Verenigde Naties en het internationaal humanitair recht

De Verenigde Naties (VN) werden op 24 oktober 1945 opgericht om de internationale vrede en veiligheid te handhaven en indien nodig te herstellen.

Aanvankelijk geen plaats voor het IHR in de VN

De organisatie wilde in de eerste plaats gewelddadige conflicten vermijden en een vreedzame oplossing ervan bewerkstelligen. Voor het internationaal humanitair recht (IHR) was er in deze filosofie geen plaats. Volgens de stichters van de VN zou de erkenning en bevordering van regels die van toepassing zijn tijdens gewapende conflicten het vertrouwen in de VN ondermijnen.
Ook de Vier Verdragen van Genève van 1949, die vier jaar later tot stand kwamen, maken geen melding van enige rol of taak voor de VN.

Geleidelijk meer aandacht voor het IHR bij de VN

In deze enigszins gespannen relatie kwam geleidelijk verandering. De VN kreeg steeds meer aandacht voor het IHR en erkende het bestaan en het belang ervan. De Algemene Vergadering (en later ook de Veiligheidsraad) riep haar leden op om de Vier Verdragen van Genève en later de Twee Aanvullende Protocollen te ratificeren en de daarin opgenomen verplichtingen na te leven.

Belangrijke initiatieven van de VN

Sindsdien is het vooral - maar zeker niet uitsluitend - de Veiligheidsraad die op het gebied van het IHR belangrijke initiatieven heeft genomen:

  • Tribunalen: de oprichting, respectievelijk in 1993 en 1994, van het Joegoslavië- en het Rwanda-Tribunaal zijn een eerste voorbeeld. Voor het eerst riep de VN immers niet uitsluitend op om het IHR in gewapende conflicten na te leven, maar besliste het ook om personen die zich schuldig maakten aan inbreuken op dit recht, zelf te berechten en te bestraffen. De oprichting van een Internationaal Strafhof in 1998 gaf een definitieve vorm aan de internationale vervolging en bestraffing van ernstige inbreuken op het IHR. 
  • Maatregelen en sancties: uit verscheidene resoluties van de Veiligheidsraad blijkt dat flagrante en wijdverspreide schendingen van het IHR een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid kunnen vormen. Een dergelijke vaststelling kan leiden tot de afkondiging van maatregelen en sancties onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Eveneens van belang zijn de initiatieven van de Veiligheidsraad om specifieke aandacht te vragen voor de positie van burgers en kinderen in gewapende conflicten.
  • VN-blauwhelmen: ook inzake de toepassing van het IHR tijdens VN-vredesoperaties is een belangrijke evolutie waar te nemen. Hoewel de VN hier aanvankelijk nauwelijks aandacht aan besteedde, erkent de VN vandaag dat regels van het IHR van toepassing zijn op VN-blauwhelmen wanneer zij actief deelnemen aan een gewapend conflict. Niettemin is er nog geen formeel engagement van de VN om alle relevante verdragen inzake het IHR na te leven.
  • Algemene Vergadering: de Algemene Vergadering van de VN ondernam inspanningen om het gebruik van bepaalde wapens in gewapende conflicten aan banden te leggen. Het onder de auspiciën van de VN gesloten Verdrag inzake antipersoonsmijnen (1997) is hiervan een voorbeeld