Verdragen van Genève

De Verdragen van Genève van 1949 vormen samen met  de Aanvullende Protocollen van 1977 en het internationaal humanitair gewoonterecht de kern van het internationaal humanitair recht (IHR).

Verdragen van Genève

De vier Verdragen van Genève van 1949 bevatten een aantal regels die door menselijkheid zijn ingegeven en die in acht genomen moeten worden door alle partijen die betrokken zijn bij een gewapend conflict. Deze verdragen zijn vandaag de dag door alle landen ter wereld geratificeerd. Zij beogen:

  1. de verbetering van het lot van de gewonden en zieken bij de strijdkrachten te velde (eerste verdrag)
  2. de verbetering van het lot van de gewonden, zieken en schipbreukelingen bij de strijdkrachten op zee (tweede verdrag)
  3. de behandeling van de krijgsgevangenen (derde verdrag)
  4. de bescherming van burgers in oorlogstijd (vierde verdrag)

Twee Aanvullende Protocollen

In 1977 werden er nog twee Aanvullende Protocollen toegevoegd aan de Verdragen van Genève:

  • Eerste Protocol: van toepassing in  internationale gewapende conflicten.
  • Tweede Protocol: van toepassing in niet-internationale gewapende conflicten.
    Derde Aanvullend Protocol

In 2005 kwam een Derde Aanvullend Protocol tot stand voor de aanvaarding van het rode kristal, een nieuw beschermend embleem naast het rode kruis en de rode halve maan.

Inhoud

De Verdragen van Genève en de Aanvullende Protocollen vestigen de aandacht op de bescherming van individuen en groepen personen die niet (of niet meer) aan de vijandelijkheden deelnemen. Ze stellen ook dat de staten maatregels moeten treffen bij schendingen van het IHR. De verdragen bevatten zelf dan ook strikte regels voor wat betreft ‘ernstige overtredingen’. De verantwoordelijken voor ernstige inbreuken moeten volgens de verdragen gevat, berecht of uitgeleverd worden, ongeacht van wat hun nationaliteit is.