Detentie
In internationale gewapende conflicten zijn krijgsgevangenen strijders die in de handen van de tegenpartij vallen en daardoor niet langer aan de vijandelijkheden deelnemen.
Statuut als burger of strijder
Om te bepalen of iemand recht heeft op het statuut van krijgsgevangene, moet er duidelijkheid bestaan over zijn statuut als burger of strijder. Bij twijfel over het statuut van een persoon die aan de vijandelijkheden deelneemt, moet men deze persoon als krijgsgevangene behandelen terwijl een bevoegde rechterlijke instantie zich buigt over haar/zijn juridisch statuut.
Strikte normen voor detentie van krijgsgevangenen
Strijders zijn in tijd van oorlog wettige doelwitten. Daar staat tegenover dat zij het recht hebben deel te nemen aan de vijandelijkheden. De detentie van krijgsgevangenen moet voorkomen dat ze opnieuw in de strijd worden ingezet. De detentie van krijgsgevangenen mag dan ook niet als een straf gezien worden en moet aan strikte normen voldoen. Deze normen worden in detail beschreven in het Derde Verdrag van Genève van 1949.
Dit verdrag bevat normen over detentie, arbeid, contact met de buitenwereld en garandeert uitdrukkelijk dat krijgsgevangenen recht hebben op een menselijke, gelijke behandeling en eerbied voor hun leven, waardigheid, rechten en hun politieke, religieuze en andere overtuigingen.
Vrijlating na vijandelijkheden
Omdat krijgsgevangenschap geen straf is, moeten krijgsgevangenen worden vrijgelaten bij het einde van de vijandelijkheden. Het ongerechtvaardigd vertragen van hun repatriëring wordt als een oorlogsmisdaad omschreven.
Hoewel krijgsgevangenen niet gestraft kunnen worden voor hun deelname in de strijd, kunnen ze wel terechtstaan voor inbreuken op het internationaal humanitair recht (IHR), zoals oorlogsmisdaden of misdaden tegen de mensheid. Bij een veroordeling kunnen ze ook na het einde van de vijandelijkheden worden vastgehouden.
Geen krijgsgevangenschap bij interne conflicten
Binnen de context van interne of niet-internationaal gewapende conflicten bestaat het statuut van strijder en krijgsgevangenen niet. Leden van dissidente strijdkrachten of georganiseerde gewapende groepen worden beschouwd als burgers die ten onrechte de wapens opnemen. Bij gevangenneming kunnen ze niet enkel vervolgd worden voor mogelijke inbreuken op het IHR, maar ook voor hun deelname aan de strijd.
Relevante bepalingen
ICC Statuut art.8(2)(a)(v); GC IV art.147