Inbreuken op het IHR

Door toe te treden tot de Verdragen van Genève nemen staten de verplichting op zich om alle wetten aan te nemen die nodig zijn voor de bestraffing van die personen die zich schuldig gemaakt hebben aan ernstige schendingen van de Verdragen van Genève. De staten zijn eveneens verplicht om personen die verdacht worden van ernstige overtredingen van deze verdragen zelf te vervolgen of hen voor berechting aan een andere staat over te dragen. Anders gezegd: zij die zware inbreuken plegen - oorlogsmisdadigers - moeten overal en altijd berecht worden.

Universele jurisdictie

De staten zijn zelf verantwoordelijk voor de berechting. In het algemeen geldt het strafrecht van een staat alleen voor de misdaden die op zijn grondgebied of door zijn onderdanen worden gepleegd. Het IHR heeft een ruimere strekking, aangezien het van de staten de opsporing en bestraffing verlangt van iedereen die, ongeacht zijn nationaliteit en waar zij/hij zich ook bevindt, ernstige inbreuken heeft begaan. Dit beginsel wordt universele jurisdictie genoemd en is een onmiskenbare garantie om doeltreffend op te treden tegen ernstige inbreuken.

Vervolging

De vervolging kan zowel door de nationale gerechtshoven van de verschillende staten als door een internationale instantie worden ingesteld. In dit verband heeft de Veiligheidsraad van de VN in 1993 en 1994 de internationale straftribunalen voor respectievelijk voormalig Joegoslavië en Rwanda opgericht ter berechting van oorlogsmisdaden gepleegd tijdens de conflicten in deze landen.

IHR afdwingen op nationaal of internationaal niveau

Waarom worden de humanitaire rechtsregels niet altijd gerespecteerd en de overtredingen niet altijd bestraft? Deze vraag kan op verschillende manieren beantwoord worden. Volgens sommigen zijn de overtredingen grotendeels te wijten aan de onbekendheid van het recht. Volgens anderen ligt het nu eenmaal aan de aard van oorlogen. Ook wordt aangevoerd dat het internationaal recht - dus ook het humanitair recht – geen gecentraliseerde structuur heeft om straffen uit te voeren. Hoe het ook zij, zowel in oorlogs- als in vredestijd, nationaal of internationaal, worden er wetten overtreden en misdaden begaan.

Deze feitelijke vaststelling betekent uiteraard niet dat men zich hierbij moet neerleggen en afzien van elk initiatief om het IHR beter te doen naleven. Daarom moeten de misdaden, zolang zij niet doeltreffender bestraft worden, onophoudelijk onder de aandacht worden gebracht en zijn preventieve maatregelen broodnodig.

De strafrechtelijke bestrijding van oorlogsmisdaden moet dus gezien worden als een van de middelen om het IHR te doen gelden op nationaal of internationaal niveau. Ten slotte richtte de internationale gemeenschap een permanent Internationaal Strafhof op dat bevoegd is voor de berechting van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide.