Explosieve oorlogsresten

Oorlogen zouden geen slachtoffers meer mogen eisen eenmaal de vijandelijkheden beëindigd zijn. Nochtans blijven landmijnen, clustermunitie en andere explosieve oorlogsresten jaren na het einde van gewapende conflicten blind en zinloos toeslaan en veroorzaken ze een onaanvaardbare hoge dodentol en lijden in de getroffen regio’s.

Blijvend gevaar voor de bevolking

Burgers betalen hiervoor de hoogste prijs door het verlies van hun leven, ledematen of bestaansmiddelen. Bovendien neemt het aantal slachtoffers van landmijnen en andere oorlogsresten die over een lange termijn bijstand en hulp nodig hebben, ieder jaar toe. Hoewel vooruitgang wordt geboekt in het ruimen van getroffen gebieden, blijven duizenden gemeenschappen nog steeds blootgesteld aan de bedreiging die de erfenis van landmijnen achterlaat.

Juridisch kader

Het Ottawa-verdrag van 1997 (voluit het Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen), het Conventioneel Wapenverdrag van 1980 met het geamendeerde Protocol van 1996 en het Protocol inzake de ruiming van explosieve oorlogsresten van 2003 vormen het internationale juridische kader om de willekeurige dood en vernieling van deze wapens te stoppen en het menselijke lijden te verzachten. De doeltreffendheid van deze verdragen is afhankelijk van het toenemende aantal staten dat deze verdragen onderschrijft en effectief uitvoert.

Drie vierde van alle staten zijn partij bij het Ottawa-verdrag. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag is het gebruik en de productie van antipersoonsmijnen drastisch verminderd en geldt als het ware de facto een ban op de handel. Meer dan veertig miljoen mijnen in voorraad werden vernietigd en volgens de Landmine Monitor werden in 2005 de hoogste productiviteit in ontmijning bereikt in de moderne ontmijningsgeschiedenis.

Niettegenstaande de verwezenlijkingen van de voorbije tien jaar, blijven de uitdagingen aanzienlijk. De deadline van tien jaar voor de volledige ontmijning van getroffen gebieden verstreek voor een aantal staten op 1 maart 2009. Voor staten die de deadline niet haalden, voorziet het verdrag de mogelijkheid uitstel te verkrijgen. Dit moest echter op een geloofwaardige manier gebeuren die het verdrag niet ondermijnt en de nodige druk behoudt om de ruiming binnen een wel omlijnde periode te realiseren.

Protocol

Einde 2007 waren 35 staten partij bij het Protocol inzake explosieve oorlogsresten van 2003. Momenteel zijn 87 staten partij bij dit verdrag. Het verdrag trad in werking op 12 november 2006. Het heeft tot doel de impact van niet-ontplofte en achtergelaten explosieven voor de burgerbevolking te verminderen, in het bijzonder door duidelijke verantwoordelijkheden af te spreken tussen de conflictpartijen inzake de ruiming en de bescherming van de bevolking in afwachting dat dit gebeurt. Staten moeten een veelheid aan praktische maatregelen nemen om het protocol uit te voeren:

  • nationale systemen uitwerken om explosieve oorlogsresten te registreren en bij te houden
  • informatie vrijgeven over alle gebruikte munitie tijdens de vijandelijkheden

Zowel het Ottawa-verdrag als het Protocol inzake explosieve oorlogsresten zijn verdragen waarin staten zich verplichten tot bijstand, verzorging, rehabilitatie en socio-economische integratie voor slachtoffers van het gebruik van deze wapens.

Relevante bepalingen

Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan

Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen

Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen (herziening)

Protocol inzake de explosieve oorlogsresten bij het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben