds nu, een zeker aantal regels kan worden gesteld, zonder dat, op het thans voor deze aangelegenheden die er niet in voorzien worden geldende recht, inbreuk wordt gemaakt;

Hebben tot hun Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(aanduiding van de Gevolmachtigden)

Die, na hun volmachten te hebben neergelegd, welke in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:

Eerste hoofdstuk - Van de brievenpost

Artikel 1 - Onschendbaarheid brievenpost op zee

De brievenpost van onzijdige of oorlogvoerenden, welke ook haar ambtelijke of bijzondere aard zijn, die op zee op een onzijdig of vijandig schip wordt gevonden, is onschendbaar. Indien het schip wordt genomen, wordt zij met zo min mogelijk vertraging door de prijsmaker verzonden.

De bepalingen van vorig lid zijn niet van toepassing in geval van blokkadebreuk, op de poststukken bestemd voor of afkomstig uit de geblokkeerde haven.

Artikel 2 - Toepasbaarheid wetten en gebruiken van de zeeoorlog

De onschendbaarheid van de brievenpost onttrekt de postboten van onzijdigen niet aan de wetten en gebruiken van de zeeoorlog betreffende onzijdige handelsvaartuigen in het algemeen. Echter behoren zij slechts in geval van noodzaak te worden onderzocht, en met alle mogelijke omzichtigheid en spoed.

Hoofdstuk II - Van de vrijstelling van prijsmaking voor zekere vaartuigen

Artikel 3 - Kustvisserij en kleine plaatselijke vaart

De boten uitsluitend gebruikt voor de kustvisserij of de kleine plaatselijke vaart, zijn vrijgesteld van prijsmaking, evenals hun vistuig, want, andere scheepsbenodigdheden en lading.

Deze vrijstelling is op de boten niet langer toepasselijk, zodra zij op enigerlei wijze deelnemen aan de vijandelijkheden.

De verdragsluitende Mogendheden verbieden zich de ongevaarlijke aard van deze boten te benutten, teneinde ze met behoud van hun vreedzaam voorkomen, voor een krijgsdoel te gebruiken.

Artikel 4 - Vaartuigen met godsdienstige, wetenschappelijke of menslievende zendingen.

Eveneens zijn van prijsmaking vrijgesteld, vaartuigen belast met godsdienstige, wetenschappelijke of menslievende zendingen.

Hoofdstuk III - Van de rechtstoestand van de bemanningen van door een oorlogvoerende prijsgemaakte vijandelijke handelsvaartuigen

Artikel 5 - Verbod te dienen op vijandelijk vaartuig

Wanneer een vijandelijk handelsvaartuig door een oorlogvoerende is prijs gemaakt, worden de bemanningsleden, die onderdanen van een onzijdige Staat zijn, niet krijgsgevangen gemaakt.

Hetzelfde geldt voor de gezagvoerder en de officieren, die onderdaan van een onzijdige Staat zijn, indien zij formeel en schriftelijk beloven, gedurende de oorlog niet op een vijandelijk vaartuig te zullen dienen.

Artikel 6 - Verbod ondersteuning oorlogsverrichtingen

De gezagvoerder, officieren en bemanningsleden, die onderdanen van de vijandelijke Staat zijn, worden niet krijgsgevangen gemaakt, op voorwaarde dat zij zich bij uitdrukkelijke schriftelijke belofte verbinden gedurende de vijandelijkheden geen dienst te nemen, die betrekking houdt met de oorlogsverrichtingen.

Artikel 7 - Kennisgeving aan tegenpartij

De namen van de personen, vrijgelaten onder de omstandigheden bedoeld in artikel 5, lid 2 en in artikel 6, worden door de prijsmakende oorlogvoerende aan de andere oorlogvoerende kenbaar gemaakt. Het is laatstgenoemde verboden gezegde personen wetens en willens te gebruiken.

Artikel 8 - Vaartuigen die aan de vijandelijkheden deelnemen

De bepalingen van de drie voorgaande artikelen zijn niet van toepassing op vaartuigen die aan de vijandelijkheden deelnemen.

Hoofdstuk IV - Slotbepalingen

Artikel 9 - Toepassingsgebied

De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepasselijk tussen de Verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden allen partijen zijn bij het Verdrag.

Artikel 10 - Bekrachtiging

Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.

De akten van bekrachtiging zullen in Den Haag worden neergelegd.

De eerste neerlegging van akten van bekrachtiging zal vastgesteld worden door een proces-verbaal, getekend door de vertegenwoordigers van de Mogendheden die er aan deelnemen en door de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken.

De latere neerlegging van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van een geschreven kennisgeving gericht aan de Nederlandse Regering en vergezeld van de oorkonde van bekrachtiging.

Een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal van de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging, van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de oorkonden van bekrachtiging, zal door de zorgen van de Nederlandse Regering en langs diplomatieke weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regering haar tegelijkertijd de datum doen kennen waarop zij de kennisgeving ontvangen heeft.

Artikel 11 - Toetreding

De niet ondertekenende Mogendheden zijn bevoegd tot dit Verdrag toe te treden.

De Mogendheid die wenst toe te treden geeft van haar bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandse Regering, onder overmaking van de akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regering wordt neergelegd.

Deze Regering doet onmiddellijk aan alle andere Mogendheden een gewaarmerkt afschrift toekomen van de kennisgeving, met aangifte van de datum waarop zij de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 12 - Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking voor de Mogendheden die aan de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagtekening van het proces-verbaal van neerlegging en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging neerleggen of toetreden, zestig dagen nadat de kennisgeving van de neerlegging van haar akten van bekrachtiging of van haar toetreding door de Nederlandse Regering is ontvangen.

Artikel 13 - Opzegging

Moest een van de Hoge Verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag willen opzeggen, dan wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandse Regering, die onmiddellijk een gewaarmerkt afschift van kennisgeving doet geworden aan al de andere Mogendheden en haar daarbij de datum van ontvangst doet kennen.

De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Mogendheid die er kennis van heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving ervan de Nederlandse Regering heeft bereikt.

Artikel 14 - Registratie

Een register, gehouden door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, wijst de datum aan van neerlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 10, lid 3 en 4, alsmede de datum waarop de kennisgeving van toetreding (artikel 11, lid 2) of van opzegging (artikel 13, lid 1) zijn ontvangen.

Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er gewaarmerkte uittreksels uit te vragen.

Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hun ondertekening hebben voorzien.

Gedaan te Den Haag, op 18 oktober 1907, in enkelvoudig exemplaar, dat neergelegd blijft in de archieven van de Nederlandse Regering en waarvan gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg worden overgemaakt aan de Mogendheden die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenodigd geworden.