Verdrag (XIII) nopens de rechten en verplichtingen van de onzijdige Mogendheden in geval van een zeeoorlog

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 18-10-1907
  • Inwerkingtreding: 26-01-1910

In België

  • Ratificatie: 06-08-1910
  • Inwerkingtreding: 07-10-1910
  • Ondertekening: 18-10-1907
  • Publicatie: 06-11-1910
  • Geen voorbehoud of verklaring

Het neutraliteitsrecht werd hoofdzakelijk ontwikkeld tijdens de 19de eeuw. De belangrijkste elementen in zijn ontwikkeling waren de twee Verklaringen inzake gewapende neutraliteit van 1780 en 1800, de houding van de Verenigde Staten inzake neutraliteit, de permanente neutraliteit van Zwitserland en België, en de Verklaring van Parijs van 1856. Tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie leken de staten bereid tot codificatie. Hoewel men zich in grote mate beperkte tot de codificatie van bestaande regels van internationaal recht, werden de twee verdragen die in Den Haag over neutraliteit werden afgesloten niet geratificeerd door Groot-Brittannië, Italië en enkele andere staten. Naast deze twee verdragen over neutraliteit zijn ook andere verdragen die in 1907 tot stand kwamen belangrijk voor het neutraliteitsrecht, in het bijzonder het Verdrag (VII) nopens de verandering van handelsschepen in oorlogsschepen, het Verdrag (XI) nopens zekere beperkingen van de uitoefening van het buitrecht in de zeeoorlog en het Verdrag (XII) betreffende de oprichting van een Internationaal Prijshof. Verder bevat de niet-geratificeerde Verklaring van Londen van 1909 de meest belangrijke regels inzake neutraliteit bij oorlog ter zee.
Als gevolg van de twee wereldoorlogen, het verbod op oorlog en het systeem van collectieve veiligheid, ingesteld door de Volkenbond en de Verenigde Naties, heeft het traditionele neutraliteitsrecht veel aan belang verloren.

De verdragstekst

(aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)

Teneinde de verschillen van mening te verminderen die in geval van zeeoorlog nog bestaan op het vlak van de betrekkingen tussen de onzijdige Mogendheden en de oorlogvoerende Mogendheden en de moeilijkheden te voorkomen waartoe deze verschillen aanleiding zouden kunnen geven;

Overwegend dat, indien men het van nu af aan niet eens kan worden over de bepalingen die zich uitstrekken tot alle omstandigheden welke zich in de praktijk kunnen voordoen, het niettemin van onbetwistbaar nut is, binnen de perken van het mogelijke, algemene regels vast te stellen voor het geval de oorlog ongelukkigerwijze komt uit te breken;

Overwegend dat, in de niet door dit Verdrag voorziene gevallen, rekening moet worden gehouden met de algemene beginselen van het volkenrecht;

Overwegend dat het wenselijk is dat de Mogendheden nauwkeurige voorschriften uitvaardigen om de gevolgen te regelen van de toestand van onzijdigheid die zij mochten hebben aangenomen;

Overwegend dat het voor de onzijdige Mogendheden een erkende plicht is op de verschillende oorlogvoerenden de door haar aangenomen regels onpartijdig toe te passen;

Overwegend dat, in deze gedachtegang, die regels in beginsel tijdens de oorlog niet mogen worden gewijzigd door een onzijdige Mogendheid, behoudens in geval de opgedane ondervinding de noodzaak daarvan aantoont voor de vrijwaring van haar rechten;

Zijn overeengekomen de volgende algemene regels in acht te nemen, die overigens generlei inbreuk bedoelen te maken op de bepalingen van bestaande algemene verdragen, en hebben tot hun Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(aanduiding van de Gevolmachtigden)

Die, na hun volmachten te hebben neergelegd, welke in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:

Artikel 1 - Eerbied voor neutrale staten

De oorlogvoerenden zijn gehouden de soevereine rechten van de onzijdige Mogendheden te eerbiedigen en zich binnen onzijdig grondgebied of in onzijdige wateren te onthouden van alle handelingen die vanwege de Mogendheden, die ze zouden gedogen een onzijdigheidsbreuk zouden uitmaken.

Artikel 2 - Verbod vijandelijke handelingen in de territoriale wateren van neutrale staten

Alle vijandelijke handelingen, daaronder begrepen het maken van prijzen en de uitoefening van het recht van onderzoek, gepleegd door oorlogsschepen van de oorlogvoerenden in de territoriale wateren van een onzijdige Mogendheid, maken een schending van de onzijdigheid uit en zijn streng verboden.

