Burgers

Het internationaal humanitair recht (IHR) biedt bescherming aan personen die niet of niet meer aan de vijandelijkheden deelnemen. Dit is in de eerste plaats de burgerbevolking. Burgers worden in het IHR omschreven als personen die geen deel uitmaken van de strijdkrachten.

Principe van onderscheid

Burgers genieten bescherming tegen de gevolgen van vijandelijkheden. De strijdkrachten moeten bij hun operaties altijd een onderscheid maken tussen de burgerbevolking en strijders. Enkel deze laatsten mogen worden aangevallen. De strijdkrachten moeten bij het uitvoeren van hun opdracht ook rekening houden met de gevolgen voor de bevolking. Indien de schade voor de bevolking niet in verhouding staat tot het te verwachten tastbare en rechtstreekse militaire voordeel, moet van een aanval worden afgezien (principe van proportionaliteit).

Burgers kunnen zich op de bescherming tegen de vijandelijkheden beroepen zolang ze zelf niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Doen ze dit wel, dan verliezen ze hun bescherming als burger en mogen ze worden aangevallen. Dit betekent niet dat ze automatisch het statuut van strijder verkrijgen. Ze blijven burgers die ten onrechte de wapens opnemen en daarvoor ook bestraft kunnen worden.

Dit principe van onderscheid tussen burgers en strijders vormt één van de fundamentele beginselen van het IHR. Het geldt zowel in internationale als in niet-internationale gewapende conflicten en maakt deel uit van het internationaal humanitair gewoonterecht.

Garanties voor de bevolking

Het IHR beschermt de burgerbevolking ook tegen willekeur wanneer ze onder de controle van de tegenpartij valt, in een bezet gebied of door gevangenneming. De regels moeten een garantie bieden voor de levensomstandigheden van de bevolking. Volgende basisbehoeften moeten ook in oorlogstijd worden gegarandeerd:

  • toegang tot medische verzorging, voedsel, water en onderdak
  • recht op informatie over het lot van vermiste personen

Indien de conflictpartijen niet zelf voor deze basisbehoeften kunnen instaan, moeten ze het mogelijk maken voor humanitaire organisaties om hulp te bieden.

Daarnaast biedt het IHR ook heel wat andere garanties voor de bevolking:

  • algemeen verbod tegen foltering en collectieve straffen
  • expliciete bepalingen inzake arbeid, het toekennen van een gedwongen verblijfplaats of het detineren van burgers

Om toe te zien op het naleven van deze regels kan een beroep worden gedaan op ‘beschermende mogendheden’. In de praktijk wordt deze rol veelal vervuld door het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC).

Relevante bepalingen

Gemeenschappelijk artikel 3; GC IV art.27; AP I art. 40,41,48 en 51; AP II art. 4 en 13; ICC statuut art.8(2) (b) (i) en art.8(2)(b)(ii).