Menselijke schilden

Sinds de Golfoorlog van 1990-1991 maakt het begrip ‘menselijk schild’ deel uit van de basiswoordenschat in gewapende conflicten. Het verwijst naar het intentioneel gebruik van burgers of krijgsgevangenen om strijders of militaire objectieven tegen aanvallen te beschermen, een tactiek uitdrukkelijk verboden door het internationaal humanitair recht. Tijdens de voorbije 15 jaar werden in tal van internationaal en niet-internationaal gewapende conflicten personen als menselijk schild gebruikt.

Vermelding in verdragen

In de Verdragen van Genève en hun Aanvullende Protocollen is het begrip ‘menselijk schild’ nergens woordelijk terug te vinden. De Engelstalige tekst gebruikt wel het werkwoord ‘to shield’, in het Nederlands vertaald als ‘afschermen’ of ‘dekken’. Ondanks het ontbreken van een expliciete vermelding in de verdragen, heeft het begrip vandaag een vaste plaats veroverd binnen het internationaal humanitair recht. Regel 97 van de studie Gewoonterecht van het ICRC bevat een verbod op het gebruik van menselijke schilden en ook in de rechtspraak van het Joegoslavië-Tribunaal vindt men talrijke verwijzingen. Andere verdragen vermelden niet de term ‘menselijk schild’, maar verbieden wel de praktijk van strijders om burgers en krijgsgevangenen te laten fungeren als doelwit voor de bescherming van strijders.

Relevante bepalingen

ICC Statuut art.8(2)(b)(xxii); GC III art.23(1); GC IV art.28; AP I art.51 (7) en art.58 (a); CIHIL studie regel 97