Artikel 3 - Prijsmaking in neutrale wateren

Wanneer een vaartuig prijs gemaakt is in de territoriale wateren van een onzijdige Mogendheid, moet die Mogendheid, indien de prijs nog binnen haar rechtsgebied is, de middelen aanwenden waarover zij beschikt, opdat de prijs met haar officieren en bemanning die door de prijsmaker aan boord geplaatst is, geïnterneerd worden.

Indien de prijs buiten het rechtsgebied van de onzijdige Mogendheid is; moet de Regering van de prijsmaker op aanvraag van de Mogendheid de prijs met haar officieren en bemanning vrijlaten.

Artikel 4 - Verbod instelling prijsrechtbank in neutraal gebied

Geen prijsrechtbank kan door een oorlogvoerende worden ingesteld op onzijdig grondgebied of op een schip in onzijdige wateren.

Artikel 5 - Verbod gebruik neutrale havens en wateren

Het is de oorlogvoerenden verboden onzijdige havens en wateren tot basis van vlootoperaties tegen hun tegenstanders te maken, met name er radio-telegrafische stations of enig toestel bestemd om als middel van communicatie met strijdkrachten te land of ter zee te dienen, op te stellen.

Artikel 6 - Verbod overdracht militair materiaal

De overdracht, onder welke titel ook, van oorlogsschepen, munitie of enig oorlogsmateriaal, rechtstreeks of onrechtstreeks door een onzijdige Mogendheid aan een oorlogvoerende Mogendheid gedaan, is verboden.

Artikel 7 - Uit- en doorvoer militair materiaal

Een onzijdige Mogendheid is niet gehouden de uit- of doorvoer, voor rekening van een van de oorlogvoerenden te beletten, van wapens, munitie en in het algemeen van al wat voor een leger of een vloot dienstig kan zijn.

Artikel 8 - Uitrusting of bewapening vaartuigen vanuit neutraal gebied

Een onzijdige Mogendheid is gehouden de middelen waarover zij beschikt aan te wenden, ten einde binnen haar rechtsgebied de uitrusting of bewapening te verhinderen van enig vaartuig, waarvan zij redelijke gronden heeft te geloven dat het bestemd is om te kruisen of om mee te werken aan vijandelijke verrichtingen tegen een Mogendheid waarmee zij in vrede is. Ook is zij gehouden hetzelfde toezicht uit te oefenen om het vertrek uit haar rechtsgebied te verhinderen van enig vaartuig bestemd om te kruisen of om mee te werken aan vijandelijke verrichtingen en dat binnen gezegd rechtsgebied geheel of gedeeltelijk voor oorlogsdoeleinden mocht zijn geschikt gemaakt.

Artikel 9 - Toegang tot havens, reden of territoriale wateren

Een onzijdige Mogendheid moet op beide oorlogvoerenden gelijkelijk de voorwaarden, beperkingen en verbodsbepalingen toepassen, die door haar zijn uitgevaardigd op het stuk van toelating in haar havens, reden of territoriale wateren van oorlogsschepen van oorlogvoerenden of van hun prijzen.

Echter kan een onzijdige Mogendheid de toegang tot haar havens en reden verbieden aan een vaartuig van een oorlogvoerende dat mocht hebben nagelaten zich naar de door haar uitgevaardigde bevelen en voorschriften te gedragen of de onzijdigheid mocht hebben geschonden.

Artikel 10 - Doorvaart

De onzijdigheid van een Mogendheid loopt geen gevaar door de eenvoudige doorvaart door haar territoriale wateren van oorlogsschepen of prijzen van de oorlogvoerenden.

Artikel 11 - Gebruik loodsen

Een onzijdige Mogendheid kan de oorlogsschepen van de oorlogvoerenden zich laten bedienen van haar gediplomeerde loodsen.

Artikel 12 - Verblijf in havens, reden of territoriale wateren

Bij gebrek van andere bijzondere bepalingen van de wetgeving van de onzijdige Mogendheid is het de oorlogsschepen van de oorlogvoerenden verboden in de havens en reden of in de territoriale wateren van die Mogendheid langer dan vierentwintig uur te blijven, behoudens de gevallen in dit Verdrag voorzien.

Artikel 13 - Vertrek uit havens, reden of territoriale wateren

Indien een Mogendheid, die in kennis is gesteld van de opening van de vijandelijkheden, verneemt dat een oorlogsschip van een oorlogvoerende zich in een van haar havens en reden of in haar territoriale wateren bevindt, moet zij aan dat schip te kennen geven dat het binnen vierentwintig uur of binnen de door de plaatselijke wet voorgeschreven termijn moet vertrekken.

Artikel 14 - Uitzondering op wettelijke verblijfsduur

Een oorlogsschip van een oorlogvoerende kan zijn verblijf in een onzijdige haven niet langer dan de wettelijke duur verlengen, dan bij averij of wegens de gesteldheid van de zee. Het moet vertrekken, zodra de oorzaak van de vertraging is vervallen.

