Basisregels IHR

Het Rode Kruis hanteert 7 basisregels van het internationaal humanitair recht (IHR) ter bescherming van personen die niet (of niet meer) deelnemen aan de vijandelijkheden:

  1. Personen die buiten gevecht (hors de combat) gesteld zijn en zij die niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden, hebben recht op eerbied voor hun leven en voor hun lichamelijke en morele integriteit. Deze mensen zullen onder alle omstandigheden beschermd en menselijk behandeld worden, zonder enig nadelig onderscheid.
  2. Het is verboden een strijder die zich overgeeft of buiten gevecht is gesteld, te doden of te verwonden.
  3. De gewonden en de zieken zullen opgenomen en verzorgd worden door de partij die ze in haar macht heeft. Deze bescherming geldt ook voor het geneeskundig personeel, de geneeskundige inrichtingen en transportmiddelen, en voor het geneeskundig materiaal. Het rode kruis, de rode halve maan of het rode kristal zijn kentekens van deze bescherming en moeten geëerbiedigd worden.
  4. De gevangengenomen strijders en burgers die zich onder het gezag van de tegenpartij bevinden, hebben recht op eerbied voor hun leven, hun waardigheid, hun persoonlijke rechten en hun overtuiging. Zij zullen beschermd worden tegen elke daad van geweld of represaille. Zij zullen het recht hebben om met hun naaste familie berichten uit te wisselen en hulp te ontvangen. 
  5. Elke persoon moet kunnen genieten van de fundamentele rechten en waarborgen. Niemand mag verantwoordelijk gesteld worden voor een daad die zij/hij niet heeft begaan. Niemand mag onderworpen worden aan lichamelijke of geestelijke marteling, noch aan lijfstraffen of aan wrede of onterende behandeling. 
  6. De partijen bij het conflict en de leden van hun strijdkrachten hebben geen onbegrensd recht ten aanzien van de keuze van methoden en middelen van oorlogsvoering. Het is verboden wapens of methoden van oorlogsvoering te gebruiken die naar hun aard onnodige verliezen of buitensporig leed veroorzaken. 
  7. De partijen bij een conflict moeten altijd een onderscheid maken tussen de burgerbevolking en de strijders om de burgerbevolking en de burgerlijke goederen te sparen. Noch de burgerbevolking als zodanig, noch de burgers mogen het voorwerp van een aanval vormen. De aanvallen mogen enkel tegen militaire objectieven worden gericht.