Bezettingsrecht

Een gebied wordt als ‘bezet’ beschouwd wanneer het, geheel of gedeeltelijk, onder de autoriteit van een buitenlandse gewapende macht geplaatst wordt, zonder dat er eerst toestemming verkregen werd van de binnenlandse regering. De bezetting beslaat het territorium waar de autoriteit gevestigd is en gezag over uitoefent.

Internationaal humanitair recht van toepassing

Het internationaal humanitair recht (IHR) is van toepassing op alle situaties waar aan deze vereisten is voldaan, ongeacht de redenen en motieven die tot de bezetting hebben geleid (de aangehaalde reden voor de bezetting kan bijvoorbeeld ook de bevrijding van personen in een land zijn) en ongeacht de wettelijkheid onder het internationaal recht.
De primaire bron van het moderne bezettingsrecht zijn de Haagse richtlijnen (1907), de vier Verdragen van Genève (1949) en enkele bepalingen in het Eerste Aanvullende Protocol van de Verdragen van Genève (1977).

Verplichtingen van de bezetter

Een situatie van bezetting draagt rechten en verplichtingen op aan een bezettende macht. Hoewel de toestand van bezetting in feite een regering kan belemmeren om soevereiniteit uit te oefenen over een gedeelte van of het gehele grondgebied, betekent dit niet dat er een overdracht van soevereine rechten heeft plaatsgevonden aan de bezetter. Bezetting is per definitie een tijdelijke situatie die de soevereine rechten van de personen die onder de bezetting leven, niet vermindert of beëindigt.
Zodra de bezetter effectieve controle heeft verworven over een gebied moet hij, in de mate van het mogelijke, de openbare orde en veiligheid herstellen. Daarnaast moet hij ook de rechtsregels van het bezette gebied naleven, behalve indien dit hem volstrekt onmogelijk wordt gemaakt.
De bezetter moet, naast de regels van het IHR, ook respect tonen voor de mensenrechten en het nationaal recht.

Relevante bepalingen

ICC statuut art.8 (2) (b) (viii); GC IV (27-34 en 47-78); AP I art. 85 (4) (a), CIHIL studie regel 129, regel 130; HRIV art. 42- 56