Verklaring (IV,1) houdende verbod van het werpen van projectielen en ontploffende stoffen uit ballons
Detail
- Plaats: Den Haag
- Aangenomen: 29-07-1899
- Inwerkingtreding: 29-07-1899
In België
- Ratificatie: 04-09-1900
- Inwerkingtreding: 04-09-1900
- Ondertekening: 29-07-1899
- Publicatie: 13-09-1900
- Geen voorbehoud of verklaring
Eén van de thema’s in het Russische voorstel voor het programma van de Eerste Vredesconferentie van Den Haag was het verbod van het werpen van eender welk soort projectielen of ontploffende stoffen uit ballonnen. In voorgaande oorlogen werden ballonnen op kleine schaal gebruikt, maar er werd veel gespeculeerd over het toekomstig gebruik van vliegtuigen in een oorlog. Tijdens de Eerste Conferentie van Den Haag werd het verbod aanvaard voor een duur van vijf jaar, tot 4 september 1905. Op het ogenblik van de Tweede Conferentie van Den Haag was de luchtnavigatie zodanig geëvolueerd dat heel wat staten, vooral de grootmachten, een meer terughoudende houding aannamen. De verklaring van 1907 moest van kracht blijven tot de geplande Derde Vredesconferentie. Daar deze conferentie nooit heeft plaatsgevonden is de verklaring van 1907 formeel nog steeds van kracht.
De belangrijke staten, zoals Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan en Rusland hebben de verklaring nooit ondertekend of geratificeerd. Oostenrijk-Hongarije tekende, maar heeft nooit geratificeerd. Van de grootmachten hebben enkel de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk getekend en geratificeerd.
De pogingen in 1907 om een permanent verbod te aanvaarden op het werpen van projectielen uit de lucht heeft geleid tot de aanvaarding van artikel 25 in het Reglement van Den Haag voor de oorlog te land. Dit artikel verbiedt het aanvallen of bombarderen van onverdedigde steden, dorpen… ‘door gelijk welk middel’, dus ook door aanvallen of bombardementen uit de lucht.
De verdragstekst
De ondergetekenden, Gevolmachtigden van de op de Internationale Vredesconferentie te Den Haag vertegenwoordigde mogendheden, daartoe door hun wederzijdse regering behoorlijk gemachtigd.
Bezield met de gevoelens, die uitgedrukt zijn in de Verklaring van Sint-Petersburg van 29 november/ 11december 1868,
Verklaren:
“ De verdragsluitende Mogendheden, stemmen, voor een duur van vijf jaar toe in het verbod van het werpen van projectielen en ontploffende stoffen door middel van luchtballen of op andere dergelijke wijze.”
Deze Verklaring is enkel verbindend voor de verdragsluitende Mogendheden, in geval van oorlog tussen twee of meer onder hen.
Zij zal niet meer verbindend zijn zodra, in een oorlog tussen verdragsluitende Mogendheden, een niet-verdragsluitende Mogendheid zich bij één van de oorlogvoerenden mocht voegen.
Deze Verklaring zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen te Den Haag worden neergelegd.
Van het neerleggen van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden overgemaakt aan al de verdragsluitende Mogendheden.
De Mogendheden, die niet ondertekend hebben, kunnen tot deze Verklaring toetreden. Zij zullen, te dien einde, hun toetreding moeten te kennen geven aan de verdragsluitende Mogendheden, door middel van een schriftelijke kennisgeving, gericht tot de Nederlandse Regering en door deze aan al de andere verdragsluitende Mogendheden meegedeeld.
Mocht het gebeuren dat één van de Hoge Verdragsluitende Partijen deze Verklaring opzegt, dan zou die opzegging eerst van kracht worden één jaar na de schriftelijke kennisgeving aan de Nederlandse Regering gericht en door deze onmiddellijk aan al de andere verdragsluitende Mogendheden meegedeeld.
Die opzegging zal enkel van kracht zijn ten aanzien van de Mogendheid, die daarvan kennis zal hebben gegeven.
Ter oorkonde waarvan de Gevolmachtigden deze Verklaring hebben ondertekend en van hun zegels voorzien.
Gedaan te Den Haag, op 29 juli 1899, in een enkel exemplaar, hetwelk neergelegd zal blijven in het archief van de Nederlandse Regering en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg aan de verdragsluitende Mogendheden zullen worden overgemaakt.