De regels op de beperking van het verblijf in de onzijdige havens, reden en wateren zijn niet toepasselijk op oorlogsschepen uitsluitend gebruikt voor een godsdienstige, wetenschappelijke of menslievende zending.

Artikel 15 - Maximaal aantal toegelaten oorlogsschepen

Bij gebrek aan andere bijzondere bepalingen in de wetgeving van de onzijdige Mogendheid, mogen zich ten hoogste drie oorlogsschepen van een oorlogvoerende tezelfdertijd in een van haar havens of reden bevinden.

Artikel 16 - Aanwezigheid vijandige oorlogsschepen

Wanneer oorlogsschepen van beide oorlogvoerenden zich gelijktijdig in een onzijdige haven of rede bevinden, moet er minstens vierentwintig uur verlopen tussen het vertrek van het schip van een oorlogvoerende en het vertrek van het schip van de andere.

De orde van vertrek wordt bepaald door de orde van aankomst, tenzij het eerst aangekomen schip in het geval verkeert waarin verlenging van de wettelijke duur van het verblijf is toegelaten.

Artikel 17 - Herstel averij

In de onzijdige havens en reden kunnen oorlogsschepen van een oorlogvoerende hun averij slechts in zoverre herstellen als voor de veiligheid van de vaart onmisbaar is, en niet op enigerlei wijze hun strijdkracht versterken. De onzijdige overheid stelt de aard van de te verrichten herstellingen vast, die zo snel mogelijk moeten worden uitgevoerd.

Artikel 18 - Krijgsvoorraad en bewapening

De oorlogsschepen van oorlogvoerenden kunnen zich niet bedienen van onzijdige havens, reden en wateren om hun krijgsvoorraad of hun bewapening te vernieuwen of te vergroten, of om hun bemanning voltallig te maken.

Artikel 19 - Bevoorrading levensmiddelen en brandstof

De oorlogsschepen van oorlogvoerenden kunnen zich in de onzijdige havens en reden niet verder van levensmiddelen voorzien dan om hun normale voorraad in vredestijd aan te vullen.

Ook kunnen die schepen slechts zoveel brandstof innemen als nodig is om de naaste haven van hun eigen land te bereiken. Zij kunnen overigens zoveel brandstof innemen als nodig is om de eigenlijke hokken te vullen, wanneer zij zich in onzijdige landen bevinden die deze wijze van bepaling van de te leveren brandstof hebben aangenomen.

Indien, volgens de wet van de onzijdige Mogendheid de schepen eerst vierentwintig uur na hun aankomst kolen ontvangen, wordt de wettelijke duur van hun verblijf met vierentwintig uur verlengd.

Artikel 20 - Herhaalde bevoorrading brandstof

De oorlogsschepen van oorlogvoerenden die brandstof hebben ingenomen in een haven van een onzijdige Mogendheid, kunnen zich eerst drie maanden later weer in een haven van dezelfde Mogendheid van voorraad voorzien.

Artikel 21 - Aanwezigheid prijs in neutrale havens

Een prijs kan in een onzijdige haven alleen worden binnengebracht wegens onzeewaardigheid, slechte gesteldheid van de zee, gebrek aan brandstof of aan levensmiddelen.

Zij moet weer vertrekken, zodra de oorzaak die het binnenlopen heeft gerechtvaardigd is vervallen. Indien zij zulks niet doet, moet de onzijdige Mogendheid haar bevel kenbaar maken om onmiddellijk te vertrekken; in geval zij daaraan geen gevolg mocht geven, moet de onzijdige Mogendheid de middelen aanwenden waarover zij beschikt om haar met haar officieren en bemanning vrij te laten en de bemanning, door de prijsmaker aan boord geplaatst, te interneren.

Artikel 22 - Vrijlating prijs

Ook moet de onzijdige Mogendheid de prijs vrijlaten die binnengebracht mocht zijn onder andere omstandigheden dan die voorzien in artikel 21.

Artikel 23 - Beslag prijs

Een onzijdige Mogendheid kan de toegang tot haar havens en reden toestaan aan al of niet begeleide prijzen, wanneer zij er worden binnengebracht om onder sequester gelaten te worden in afwachting van de beslissing van de prijsrechtbank. Zij kan de prijs in een andere van haar havens doen brengen.
Indien de prijs door een oorlogsschip begeleid wordt, mogen de officieren en manschappen door de prijsmaker aan boord geplaatst, overgaan op het begeleidende schip.

Indien de prijs alleen reist, wordt de door de prijsmaker aan boord geplaatste bemanning vrijgelaten.

