Wijziging van art 1 van het verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben

Detail

  • Plaats:
  • Aangenomen: 01-01-1970
  • Inwerkingtreding: 01-01-1970

In België

  • Ratificatie: 01-01-1970
  • Inwerkingtreding: 01-01-1970
  • Ondertekening: 01-01-1970
  • Publicatie: 01-01-1970
  • Geen voorbehoud of verklaring

 Tijdens de tweede herzieningsconferentie van het Conventioneel Wapenverdrag in 2001 aanvaardden de verdragsstaten een wijziging van het artikel 1 van het verdrag, waardoor het toepassingsgebied van de protocollen die voor 1 januari 2002 werden aangenomen, werd uitgebreid tot niet-internationale gewapende conflicten.

Deze bepaling is slechts geldig voor de verdragsstaten die tot het geamendeerde artikel 1 toetreden.

De verdragstekst

Beslissen het artikel 1 van het Verdrag te wijzigen, om als volgt te luiden:

Dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen zijn van toepassing in de situaties bedoeld in de artikelen 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 voor de bescherming van de oorlogsslachtoffers, met inbegrip van de situaties zoals beschreven in artikel 1, vierde lid, van het Aanvullend Protocol I bij deze Verdragen.

Dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen zijn, naast de situaties bedoeld in lid 1 van dit artikel, van toepassing in de situaties bedoeld in de artikelen 3 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949.
Dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen zijn niet van toepassing in situaties van binnenlandse ongeregeldheden en spanningen, zoals rellen, op zichzelf staande en sporadische gewelddaden en andere soortgelijke daden die geen gewapende conflicten zijn.

In geval van gewapende conflicten die geen internationaal karakter hebben en die zich voordoen op het grondgebied van een van de Hoge Verdragsluitende Partijen, is elke partij bij het conflict gehouden de verboden en beperkingen, waarin dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen voorzien, toe te passen.

Geen enkele bepaling van dit Verdrag of de daaraan gehechte Protocollen mag worden ingeroepen ter aantasting van de soevereiniteit van een Staat of de verantwoordelijkheid van de Regering om met alle wettige middelen de rechtsorde in de Staat te handhaven of te herstellen, of de nationale eenheid en de territoriale integriteit van de Staat te verdedigen.

Geen enkele bepaling van dit Verdrag of de daaraan gehechte Protocollen mag worden ingeroepen als rechtvaardiging van een interventie, rechtstreeks of niet rechtstreeks, om welke reden ook, in het gewapend conflict of in de interne of externe aangelegenheden van de Hoge Verdragsluitende Partij op wier grondgebied dat conflict plaatsvindt.

De toepassing van de bepalingen van dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen op partijen bij een conflict, die geen Hoge Verdragsluitende Partijen zijn welke dit Verdrag en de daaraan gehechte Protocollen hebben goedgekeurd, wijzigt noch expliciet noch impliciet hun juridische status en evenmin die van een betwist grondgebied.

De bepalingen van de leden 2 tot 6 van dit artikel lopen niet vooruit op het toepassingsgebied van alle andere na 1 januari 2002 aangenomen protocollen, waarvoor kan worden beslist de bepalingen van de genoemde leden op te nemen, ze uit te sluiten of ze te wijzigen.