Deelname aan de vijandelijkheden

Burgers genieten onder het internationaal humanitair recht (IHR) bescherming tegen rechtstreekse aanvallen. Daar staat tegenover dat burgers niet mogen deelnemen aan de vijandelijkheden. Doen ze dit wel, dan verliezen zij hun bescherming tegen aanvallen, in ieder geval voor zolang zij ‘rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden’.

Belang van de definitie

De concrete invulling van de term ‘rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden’ is van essentieel belang voor de bescherming van de burgerbevolking. Zeker in hedendaagse gewapende conflicten waar gewapende confrontaties steeds dichter bij bewoonde centra plaatsvinden, maar waar burgers ook vaker actief zijn in functies die verband houden met de vijandelijkheden. Private aannemers en civiele overheidsfunctionarissen zijn door de steeds verder doorgedreven privatisering van de strijdkrachten meer en meer een realiteit in moderne conflicten.

Onduidelijkheid in verdragen

Hoewel de concrete invulling van de term ‘rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden’ verregaande gevolgen heeft voor de bescherming van personen, geven noch de Verdragen van Genève, noch de Aanvullende Protocollen verdere uitleg over welke daden als ‘rechtstreekse deelname’ kunnen worden beoordeeld.

Richtlijnen en modaliteiten van het ICRC

Om de lacune op te vullen en om de bescherming van de bevolking in hedendaagse conflicten veilig te stellen, werden in 2009 door het ICRC richtlijnen gepubliceerd om het begrip ‘rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden’ en de modaliteiten voor het tijdelijk opschorten van de bescherming tegen aanvallen verder uit te klaren.

Volgens deze leidraad moet er aan drie voorwaarden worden voldaan, om te kunnen spreken van rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden:

  • schadedrempel: de daad van deelname beoogt een militair nadeel voor de tegenpartij of veroorzaakt dood, verwondingen of vernietiging van personen en goederen beschermd door het IHR,
  • direct causaal verband: er moet  een direct causaal verband zijn tussen de daad van deelname en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt
  • doel: de daad van deelname moet er op gericht zijn om op directe wijze een militair nadeel voor de tegenpartij te berokkenen (belligerent nexus).

Relevante bepalingen

ICC Statuut art. 8(2)(b); AP I art.51(2), 51(3) en 52; CIHIL studie regel 14; AP II art 13(3).