Artikel 24 - Weigering tot het verlaten van een neutrale haven

Indien, ondanks de kennisgeving van de onzijdige overheid, een oorlogsschip van een oorlogvoerende een haven niet verlaat, waarin het niet recht heeft te blijven, heeft de onzijdige Mogendheid het recht de maatregelen te nemen die zij nodig mocht oordelen om het schip buiten staat te stellen zee te kiezen gedurende de oorlog, en de bevelhebber van het schip moet de uitvoering van deze maatregelen vergemakkelijken.

Wanneer een schip van een oorlogvoerende door een onzijdige Mogendheid wordt ingehouden, worden officieren en bemanning eveneens ingehouden.

De aldus ingehouden officieren en bemanning kunnen op het schip worden gelaten, dan wel hetzij op een ander schip, hetzij aan land worden gehuisvest, en zij kunnen worden onderworpen aan zodanige beperkende maatregelen als nodig mocht blijken hun op te leggen. Echter moeten altijd op het schip worden gelaten de tot zijn onderhoud nodige manschappen.

De officieren kunnen worden vrijgelaten, wanneer zij op hun erewoord beloven het onzijdig grondgebied niet zonder machtiging te zullen verlaten.

Artikel 25 - Toezicht

De onzijdige Mogendheid is gehouden het toezicht uit te oefenen dat binnen het bereik van de middelen ligt waarover zij beschikt, om in haar havens of reden en in haar wateren elke schending van de voorgaande bepalingen te beletten.

Artikel 26 - Niet-inmenging

De uitoefening door een onzijdige Mogendheid van de door dit verdrag omschreven rechten kan nooit als een minder vriendschappelijke daad beschouwd worden door een van de beide oorlogvoerenden die de desbetreffende artikelen aanvaard hebben.

Artikel 27 - Kennisgeving regelgeving

De verdragsluitende Mogendheden delen elkaar wederkerig, te rechtertijd, alle wetten, verordeningen en andere bepalingen mee, die bij haar de rechtstoestand regelen van de oorlogsschepen van oorlogvoerenden in haar havens en wateren, door middel van een kennisgeving gericht tot de Nederlandse Regering en onmiddellijk door deze aan de andere verdragsluitende Mogendheden overgemaakt.

Artikel 28 - Toepassingsgebied

De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepasselijk tussen de Verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden allen partijen zijn bij het Verdrag.

Artikel 29 - Bekrachtiging

Dit Verdrag zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.

De akten van bekrachtiging zullen in Den Haag worden neergelegd.

De eerste neerlegging van akten van bekrachtiging zal vastgesteld worden door een proces-verbaal, getekend door de vertegenwoordigers van de Mogendheden die er aan deelnemen en door de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken.

De latere neerlegging van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van een geschreven kennisgeving gericht aan de Nederlandse Regering en vergezeld van de oorkonde van bekrachtiging.

Een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal van de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging, van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de oorkonden van bekrachtiging, zal door de zorgen van de Nederlandse Regering en langs diplomatieke weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regering haar tegelijkertijd de datum doen kennen waarop zij de kennisgeving ontvangen heeft.

Artikel 30 - Toetreding

De niet ondertekenende Mogendheden zijn bevoegd tot dit Verdrag toe te treden.

De Mogendheid die wenst toe te treden geeft van haar bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandse Regering, onder overmaking van de akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regering wordt neergelegd.

Deze Regering doet onmiddellijk aan alle andere Mogendheden een gewaarmerkt afschrift toekomen van de kennisgeving, met aangifte van de datum waarop zij de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 31 - Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking voor de Mogendheden die aan de eerste neerlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagtekening van het proces-verbaal van neerlegging en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging neerleggen of toetreden, zestig dagen na de kennisgeving van de neerlegging van haar akten van bekrachtiging of van haar  toetreding door de Nederlandse Regering is ontvangen.

Artikel 32 - Opzegging

Moest een van de Verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag willen opzeggen, dan wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandse Regering, die onmiddellijk een gewaarmerkt afschift van kennisgeving doet geworden aan al de andere Mogendheden en haar daarbij de datum van ontvangst doet kennen.

De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Mogendheid die er kennis van heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving ervan de Nederlandse Regering heeft bereikt.

Artikel 33 - Registratie

Een register, gehouden door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, wijst de datum aan van neerlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 29, lid 3 en 4, alsmede de datum waarop de kennisgeving van toetreding (artikel 30, lid 2) of van opzegging (artikel 32, lid 1) zijn ontvangen.

Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er gewaarmerkte uittreksels uit te vragen.

Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hun ondertekening hebben voorzien.

Gedaan te Den Haag, op 18 oktober 1907, in enkelvoudig exemplaar, dat neergelegd blijft in de archieven van de Nederlandse Regering en waarvan gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg worden overgemaakt aan de Mogendheden die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenodigd geworden.