Niet-Internationaal gewapende conflicten

In de laatste decennia heeft het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) zich toegelegd op de moeilijke taak om haar beleidslijnen te herevalueren in het licht van situaties van niet-internationale gewapende conflicten. Aanvankelijk regelden internationale verdragen enkel de relatie tussen staten, ook in oorlogstijd. Het toenemend aantal gewelddadige niet-internationaal gewapende conflicten heeft de overtuiging doen toenemen dat een aantal fundamentele rechten in niet-internationale conflicten een zaak zijn voor de internationale gemeenschap en niet uitsluitend voor de betrokken staat.

Uitbreiding mandaat

Het ICRC heeft geleidelijk aan ervaring opgebouwd in niet-internationale conflicten, door bijvoorbeeld sinds 1872 hulp te bieden aan partijen bij niet-internationale conflicten. Telkens als het ICRC op de één of andere manier humanitaire hulp verleende, breidde het haar mandaat verder uit naar niet-internationale conflicten.

Verdragen van Genève

Gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève (1949) geldt voor niet-internationale conflicten waarbij de regering tegen niet-statelijke georganiseerde gewapende groeperingen vecht, of ingeval twee of meer georganiseerde gewapende niet-statelijke groeperingen tegen elkaar strijden. Gemeenschappelijk artikel 3 definieert ‘gewapende conflicten’ niet, maar heeft wel enkele criteria vooropgesteld:

  • De partijen bij het conflict moeten zich onderscheiden van de burgerbevolking en moeten minimaal een zekere organisatie- en commandostructuur hebben.
  • De gewapende conflicten moeten een minimumintensiteit hebben. De intensiteit wordt bepaald door een evaluatie van de feiten met betrekking tot het wapengebruik, de duur en het aantal slachtoffers.
    Gemeenschappelijk artikel 3 is dus niet van toepassing bij interne onrust, zoals bij opstanden en sporadische gewelddadige handelingen.

Protocollen

In 1977 werden er twee Protocollen aan de Verdragen van Genève toegevoegd. Protocol II voorziet in een regelgeving voor niet-internationale gewapende conflicten en versterkt de minimumbepalingen inzake bescherming bij conflicten.

Protocol II is beperkter dan gemeenschappelijk artikel 3 en heeft alleen betrekking op conflicten tussen de strijdmacht en dissidente gewapende groeperingen met een commandostructuur. Van de gewapende groepering wordt bovendien verondersteld dat ze controle uitoefenen over een deel van het grondgebied en bij machte zijn om militaire operaties op te zetten.

In een situatie van gewapend geweld waarop de bepalingen van het internationaal humanitair recht (IHR) niet van toepassing zijn, is het humanitair werk van het ICRC gebaseerd op het recht van initiatief zoals het beschreven staat in de statuten van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging die aangenomen zijn op een internationale conferentie van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging.

Regels van de internationale mensenrechten

Situaties van intern geweld die niet onder de categorie van gewapende conflicten vallen, staan klaarblijkelijk buiten het bereik van het IHR. In dat geval worden de regels van de internationale mensenrechten gehanteerd, die het geweld door overheidsactoren sturen en die fundamentele garanties verstrekken. Deze basisregels uit de internationale mensenrechten kunnen het best begrepen worden als ‘humanitaire principes’, vooral omdat het ‘recht op leven’ en het ‘recht op menselijke waardigheid’ zowel in de internationale mensenrechten als in het IHR voorkomen.

Relevante bepalingen

AP II en GC gemeenschappelijk artikel III