Verklaring (IV,2) houdende verbod projectielen te gebruiken, die uitsluitend tot doel hebben het verspreiden van verstikkende of dodelijke gassen

Detail

  • Plaats: Den Haag
  • Aangenomen: 29-07-1899
  • Inwerkingtreding: 04-09-1900

In België

  • Ratificatie: 04-09-1900
  • Inwerkingtreding: 04-09-1900
  • Ondertekening: 29-07-1899
  • Publicatie: 13-09-1900
  • Geen voorbehoud of verklaring


Deze verklaring geeft uitdrukking aan de gewoonterechtelijke regel die het gebruik verbiedt van gif en stoffen die overbodig leed veroorzaken als methode van oorlogvoering. Deze gewoonterechtelijke regel is eveneens verwoord in de artikels 23(a) en 23(e) van het Reglement inzake de wetten en gebruiken van de oorlogvoering te land van 1899 en 1907. Het verbod om gif te gebruiken is eveneens opgenomen in artikel 70 van de Liebercode, artikel 13(a) van de Verklaring van Brussel van 1874 en in artikel 8(a) van de Oxford Manual die in 1880 door het Instituut voor Internationaal Recht werd aanvaard.

De verdragstekst


De ondergetekenden, Gevolmachtigden van op de Internationale Vredesconferentie te Den Haag vertegenwoordigde Mogendheden, daartoe door hun wederzijdse regering behoorlijk gemachtigd.

Bezield met de gevoelens, die uitgedrukt zijn in de Verklaring van Sint-Petersburg van 29 november/ 11 december 1868,

Verklaren:

“De verdragsluitende Mogendheden ontzeggen zich het gebruik van projectielen die uitsluitend tot doel hebben het verspreiden van verstikkende of dodelijke gassen.”

Deze Verklaring is enkel verbindend voor de verdragsluitende Mogendheden, in geval van oorlog tussen twee of meer onder haar.

Zij zal niet meer verbindend zijn zodra, in een oorlog tussen verdragsluitende Mogendheden, een niet verdragsluitende Mogendheid zich bij één van de oorlogvoerenden mocht voegen.

Deze Verklaring zal zo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.

De akten van bekrachtiging zullen te Den Haag worden neergelegd.

Van het neerleggen, van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden overgemaakt aan al de verdragsluitende Mogendheden.

De Mogendheden, die niet ondertekend hebben, kunnen tot deze Verklaring toetreden. Zij zullen, te dien einde, hun toetreding moeten te kennen geven aan de verdragsluitende Mogendheden, door middel van een schriftelijke kennisgeving, gericht tot de Nederlandse Regering en door deze aan al de andere verdragsluitende Mogendheden meegedeeld.

Mocht het gebeuren dat één van de Hoge Verdragsluitende Partijen deze Verklaring opzegde, dan zou die opzegging eerst van kracht worden één jaar na de schriftelijke kennisgeving tot de Nederlandse Regering gericht en door deze onmiddellijk aan al de andere verdragsluitende Mogendheden meegedeeld.

Die opzegging zal enkel van kracht zijn ten aanzien, van de Mogendheid, die daarvan kennis zal hebben gegeven.
Ter oorkonde waarvan de Gevolmachtigden deze Verklaring hebben ondertekend en van hun zegels
voorzien.

Gedaan te Den Haag, de 29 juli 1899, in een enkel exemplaar, hetwelk neergelegd zal blijven in het archief van de Nederlandse Regering en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg aan de verdragsluitende Mogendheden zullen worden overgemaakt.